Koninglijke mildheid en krijgsmans edelmoedigheid.
(Uit de Souvenirs van M. thiebault.)
Fredrik de groote was niet alleen gemeenzaam met zijne Soldaaten, zo verre de paalen van goede krijgstugt gehengden, maar ook met zijne Officieren; doch die gemeenzaamheid was anders gewijzigd. - Een Capitein hadt, bij aanhoudenheid, zo veel ijvers en dapperheids betoond, dat de Koning hem, ten Eereteken, het Kruis van Verdiensten zondt. - ‘Mijn Vriend!’ sprak deeze tot den Page, die hem dit sieraad bragt, ‘het is een vast gebruik, dat men u daarvoor elf Ducaaten ten geschenke geeft; doch ik bezit 'er slegts weinig boven dat getal; deeze zijn mij noodzaaklijker dan het Eereteken, 't geen gij mij brengt, dewijl ik ze tot mijn onderhoud behoef. Ben ik dan de dappere Man geweest zonder dit Kruis, ik zal die zelfde Man blijven, zonder het te draagen; dit Kruis zal niets aan mijnen moed en trouwe toevoegen. Gaa, derhalven, heen, breng dit Eereteken den Koning weder, zeg hem bij de teruggave 't geen ik u zo even heb gemeld, en voeg 'er bij, dat ik zulks niet behoef om mijnen pligt getrouw te volbrengen!’
De Page keerde terug, om den Koning van den uitslag zijner zending berigt te geeven. 's Volgenden daags vaardigde fredrik den Page andermaal af met het eigenste Eereteken, doch tevens met een briefje van deezen inhoud: ‘Braave Capitein! ik had vergeeten dat ik u honderd Ducaaten schuldig was; - ik herinner het mij op dit oogenblik, en schik ze u toe. Ik hoop dat gij ze zult aanneemen, met het Kruis van Verdiensten, 't geen u desgelijks toekomt.’ - De Capitein, die gifte met deeze boodschap ontvangende, voerde den Page te gemoet: ‘Dit berigt verandert de zaak geheel en al. Mijn Vriend! ontvang, in stede van elf, tweeëntwintig Ducaaten, en zeg den Koning, dat, daar hij zijne schulden betaalt, ik ook de mijne moet afdoen!’