Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet ijzeren masker.Ziet hier, ter zaake van het ijzeren Masker, eene nieuwe verklaaring, behalven zoo veele anderen, welke men van dit voorval heeft tragten te geeven; dezelve heeft haar voor en tegen, waaromtrent wij de beslissing aan onze Leezers overlaaten. De Hertog van Mantua, in den jaare 1685, zich tegen de ontwerpen van Frankrijk willende verzetten, | |
[pagina 601]
| |
zondt zijnen Staatsdienaar na alle de Hoven van Italie, om hen te beweegen tot het aangaan van eene zamenspanning tegen hunnen gemeenen vijand. Dien Zendeling, die een zeer bekwaam onderhandelaar was, gelukte het, alle de Mogendheden van Italie over te haalen om te treeden in de maatregelen van zijnen Meester. De Hertog van Savoie schoot nog alleen over; hij begaf zich na Turin, om hem van de belangen van Frankrijk wendig te maaken. Het Kabinet van Versailles, van de handelingen diens Staatsdienaars onderrigt, gaf daaromtrent zijne bevelen aan den Markgraave d'arcij, thans Gezant van Frankrijk te Turin. Al aanstonds maakte deeze zijn werk om den Zendeling des Hertogs van Mantua met beleefdheden te overlaaden. Hij nodigde hem op verscheiden vrolijke partijen, onder andere op eene jagtpartij, die hen tot aan Pignerol afleidde, eene stad, toenmaals aan Frankrijk behoorende. Zoo dra zij zich op het Fransche grondgebied bevonden, greepen omgekogte lieden den Mantuaanschen Staatsdienaar, vervoerden hem na Pignerol, en van daar na de Eilanden St. Margareta, alwaar hij onder de bewaaring bleef van den Heere de st. marc en den Majoor rosarges, tot in den jaare 1690, toen zij bevel ontvingen om hem na de Bastilje over te brengen. Twee jaaren bleef men onkundig van het lot des Staatdienaars van Mantua, wanneer, in den jaare 1687, in het kortbegrip der Geschiedenisse van Europa, een brief verscheen, geschreeven uit Turin, verslag doende van de wijze, op welke hij verdweenen was; doch vermits de Fransche Gezant zijne maatregels zoo wel hadt genomen, dat het bijkans onmogelijk was, bewijzen van dit geval voort te brengen, vondt men geraaden, hetzelve stellig te ontkennen. Op 19 November 1703 stierf het ijzeren Masker in de Bastilje, en wierdt 's anderendaags op het Kerkhof van St. Paulus begraaven. Dit blijkt uit het dagverhaal van dujonca, 's Konings Luitenant van de Bastilje. In het Register van de Wijk van St. Paulus staat aangeteekend, dat op 20 November 1703 aldaar is begraaven zekere marchiali, in tegenwoordigheid van den Majoor rosarges en den Wondarts der Bastilje. Maar rosarges was de zelfde, die het ijzeren Masker hadt bewaard op de Eilanden St. Margare- | |
[pagina 602]
| |
ta, en de naam marchialiGa naar voetnoot(*), zijnde Italiaansch, versterkte het vermoeden. Ter bekragtiginge van deeze gissinge voert men aan, dat lodewijk de XV aan den Hertog de choiseul hadt gezegd, dat hij zich aangaande de historie van het ijzeren Masker hadt doen onderrigten; dat hij door dien Staatsdienaar dringende verzogt zijnde, hem in vertrouwen te melden 't geen hij daarvan wist, deeze Vorst in zijn verzoek niet hadt willen bewilligen, maar dat hij vervolgens hadt voldaan aan het aanhoudend verzoek van Mevrouwe de pompadour, haar zeggende, dat deeze persoon een Italiaansch Staatsdienaar was; en dat deeze Dame het aan den Hertog wederom hadt verhaald, enz. Men voegt hiernevens het berigt van zekeren souchon, met het bovenstaande overeenstemmende, op dit eene na, dat souchon zegt, dat het een Gezant van het Keizerrijk aan het Hof van Turin was, in plaats van Gezant des Hertogs van Mantua, en dat hij hem negen jaaren laater laat sterven op de Eilanden St. Margareta. Deeze souchon, Kadet in de Vrij-kompagnie Castellane, was in het geheim van den Heere de st. marc geweest, raakende dit onderwerp. 't Geen hij van deeze anekdote wist, teekende hij aan in eene Memorie, medegedeeld aan den Abt barthelemi, door den Heer castellane. Men wikke het berigt van deeze zoo wijd van elkander loopende getuigenissen, zoo in tijd als plaats, den Turinschen brief, de Memorie van souchon, de bekentenis van lodewijk den XV, allen echt en zoo wel te zamenstemmende; en de gissing, dat het ijzeren Masker geene andere dan de eerste Staatsdienaar des Hertogs van Mantua was, wordt hoogst klaarblijkelijk. |
|