Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 290]
| |
‘dat de Nieuwe Waereld voordeelen aanbiedt, die in de Oude niet gevonden worden.’ Toen de Europeaanen het Vastland van Amerika 't eerst ontdekten, wierden hunne oogen begroet door eene onmeetelijke uitgebreidheid eener met boomen bedekte woestijn. Beneden hun lagen stilstaande en stinkende poelen, bij mangel aan handen en vernuft, om tot het aftappen der wateren kanaalen te delven; een noch vaste noch vloeibaare grond; en moerassen, met vergiftige waterplanten bedekt, eeniglijk dienende tot voedzel voor vergiftige Insekten, terwijl zij den groei van kruiden, tot 's menschen gebruik geschikt, verhinderden. - De groene geëmailjeerde graszode, die het sieraad van de buitenzijde der aarde uitmaakt, en haare inwendige vrugtbaarheid aankondigt, was nergens te zien. Op de weinige plekken, die met houtgewas niet belaaden waren, hadden de Indiaanen dorpen gebouwd, en hier en daar mais geplant; andere waren met lang draadig gras begroeid, welk het vee niet wilde aanroeren, wanneer het de knoppen van boomen en planten, en zaprijke kruiden kon bekomen, aan welke het de voorkeuze gaf. Alles duidde aan, dat de Nieuwe Waereld, behalven haare bergen, eeuwen lang naa de Oude Waereld onder de zee begraaven hadt gelegen. - Laatere ondervinding heeft deeze daadzaak boven allen twijfel betoogd. Op eene zeer kleine diepte, van achttien tot vijfëntwintig voeten beneden de oppervlakte, ontmoet men een zwart ziltig oer of slibber, wiens reuk deszelfs oorsprong genoegzaam aanwijst. - De bovenste beddingen bestaan veelal uit klompen zeeschelpen, welke de tijd in kalksteenen heeft veranderd; en op veele plaatzen worden 'er beddingen van deeze schelpen, in eene onafgebrokene uitgestrektheid van eenige mijlen, in haaren oorspronkelijken onverbondenen staat gevonden. Deeze beddingen, meer dan honderd mijlen van den Atlantischen Oceaan, zijn met zeezand bedekt, van keizel doormengd, alsmede van slibber, door den regen van het Alleghany-gebergte gespoeld, en met een korst van de overblijfzels uit het groeijend rijk overtrokken. In één woord, de Natuur schijnt 'er in eenen staat van kindschheid geweest te zijn, en tijd noodig gehad te hebben, om haare werken tot volkomenheid te brengen. - Dit alles heeft de kragt van daadzaaken verkreegen, op het gezag der Amerikaansche Wijsgeerige Handelingen, en de naaspeuringen | |
[pagina 291]
| |
van kundige en geloofwaardige Reizigers, als volneij en anderen. Niets, derhalven, dan de overmaatige hebzucht en ligtgeloovigheid, waarmede de menschen de berigten wegens afgelegene gewesten aanneemen, konde ooit hen hebben doen gelooven, dat de Natuur, eenpaarig en onveranderlijk in alle haare werkingen, meer voor een nieuwen dan voor een ouden grond kon gedaan hebben, inzonderheid wanneer zij 's menschen kunst en nijverheid tegen zich heeft; en de verbaazende vrugtbaarheid van Amerika moet alleen verstaan worden van de valeien, alwaar de grond zich tot eene zeer groote diepte heeft opeengehoopt, en die, met betrekking tot het geheel, weinig te beduiden hebben. Zelfs deeze streeken brengen alleenlijk die graanen en kruiden voort, welke de Natuur voor haar berekend heeft, en niet voor die van het Oude Vastland: van hier dat de Europische landman alles van vooren af aan moet leeren; en de ondervinding alleen zal hem overtuigen, dat alle zijn arbeid en kosten verloren waren. In stede van eenen eeuwen lang beplanten grond, welken hij met geringe kosten ten zijnen nutte kan aanwenden, moet hij eenen aarvang maaken met het opdroogen van poelen, het bezorgen van afloop aan stilstaande wateren, het uitrooien van vunzige kruiden, het vellen van, om hunne ontelbaare menigte, nuttelooze boomen, en eindelijk het daarstellen van eene nieuwe of gekweekte Natuur. Bij mangel aan handen of werk, moet hij zelf deeze moeijelijke taak volvoeren; en hij zal het leeven eens Amerikaanschen landmans wijd verschillende vinden van dat tooneel van gemak, rust en overvloed, welk deszelfs lofredenaars uitgetrompet hebben, zelfs wanneer hij in de nabuurschap der beste marktstad zich hadt neergeslagen, en in de best geklaarde landen der Vereenigde Staaten. Die lofredenaars schijnen 'er niets meer van geweeten, en eveneens gehandeld te hebben als de oude Dichters, die de Gulden Eeuw bezongen. Zij hebben 'er de bekoorlijkste schilderij van opgehangen; doch zij waren onkundig, of hebben althans geen gewag gemaakt, van den dagelijkschen arbeid en zorgen; zij hebben het onderwerp behandeld als Dichters, en niet als Landbouwkundigen, - als bespiegelende, en niet als werkdaadige waarneemers. Doch indien deeze Schrijvers zelve agter den ploeg hadden geloopen, aan wind en regen blootgesteld; indien zij zelve in de moerassen gras gemaaid | |
[pagina 292]
| |
en hooi hadden gewonnen, in de hitte der brandende zon, van vliegen gebeeten, en van muskiten en muggen geplaagd wordende; indien zij het koorn hadden ingezameld, met hunne ruggen aan de zonnestraalen blootgesteld, met hunne tronien aan de uitwaassemingen der aarde, en dampende van zweet: dan zouden zij geweeten hebben, dat, indien het gebeure dat de Amerikaansche landman roozen plukke, het altijd te midden van doornen is. Die spoedig opkomende vorsten hebben ze niet bezongen, die, in den aanvang des zomers, in een enkelen nacht, alle hoop op fruit, appelen en cijder vernietigen; die elektrieke stormen, die, te midden der brandende hitte der hondsdagen, hem met winterhagel overvallen, en hem naauwelijks stroo overlaaten, daar hij koorn verwagtte. Zij verzwijgen die schielijke rukwinden, die, met stortregens verzeld, naderen, en zijn zaad uit den lossen grond wegspoelen. Geen gewag maaken zij van deeze omstandigheden, omdat zij ze nooit hebben ondervonden, of die wenschen te verbergen. Doch deeze zijn bij verre na niet alle de ongemakken, die de Amerikaansche landman heeft te verwagten. Men heeft 'er, daarenboven, zwermen van Insekten, van zoo onderscheidenen aart, zoo vraatagtig en verslindende, dat zij alleenlijk schijnen voort te komen om te vermenigvuldigen, het groeijend rijk te schenden, en te sterven. - In warme en vogtige jaaren is hunne vrugtbaarheid onbegrijpelijk, en hun getal onberekenbaar. Zommigen doet het Instinkt den bast der boomen knaagen, eenigen op de bladeren, anderen op de knoppen aazen. Niets wordt 'er gezaaid of geplant, 't welk niet zijnen vijand heeft; en opdat niets van hunne verwoestingen bevrijd zij, verslinden de herfst-insekten de vrugten, wier knoppen de vraatzucht hunner voorgangeren zijn ontkomen. Geen woord zeggen zij van die wormen, die de stengels van het Indisch koorn aantasten, noch van de Hessische vliegenGa naar voetnoot(*). die deeze planten | |
[pagina 293]
| |
dooden, door derzelver zappen tot haar eigen voedzel af te leiden, noch van die zwermen rupsen, die, even als een vernielende brand, zijne boomgaarden en bosschen verwoesten, en het midden van den zomer in de akelige winternaaktheid herscheppen. Alle deeze vijanden hebben zij geheel voorbijgezien, zoo geducht in vermogen, hoewel zoo verachtelijk om hunne kleinheid. Zij vergeeten, dat de jaaren geene lente, zelfs geenen zomer of winter van geregelde lengte hebben; en dat, wanneer, bij de verwoestingen van zoo veele Insekten, de ongeregeldheid en ongemaatigdheid der saisoenen gevoegd wordt, de landman jaarlijks aanzienelijke schade lijdt, en dat zijn eenige troost, zijne hoop op beter geluk in het volgende saisoen, zeer dikmaals wordt verijdeld. Zij gaan voorbij, dat het gevaarlijk is, op het maaken van verbeteringen zich toe te leggen, omdat, van wegen het klein getal handen, en den weinigen staat, die 'er op haar, die werken willen, kan gemaakt worden, het zich niet laat bepaalen, wanneer zij zullen voltooid zijn, en de eenige zekerheid is, die van verbaazende kosten in evenredigheid van het gedaane werk. Zij zeggen niet, dat de Amerikaansche boer ruimer oogst vreest in te zamelen, dan hij en zijn gezin kunnen verorberen, omdat hij geene marktplaats zou vinden, of op te grooten afstand van dezelve woont; en dat, indien hij zijne overtollige vrugten verkoope, hij verzekerd is, geen geld daarvoor te zullen ontvangen, maar alleenlijk goederen bij vermangeling, zijnde gemeenlijk Westindische of Europische artikelen van weelde, waarvan het, in zijnen tegenwoordigen toestand, beter ware dat hij het gebruik niet kende. - Zij vermelden niet, dat het gezaaide dikmaals verloren gaat, door een spoedigen overgang van den winter tot den zomer, zonder tusschenkomende lente, bij gebrek aan handen; en dat, indien 'er arbeiders konden gehuurd worden, de oogsten de kosten niet zullen goedmaaken. Zij hebben ons niet ge- | |
[pagina 294]
| |
zegd, dat gezouten varkensvleesch of visch, met Indisch brood, zijn eenig voedzel, en melk of water zijne gemeenste drank is: want Cijder is bij verre na niet in algemeen gebruik. Nogtans heeft de Amerikaansche landman alle deeze nadeelen te verduuren, hoewel zij hem aan alle andere landen eigen dunken te zijn, en zijn dezelve zoo in 't oog loopende, dat het niet anders dan moedwillig verzuim zijn kan, dezelve met stilzwijgen voorbij te gaan, of lompe verdraaijing, dezelve als niet aanweezig te hebben voorgedraagen. - 't Zij gij de oogsten aanschouwt, of den Amerikaanschen landman ondervraagt, bij elken stap zult gij deeze vijanden zien, of 'er van hooren; en daar het belachelijk zijn zoude, eene vergelijking te maaken tusschen zijnen stand, en dien eens Europeaanschen, met naame eens Engelschen landmans, zal ik nu overgaan om aan te wijzen, welke voortbrengzels in de Vereenigde Staaten al, welke niet tieren. De Amerikaansche Staaten zijn, klaarblijkelijk, een land voor beplanting, en niet om bebouwd te worden, berekend. De Natuur heeft deeze daadzaak genoegzaam aangeweezen, door van zelf voort te brengen tabak, rijst, indigo, katoen, en mais of Indisch koorn, het hoofdartikel van Amerikaansch voedzel, en door het weigeren van rijke oogsten van tarwe, gerst, haver enz., deszelfs plaatsvervangers in de Oude Waereld. Tarwe vereischt een zwaaren grond, die haare wortels tegen de brandende zonnestraalen bedekt; en de grond der Vereenigde Staaten is ligt, los, en zoo doordringbaar, dat beeken, kreeken, en zelfs rivieren, verdweenen zijn. Tarwe, derhalven, en alle ander graan, welk een zwaaren grond vordert, zal hier niet tieren; maar Indisch koorn, 't welk een sterke plant is, groeiende aan een stengel van tien tot vijftien voeten hoog, vereischt een lossen grond, welke aan de zonnestraalen een vrijen doortogt tot aan den wortel verleent. Deeze verbaazend vrugtbaare plant verschaft voedzel zoo aan menschen als beesten, en is de staf der Amerikaansche Staaten. Bij mangel aan een voegzaam zamenstelzel des gronds, zijn deeze Staaten op verre na niet een vet land; doch de Natuur heeft in alle behoefte voorzien. - De bladeren der Indische koornplant voorzien het vee, geduurende den geheelen winter, van voeder, en de bosschen leveren hun, in den | |
[pagina 295]
| |
zomer, knoppen, jonge spruiten, planten en kruiden. Ware het niet door deeze merkwaardige vrugtbaarheid der mais, die in eenen grond, voor alle andere graanen onberekend, tiert, de Vereenigde Staaten zouden hunne tegenwoordige bevolking niet kunnen voedenGa naar voetnoot(*). Men zou hier kunnen vraagen, hoe de Vereenigde Staaten, die zoo veel tarwenmeel uitvoeren, kunnen gezegd worden, voor den groei van tarwe niet berekend te zijn? Ik antwoord, dat de Amerikaanen uitvoeren alwat zij zaaien, 't zij omdat zij, door gewoonte, de voorkeuze geeven aan Indisch koorn, of omdat tarwe, welke op vreemde markten onfeilbaar koopers vindt, bij den Amerikaan de plaats van gereed geld bekleedt, waarvan hij schaars voorzien is. Daarenboven, indien de hoeveelheid van tarwe, welke de Vereenigde Staaten opleveren, met derzelver uitgebreidheid en bevolking wierdt vergeleeken, negen tiende van welke akkerlieden zijn, zou dezelve inderdaad zeer onaanmerkelijk schijnen. Ten verderen bewijze dat de tarwe hier niet tiert, kan dienen, dat men 'er geen stroo genoeg heeft om het vee te strooien, en dat de hoeveelheid stroo in den uitgebreidsten bebouwden Staat niet genoeg oplevert om eene halve Aker tuingrond te bemesten; en dit gebrek aan mest is eene der redenen, waarom de landen in geene eeuw hunne kragt zullen terug bekomen, naadat zij door het planten van tabak geheel zullen uitgeput zijn. Indisch koorn, derhalven, 't welk zeer weinig mest behoeft, omdat minder dan een schopvol voor elke plant genoeg is, en men telt slegts duizend of twaalfhonderd op een Aker, verschaft al het brood, welk in de Vereenigde Staaten wordt gebruikt, (uitgezonderd in de Steden, alwaar het gebruik van tarwenmeel naauwelijks noemenswaardig is) en veelen eeten, nevens gezouten varkensvleesch, in de ge- | |
[pagina 296]
| |
heele week niets anders, ten zij ze zich in de gelegenheid bevinden van te kunnen jaagen of visschen; en dan nog zijn deeze werkzaamheden, tot welke zij bezwaarlijk den tijd kunnen missen, welken het beärbeiden hunner landen vordert. Dikmaals inderdaad ziet men iemant uitgaan, met zijn snaphaan in de eene en zijne bijl in de andere hand, zoodat hij boomen hakken of wild kan schieten, indien het hem ontmoete; doch binnenslands zag ik nooit de jagt als eene uitspanning beschouwen, maar als eene werkzaame bezigheid; en zoo duur zijn hier hagel en buskruid, dat zij zouden meenen, een hert te duur gekogt te hebben, indien zij het niet met het eerste schot doodden.
(Het slot hiernaa.) |
|