bestuur gedaan, waarvan wij ons alles goeds beloofden: dan zeker is het ook de pligt van ieder onzer, het zijne bij te dragen, wat hij denkt, iets tot die middelen van verbetering te zullen kunnen toebrengen.
Zeker moeten de armoede en lediggang aangemerkt worden als de voornaamste drijfveren en oorzaken van bedelarij, en daarop volgende dieverij; 't geen ongetwijfeld het eerste begin uitmaakt van die buitensporige misdaden, waarvan de loop niet dan door het schavot gestuit wordt. - Hoogstnoodzakelijk dus is het weeren van alle Leêglopers en Bedelaars, waarbij ik zonder twijfel voegen moet al dat soort van gespuis, dat, onder den naam van dobbelaars, rijfelaars en dergelijken, de Kermissen op het platte land bezoekt, en, tot algemeene verwondering, maar al te gereed toegelaten wordt, onder de armzalige verschooning, dat zulks een voordeeltje is voor de armen, of welligt ook voor den Schout, die, om een enkelde driegulden, welke dit misschien oplevert, elkeen van dat soort toelaat, om, met allerhande streken, de goede ingezetenen het geld uit den zak te halen, en hun dus openlijk in hunne dieverij bevordert.
De toestand van zaken heeft echter, tot innerlijk leedwezen van ieder weldenkend mensch, zeker menigeen van zijne middelen van bestaan beroofd, en, bij het missen van onderhoud, tot den bedelzak gebragt, als de eenige toevlugt, om in zijne nooddrnft te voorzien. En, ter oorzake van het gebrek aan een behoorlijk Armenbestuur, heeft ook die bedelarij niet geweerd kunnen worden, hoe noodzakelijk zulks ook ware.
Daar nu, gelijk ik zoo even gezegd hebbe, de verarmde Visschers verre het grootste gedeelte van den bedelenden stand, immers ten aanzien der ingezetenen van dit Gemeenebest, uitmaken, (vreemde bedelaars of landloopers tel ik niet, dewijl dezelve dadelijk opgepakt, en tot over de grenzen gebragt behoorden te worden; met verbod, om daarin immer te rug te keeren, op poene van straffe) indien, zeg ik, die menschen het grootste gedeelte van dien stand uitmaken; dan zal het zeker aan het Armenbestuur niet ontglipt zijn, dat, wanneer voor hun een behoorlijk Fonds wierd uitgedacht, zulks in de algemeene Directie eene merkelijke verligting zoude te weeg brengen.
Als wij daartoe dan eens nagaan, hoe vele Vaartuigen, zoo Hoekers als Gaffelaars, Pinken en Bezaanschuiten, van Vlaardingen, Maassluis, Enkhuizen, Zwartewaal, Middelharnis, Pernis, en de geheele zijkant, varen; zullen wij derzelver getal veilig op 300 mogen bepalen, en de waarde van alle deze, behoorlijk toe- en uitgerust, berekenen op een Kapitaal van ƒ 1,200,000-:- Voor dit Kapitaal konde, door de Reeders en Boekhouders, onderling worden opgerigt eene Maatschappij van Assurantie, waarvan ieder niet meer dan een half