Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 554]
| |
thon, Dogter eens rijken Koopmans van Calais, werd den achtsten Februarij des jaars 1685 te Parijs gebooren. De voortgang zijner jeugdige letteroefeningen was ongemeen snel: onder deeze waren de lessen in de Aardrijks- en Geschiedkunde, hem gegeeven door claude de l'isle, Vader van den beroemden Aardrijkskundigen. Zijne letteroefeningen verleevendigde en versierde hij door eene drukke verkeering met agtenswaardige Vrienden, afgewisseld door die met de Zanggodinnen. Van zijne vroegste jeugd af bespeurde men, dat hij scherp- en snelheid van begrip vereenigde met eene groote zagtaartigheid. Geduurende de twee jaaren, welke hij doorbragt in de Societeit van het Oratorij, en welke hij naderhand als de gelukkigste van zijn geheele leeven roemde, woonde hij het Tooneel veel bij, zonder de Kerk te verzuimen, en trok zijn voordeel beurtlings van massillon en racine. Zestien jaaren bereikt, en het Ordeskleed aangenomen hebbende, stelde hij eene Lijkreden op over den Abt de rancé, strenger gedagtenisse. Hij vervoegde zich tot massillon met deeze proeve van kansel-welspreekenheid; hij ontdekte, dat deeze keurmeester bij het eerste gedeelte glimlachte, en bij het laatste geeuwde: hierop nam de jeugdige Schrijver het besluit, waarin hij weinig wedergaden heeft, om het opstel in 't vuur te werpenGa naar voetnoot(*), en af te zien van eene loopbaane, waarin hij voorzag niet te zullen uitmunten. Schoon de Heer hénault, ten jaare 1706, de daartoe vereischte jaaren nog niet bereikt hadt, werd hij tot Raadsheer in het Parlement aangesteld. In den loop van de twee volgende jaaren behaalde hij den Eerprijs der Welspreekenheid bij de Fransche Academie, alsmede bij de Societeit der Bloemspelen te Toulouse. Met den jaare 1710 werd hij aangesteld tot Voorzitter der eerste Kamer van Verzoekschriften; een post, welke zijne aandagt verscheide jaaren lang bezig hieldt, | |
[pagina 555]
| |
nevens het beoefenen der Regtsgeleerdheid, in verscheide vakken. Zijnen Vriend, den Graaf de morville, vergezelde hij, bij diens Gezantschap na 's Gravenhage. Zijn heusche en verpligtende ommegang deedt hem de agtiug en vriendschap verwerven van de voornaamste Leden des Staatsbestuurs van de Vereenigde Gewesten, en bijzonder van den Raadpensionaris heinsius, die, in zijne tegenwoordigheid, de strengheid zijner Republikeinsche begrippen maatigde. Bij het aftreeden van den Cardinaal dubois, in 1723, werd hénault verkoozen om diens plaats bij de Fransche Academie te vervullen. De eerste druk van zijne Tijdrekenkundige korte Opgave der Historie van Frankrijk zag in 1744 het licht. Dit Werk is veele maalen herdrukt, in het Italiaansch, Hoogduitsch, Engelsch, en zelfs in het Chineesch, vertaald. Ten jaare 1755 werd hij Lid van Eer bij de Academie der Opschriften en Fraaije Letteren: reeds vroeger was hij als Lid aangenomen bij die van Nancij, Berlijn, en Stokholm: maar de aanstelling, welke hem meest voldeedt, was die van Opperopzigter over het Huishouden der Koninginne; een post, welke hij voor een zijner Vrienden verzogt hadt, doch die haare Majesteit hem gulhartig opdroeg. De groote voordeelen van dit ampt deelde hij met Madame de coubert, Weduwe van den voorigen Opperopzigter. Tot versterking van zijne gezondheid, die nooit zeer bloeijend was, bezogt hij te meermaalen de wateren van Plombieres, en deedt bij wijlen uitgestrekter reizen. Op een zijner laatste deedt hij een toer door Zwitzerland, in gezelschap zijns Vriends, den Marquis de paulmij, die als Gezant derwaards trok. De Heer lebeau vermeldt, dat hénault in den jaare 1763 met een schielijken dood gedreigd werd; dat hij met gelaatenheid dit tijdstip zag naderen, en zich het zeggen van Madame de sévigné herinnerde: Ik laat geene anderen dan schreijenden naa! Wanneer hij den volgenden morgen verklaard werd buiten gevaar te zijn, sprak hij: Nu weet ik wat sterven is, en 't zal mij vervolgens niet vreemd weezen! Hij overleefde dit toeval niet meer dan zeven jaaren; een leevenstijdperk, 't welk, gelijk alle de voorgaande, zagt en gerust was. Dankbaar aan den Hemel, en onderworpen aan gods wil, bemerkte hij | |
[pagina 556]
| |
zijne staag toeneemende verzwakking met een gelaaten en gerusten geest, die ten overvloede toonde, dat zijne buitengemeene zagtheid van aart geenzins tot zwakheid oversloeg. Hij stierf, den vier-en-twintigsten December 1770, in het 86ste jaar zijns ouderdoms. - Ten jaare 1714 trouwde hij aan Mejuffrouw le bat de montagris, die een voornaam ampt bij de Kroon bekleedde. Zij stierf in 't jaar 1728, zonder hem Kinderen na te laaten; doch hij nam die zijner Zuster aan. De Heer lebeau zegt. Om het Pourtrait van deezen zeldzaamen Man te voltooiien, zal ik een penseel leenen, zo keurig als de trekken zijns Characters. Het volgende is de kenschets, van hem bij zijn leeven gegeeven door eene Dame, die zich meer onderscheidde door de bevalligheden van haaren geest, dan door de hoogheid van haaren rang. ‘De Voorzitter hénault vereenigt in zich, bij uitgebreide kennis, eene even gelijke gemaklijkheid en kiescheid van zeden. Hij behoort tot de eerste rangen der Maatschappije; zijne geestigheid is leevendig en beminnelijk teffens, en zijn onderhoud vol geestige wendingen, zonder tot lafheden te vervallen. In geen talent is hij gebrekkig - het ernstige, het vrolijke, voegt hem even goed; alles valt binnen zijnen kring. Hij is een van die, welke het grootste voordeel trekken van de twee uitersten. Zodanig is hij in de wereld. Zijne zedigheid, welke de grondtrek van zijn Character uitmaakt, heeft lang een floers verspreid over de diepdoordringenheid zijner letteroefeningen; en de gelukkige omstandigheden, waarin zijne Vrienden verkeerden, hebben hem langen tijd beroofd van de gelegenheid, om de gevoeligheid van zijn hart te ontdekken. De uitsteekende Werken, welke het hem behaagd heeft in het licht te zenden, hebben in 't einde ontdekt de wijde uitgestrektheid zijner kundigheden; en wij weeten thans maar al te wel, met welk een edelmoedigen ijver hij het welweezen zijner ongelukkige Vrienden behartigde.’ - Welk een lof voor 's Mans verstand, en teffens voor zijn hart! |
|