| |
| |
| |
De voornaamste leevensbijzonderheden van Lord Macartneij.
(Uit het Engelsch.)
‘Afwisselend moeten de Leevensbeschrijvingen in ons Mengelwerk weezen, en, zo wij vertrouwen, ontbreekt het dezelve niet aan dit vereischte: wij meenen een nieuw blijk daarvan te zullen geeven met de Leevensbijzonderheden van Lord g. macartneij, onzen Landgenooten, in naam, door twee zijner uitsteekendste verrigtingen, als Hoofd des Engelschen Gezantschaps na China, en als Gouverneur aan de Kaap de goede Hoop, bekend.’
Zijne Lordschap george macartneij zag het eerste leevenslicht in Februarij des jaars 1737; was de Zoon van george macartneij, Esq. en elizabeth winder, Dogter van den Eerw. john winder. Naa de kinderlijke kundigheden en de ter Letteroefeningen voorbereidende weetenschappen aangeleerd te hebben, zette hij, in Trinity-College te Dublin, zijne studien voort, en beklom ten jaare 1759 den trap van Meester der Kunsten.
Ten Hove van St. James ingeleid, ontwaarde men spoedig, dat hij bekwaamheden bezat, die hem ten dienste zijns Vaderlands zeer geschikt maakten. In de maand Augustus des jaars 1764 werd hij benoemd tot Buitengewoon Gezant bij de Keizerinne van Rusland. Grootlijks was hij die aanstelling verschuldigd aan de kennis, welke hij gekreegen, en de vriendschap, welke hij aangegaan hadt, op eene reize op het vaste land, met Mr. stephen fox, naderhand Lord holland, oudsten Broedor van den tegenwoordigen Secretaris van Staat voor de Buitenlandsche Zaaken, en Vader van den tegenwoordigen Lord holland. De hoofdzaak deezes Gezantschaps was het bewerken eens Handelverdrags tusschen Engeland en Rusland. Door bedaardheid en geduld, alsmede de bekwaamheid, om alle zwaarigheden, hem door ande- | |
| |
ren in den weg geworpen, te boven te komen, wist hij de zaaken zo te schikken, dat zijne verrigtingen overeenstemden met het verlangen der Britsche Kooplieden te Petersburg, en den last, hem door het Engelsch Staatsbestuur gegeeven. Bij een Artikel in dit Verdrag werd bepaald, dat van goederen, uit de Russische Havens uitgevoerd, de Groot-Brittannische Kooplieden niet meer zouden betaalen, dan de Russische Onderdaanen: door dit middel kwam de geheele uitvoerende handel in de handen der Engelschen, en stelde hetzelve de Engelsche Kooplieden in staat om den Russischen handel boven eenigen mededinger te drijven. Te deezer gelegenheid ontving hij van de Engelsche Kooplieden te Petersburg een brief van dankbetuiging. - In 't jaar 1766 ontving hij van den Koning van Poolen het oudste Koninglijke Ordeteken van den Witten Adelaar, en hij werd tot
Buitengewoon gevolmagtigd Gezant des Britschen Hofs verheven, in welke hoedanigheid hij het gemelde Handelverdrag sloot en tekende.
Korten tijd daarnaa keerde hij na Engeland weder, en tradt in den Echt, ten jaare 1768, met Ladij jane stuart, tweede Dogter van john, Graaf van bute, door wien hij in verbintenis kwam met Sir james lowther: de invloed van dien Heer deedt hem, in April 1769, tot een der Representanten voor Cockermouth verkiezen. In het volgend jaar benoemd zijnde tot eersten Secretaris van den Marquis townsend, toen Lord Lieutenant van Ierland, nam hij de veelvuldige en moeilijke pligten, aan dien post verbonden, waar, op eene wijze, die den Koning zo zeer behaagde, dat hij hem, ten jaare 1772, met de Orde van Bath begiftigde.
De bekwaamheden en de ondervinding van Sir macartneij deeden hem bij het Engelsch Staatsbestuur aanzien voor den man, allergeschiktst om het Gouverneurschap van Grenada en het daaraan onderhoorige in de West-Indiën te bekleeden. Zijne aanstelling hiertoe verkreeg hij ten jaare 1775.
De aangevangen twist met de Americaansche Volkplantingen, de jaloezien en staatzugtige oogmerken van Frankrijk en Spanje, en de ligging deezer Eilanden zo nabij het tooneel van oorlogsbedrijven, spelden hem grooter moeilijkheden, dan eenig Gouverneur vóór hem ondervonden hadt; nogthans nam hij dit Gouvernement meer dan drie jaaren waar, op eene wijze, die den volke
| |
| |
hoogst wel beviel. - In den jaare 1779 werd Grenada door de Franschen aangevallen. Schoon de Gouverneur alles deedt, en daarin door de Inwoonders met den grootsten ijver en werkzaamheid ondersteund werd, was de wederstand, dien zij konden bieden aan de welaangevoerde Fransche magt, niet in staat, iets van beduiden uit te voeren. Grenada ging aan de Franschen over. Naa de bemagtiging deezes Eilands werd zijne Lordschap als krijgsgevangen na Frankrijk opgezonden, doch schielijk ontslaagen: eer hij na Europa overstak, vervoegden de aanzienlijkste Inwoonders van Grenada zich bij hem, met eene dankbetuiging voor de wijsheid en regtvaardigheid zijns gedrags, terwijl hij over hun het bewind voerde, en voor den bestendigen ijver voor hun welvaaren, geduurende dien tijd altoos betoond.
Vóór dat dit plaats greep, hadt het zijner Majesteit behaagd, hem tot de waardigheid van Pair van Ierland te verheffen, onder den Titel van Lord macartneij, Baron van Lissamoure, in het Landschap Antrim. Kort naa zijne wederkomst in Engeland, in 't jaar 1780, werd hij gekoozen tot Representant voor Beralston in het Britsche Parlement.
Terwijl Lord macartneij zich op Grenada bevondt, ging hij eene naauwe vriendschapsverbintenis aan met Mr. staunton, die, naa de Geneeskunde eenige jaaren uitgeoesend te hebben, eigenaar geworden was van een Landgoed op dat Eiland. Deeze Heer werd, op de uitnoodiging van zijne Lordschap, zijn Secretaris: in deezer voege te zamen werkende, werd hunne vriendschap meer en meer bevestigd, en hieldt niet op dan met het leeven van Mr., naderhand Sir, george staunton.
Lord macartneij werd in December des jaars 1780 benoemd tot Gouverneur en President van het Fort St. George, in de Oost-Indiën. In dit Land kwam hij op eenen tijd, welke het bestuur aldaar hoogst moeilijk maakte. Tippo sultan was toen in de volle kragt zijns wijdstrekkenden vermogens als Souverain van Mysore, en knelde de onderdaanen en de bondgenooten der Compagnie met eenen zwaaren oorlog. Terwijl de Generaal stuart alles beschikte om den Gouverneur af te zetten en in de gevangenis te werpen, voorkwam Lord macartneij dit tegen hem gesmeed ontwerp, en beval zijnen Secretaris staunton, den Generaal in hegtenis te neemen; een bevel, door deezen met eene zonder- | |
| |
linge onverschrokkenheid en daarmede gepaarde voeglijkheid volvoerd. - Zints deezen tijd werd 's Gouverneurs gezag volkomen hersteld, en een Vredesverdrag met tippo, onder Lord macartneij's opzigt, gelukkig geslooten.
Geen van de voordeelen, daaruit ontstaande, was aangenaamer, dan de in vrijheidstelling van een aantal Engelsche Officieren, die, geduurende den oorlog, krijgsgevangenen geworden waren door de Legermagten van hyder-ali en diens Zoon tippo sultan. Deeze Officieren, die eenen allerhardsten staat van gevangenisschap uitgestaan hadden, booden den Gouverneur een Dankschrift aan, vol van de sterkste betuigingen hunner verpligting wegens de verlossing uit den deerlijksten toestand.
In het tijdsverloop van vier jaaren hadt zijne Lordschap zo volkomen blijk gegeeven van zijne diensten ten voordeele van de zaaken der Oost-Indische Compagnie, dat hij in 't jaar 1785 benoemd werd tot den gewigtigen post van Gouverneur-Generaal van Bengale; eene waardigheid, voor welke hij bedankte.
Met den aanvange des jaars 1786 keerde Lord macartneij in Engeland terug. Zijne gedaane diensten voldeeden dermaate aan de Oost-Indische Compagnie, dat hij andermaal verzogt werd, op nieuw derwaards te gaan, en het oppergezag in Indie te aanvaarden. Hij bleef zulks weigeren. - Van zijne inkomsten en voordeelen, verkreegen door den post, dien hij te Madras bekleedde, deedt hij rekening onder eede; waaruit bleek, dat hij niets verkreegen hadt, dan 't geen uit zijne jaarwedde voortsproot, en uit toeslagen, gewettigd door het Bestuur, 't welk het vereerendst openbaar getuigenis gaf van zijne gemaatigd gestelde rekening, door hem een jaargeld van 1500 P. St. toe te leggen, als eene belooning voor de gewigtige diensten, der Maatschappije beweezen.
Van Madras wedergekeerd, bleef hij eenige jaaren t'huis, zich onledig houdende met veelerlei verrigtingen, in het genot van de verkeering met zijne vrienden, een voorbeeld geevende van een niet min aangenaam gezel in 't gewoone leeven, dan hij voorheen betoond hadt bij zijne amptsbekleedingen. Ten jaare 1788 nam hij, voor de eerste keer, zitting in het Iersche
| |
| |
Huis der Pairs, en bekleedde eenige posten van minder belang in dat Land.
Nu zijn wij gevorderd tot een tijdperk, 't welk voor dien Edelman aangemerkt mag worden als het belangrijkste zijns leevens; wij bedoelen zijne benoeming tot Afgezant des Hofs van Groot-Brittanje bij den Keizer van China, in den jaare 1792. - Dit Gezantschap werd oorspronglijk ondernomen met oogmerk om eenige veranderingen te bewerken, en eenige vergoeding te verkrijgen, wegens verscheide bezwaaren, door de Engelschen te Canton geleden, en eene nadere verbintenis met het Hof van China te bewerken. In het bevorderen van persoonen tot ampten, voegt het elk Minister van een grooten en magtigen Staat, even zeer op zijne hoede te weezen tegen zijne eigene vooringenomenheden, als tegen de aanzoeken van zijne naaste en geliefdste kennissen; en hij bevindt zich eerst volkomen gerust en veilig, wanneer zijn bijzonder begrip overeenkomt met de algemeene stem: - zodanig was het geval, in de benoeming van een Gezant na China.
Lord macartneij behoorde onder het getal der zodanigen, wier agting gevestigd was, wegens bekwaamheid, braafheid, en geschiktheid tot eene werkzaame bediening. Weinigen hadden de proef doorgestaan in eene grootere verscheidenheid van omstandigheden; en hij was misschien de eenige man, wiens gedrag, bij zijne terugkomst uit Indie, waar hij een zo aanzienlijk ampt bekleed hadt, door de tegen elkander aangekante partijen in de wetgeeving eenpaarig werd toegejuicht; en zijne vrienden smaakten het genoegen, dat zij, op denzelfden dag, zijne lofspraak hoorden van de lippen der twee groote tegen elkander overgestelde aanvoerders in het Huis der Gemeente. Naa, gelijk wij verhaalden, het algemeen Bevelhebberschap van Bengale te hebben van de hand geweezen, - een Bevelhebberschap, in magt en voordeelen ongetwijfeld verre uitsteekende boven eenigen anderen post, die ter aanprijzing of gifte van het Ministerie staat, - was een bezoek af te leggen aan het Hof van Pekin, om verscheide redenen, zo uitlokkend, en boodt zo veel voldoenings aan voor een' Man van vuurigen en onderzoeklievenden aart, dat hij, op de eerste kennisgeeving, gereedlijk daarin toestemde.
Lord macartneij maakte geen beding met het Gou- | |
| |
vernement, bij het aanvaarden van dit Gezantschap; maar Mr. dundas (thans Lord melville), toen Secretaris van Staat, die dit geheele werk ondernam en regelde, en aan wien alle voordeel, daaruit ontstaan of nog te wagten, moet toegeschreeven worden, stondt aan zijne Lordschap toe, de benoeming van de persoonen, die de onderscheidene posten in dit zonderling Gezantschap zouden bekleeden.
Alle dingen gereed zijnde, en de Schepen te Portsmouth liggende, vervoegden zich allen, die den Gezant zouden vergezellen, ten getale van omtrent honderd persoonen, bij zijne Lordschap, in September 1792, om scheep te gaan aan boord van the Lion en the Indostan, welke Schepen den 26sten dier maand uit Portsmouth in zee staken.
Het verhaal van het voorgevallene op dat Gezantschap kan hier geene plaats vinden; ook is in elks handen de Reis van Lord macartneij na China, door Sir george staunton, Secretaris der Ambassade, en benoemd Minister Plenipotentiaris bij afweezigheid des Ambassadeurs; en die van Mr. anderson, een van het gevolg des Gezants.
Naa bijkans twee jaaren afzijns, keerde zijne Lordschap in Engeland weder, landende te Portsmouth op den 6den September 1794. Van deezen tijd waren meer dan vijf maanden in China doorgebragt; in welk Land, van Zhe-hol tot Canton, het Gezantschap, op de terugreize, meest te water den weg afleide, eene uitgestrektheid van ten naastenbij twintig graaden breedte. Om aan zijne Lordschap getuigenis te geeven wegens de gedaane diensten, behaagde het zijner Majesteit, hem tot den rang van Graaf te verheffen. In Junij des jaars 1796 verkreeg hij den titel van Baron macartneij, van Parkhust in Sussex. - Over de bejegeningen, dit Gezantschap ontmoet; over de voordeelen, daaruit gebooren, wordt zeer verschillend gesproken en geschreeven. Eenigen beweeren, dat de Engelsche Handel op China daardoor veel bevoordeeld is, en dat de Britsche Onderdaanen, waar zij toegang hebben in dien oord, met meer agtings bejegend worden.
Wanneer de Kaap de goede Hoop door de Engelschen vermeesterd en den Hollanderen ontweldigd was, werd Lord macartneij uit een post in 's Lands dienst in Italie opgeroepen, en tot Gouverneur over die Volkplanting
| |
| |
benoemd. Hij aanvaardde dien post, en volvoerde denzelven op eene hem eere inleggende wijze. Staande zijne Lordschaps verblijf aan dien Uithoek van Africa, bevlijtigde hij zich inzonderheid om de Engelsche wijze van Landbouw aldaar in te voeren, met inzigt om het lot der Inwoonderen te verbeteren. Hij bezigde alle beweegen drangredenen, om hun allen mogelijk voordeel van hunnen grond te doen trekken, en tragtte hun over te haalen om de verbeterde Engelsche wijze van Landbouw daar aan te neemen. Dan deeze zijne oogmerken waren van geen vrugtgevolg, ter oorzaake van den diepgewortelden afkeer der Hollanderen van alle verandering in hunne wijze van doen - Naa dat zijne Lordschap eenigen tijd aan de Kaap geweest was, liet hij uit Engeland een zeer bedreeven Landbouwer komen, om den Inwoonderen de voordeeligste wijze van Landbouw te leeren; doch, schoon deeze de bemoedigendste hoop gaf op een rijken oogst, waren de Hollandsche Bouwboeren niet over te haalen om hunne wijze van Landbouw te veranderen en te verbeteren; zij zeiden: ‘Geen Engelsche wijze voor de Landbouwers aan de Kaap: deeze moge in hun Land goed weezen; wij willen, om hun te believen, niet van gewoonte veranderen.’ - Dit is de taal der Onkunde en des Vooroordeels.
Lord macartneij heeft, naa zijn Bevelhebberschap aan de Kaap, zich weder na Londen begeeven, is aldaar op den 31sten Maart deezes jaars 1806 overleden en zonder eenige pragt begraaven, een grooten schat zijnen Erfgenaamen nalaatende. |
|