Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 281]
| |
Leevensberigten van Alexander den Eersten, Keizer van Rusland.‘Aan de Heeren Schrijvers der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijne Heeren!
Met het hoogste regt maakt men onderscheid tusschen Leevensbeschrijvingen en Leevensberigten. Eerstgemelde kunnen met geene voegelijkheid gegeeven worden, eer de Persoonen, wie dezelve betreffen, de leevensrolle volspeeld hebben, en van het groot schouwtooneel der wereld zijn afgetreeden; laatstgemelde, daarentegen, mogen bij het leeven van het voorwerp het licht zien. Schoon Leevensbeschrijvingen, als een werk van grooter volkomenheid, den voorrang van Leevensberigten verdienen, zal men aan de laatstgemelde geene waardije kunnen ontzeggen, in zo verre zij opgemaakt worden uit echte berigten van Ooggetuigen of wel onderrigte Tijdgenooten. Te meermaalen hebt Gijl. althans in uw Mengelwerk plaats ingeruimd aan Leevensberigten van nog leevende Persoonen; dit doet mij denken, dat de volgende, den tegenwoordigen Russischen Keizer betreffende, niet onwelkom zullen weezen. Ik zal 'er niets tot aanprijzing bijvoegen. Gijl., en ook uwe Leezers, (indien het eene plaats verwerve) zullen duidelijk zien, dat het van Engelschen oorsprong is; en wij laaten het aan elk over, in hoe verre hij aan die herkomst oordeelt te moeten toeschrijven het alzins gunstige, 't geen wij hier ontmoeten. Geen twijfel lijdt het, dat 'er, van zijne komst tot den Throon af, steeds gunstige berigten wegens dien Vorst inliepen. Hoe 't zij, het volgende bied ik Ul. ter plaatzinge aan, en heb de eer,’ enz. | |
[pagina 282]
| |
Alexander, de Eerste Russische KeizerGa naar voetnoot(*) van dien naam, over wien zo veele tongen spreeken, van wien zo veele pennen, heden ten dage, schrijven, wiens daaden, bovenal, in het laatst verloopen Jaar verrigt, zo verschillend beoordeeld worden, zag het eerste leevenslicht den twaalfden van Wintermaand des Jaars 1777Ga naar voetnoot(†). Hij is de oudste Zoon van wijlen Keizer paul den I, verwekt bij maria feodorovna, Prinses van Wurtemberg, diens tweede Egtgenoote. Deeze Prinses is vermaagschapt aan het Koninglijk Geslacht van Pruissen, en nog in leeven. Catharina de II, wel voorziende het lot, den ongelukkigen paul wedervaaren, en bezorgd om den Russischen Throon door haare Naakomelingschap te doen bekleeden, vestigde haare aandagt, op eene zeer bijzondere wijze, op de opvoeding haarer Kleinkinderen. Geregeld was zij gewoon, deezen, in tegenwoordigheid hunner Leermeesteren, te ondervraagen, om den aart en de uitgestrektheid hunner gemaakte vorderingen te weeten. Zij deedt meer. Zij zette zich neder tot het schrijven van eenige Vertoogen of Verhandelingen, die, onder den Titel van Mengelschriften, of Boekzaal der Groothertogen, nog bewaard worden in de Keizerlijke Boekverzameling te Petersburg. Naardemaal de tegenwoordige Keizer alexander zijn | |
[pagina 283]
| |
negentiende jaar bereikt hadt, vóór dat catharina de II den laatsten tol der natuure betaalde, smaakte zij, in zekere maate, het genoegen, van de ontwikkeling dier verstandelijke vermogens, tot welker aankweeking zij zo veel hadt toegebragt, te mogen zien. - Omtrent deezen tijd spreekt chantereau, in diens Philosophische Reizen door Rusland, van alexander ‘als een veelbeloovend Jongeling.’ Maar catharina was, niettegenstaande haar veelvuldig geluk, niet altoos gelukkig. Bezorgd om de uitbreiding van haar Geslacht te bevorderen, verhaastte zij de Huwelijksverbintenis haars zo teêrgeliefden Kleinzoons, die, den ouderdom van slegts zestien jaaren bereikt hebbende, in den Egt tradt met louisa, Prinses van Baden Durlach, nog twee jaaren jonger dan de Grootvorst. Zij nam den naam aan van elizaveta alexievna, hierin de regelen van de Grieksche Kerk volgende. Kinderloos is dit Huwelijk gebleeven. Korten tijd naa dat alexander zijn drieëntwintigste jaar bereikt hadt, (den twaalfden Maart 1801. O.S.) werd hij, door eene ontzettende Omwenteling, een lot, niet ongewoon voor de Alleenheerschers des Russischen Rijks, opgeroepen om den Throon te bekleeden zijns Vaders, die den voorgaanden nagt, in zijn eigen Paleis, door twee of drie aanzienlijke Eeeverwanten was om 't leeven gebragt. De jonge Monarch, die gezegd wordt geen deel gehad te hebben in dit treurspel, stortte traanen, wanneer hij, op den morgen zijner Kroonverkrijging, door de Soldaaten als hun Keizer begroet werd. - Zo eindigde de korte Regeering van den elendigen en naar allen schijn verdwaasden paul. Zijn leeven was niet belangrijk, en op zijn dood werd geen onderzoek gedaan. Met grooten luister geschiedde alexander's Inhuldiging. De Keizer en Keizerinne werden beide in Herfstmaand des Jaars 1801 te Moscow gekroond. De Aartsbisschop platon, toen honderd en vijf jaaren oud, en die de Kroon op 't hoofd zijner drie elkander opvolgende Souverainen gezet hadt, verrigtte deeze plegtigheid. Met de ontthrooning van Keizer paul nam dat stelzel van vreemden invloed, welk de beste belangen | |
[pagina 284]
| |
van Rusland bedreigde, een eindeGa naar voetnoot(*). Rusland was de éénige plek gronds, waar de Fransche Emigranten rust voor het hol huns voets konden vinden. Rusland zogt de Vriendschap van Engeland. De Keizer breidde de Rijkshoofdstad uit, en verbeterde dezelve, noodigde Vreemdelingen uit, en behandelde ze als Inboorelingen; de Regtshandelingen werden op een beter voet gehouden, en het welvaaren des Volks, waarover hij heerschte, was zijn hoofddoel. Het was niet te denken, dat eene zo magtige Mogenheid een bloot aanschouwer zou blijven van de gewigtige rollen, welke op 's werelds schouwtooneel gespeeld werden, zo staarkundige, als die des krijgs. Dan de Staatkunde van Rusland maakte het niet geraaden, vaardig daadlijk deel te neemen in de beroeringen des Vastenlands. Lang bleef deeze Mogenheid geheel bedrijfloos in den strijd tusschen Frankrijk en Engeland. Verre afgescheiden van het tooneel des strijds, en ongenaakbaar, ten minsten bij vergelijking gesproken, voor eenige Mogenheid, welke hij reden hadt te vreezen, koos hij egter ten laatsten de Partij van Oostenrijk, en tradt in de Verbintenis tegen Frankrijk. Hij haastte zich, aan 't hoofd der Hulpbenden, door hem gezonden, te staan. Deeze gelegenheid nam alexander waar, om den Koning van Pruissen te bezoeken. Op de vriendelijkste wijze werd hij door dien Vorst ontvangen; hij vergezelde hem na den Schouwburg. De zamenkomsten van Vorsten brengen niet zelden uitwerkzels voort, eenigzins geevenredigd aan de doorlugtigheid hunner Persoonadien. Bij het Graf van frederik den grooten vernieuwden de beide Vorsten de herdenking van die verbintenissen, welke, in vroegeren tijde, tusschen de Voorvaderen hadden stand gegreepen, en zwoeren elkander, met veel aandoenings, eene eeuwige Vriendschap. Het blijve den Tijd aanbevolen, den duur dier Eeuwigheid te toonen!Ga naar voetnoot(†) | |
[pagina 285]
| |
Zeer ongunstig was de toestand, waarin alexander de vereenigde Legermagten aantrof. Moedig plaatste hij zich aan 't hoofd der Russische Legerbenden, wekte den geest der andere op, en besloot den vijand aan te vallen. Hij toonde wonderen van dapperheid. Het was in deezen heftigen strijd, dat een paard onder hem werd doodgeschooten; dat hij, die nimmer te vooren het krijgsvuur gezien hadt, de gelederen langs reedt, uitroepende: Overwinning of Dood! Het antwoord was: Wy zullen nimmer onzen Keizer verlaaten!Ga naar voetnoot(*) Ten overvloede bekend is de uitkomst des Veldslags bij Austerlitz, en hoe alexander, naa den getroffen Wapenstilstand tusschen napoleon en den Keizer van | |
[pagina 286]
| |
Oostenrijk, na Rusland wederkeerde. Het behoort niet tot dit Leevensberigt, ons in te laaten tot gissingen, en het bijbrengen van Staatkundige waarschijnlijkheden, welke uit die mislukking kunnen worden opgemaakt. Beter voegt daaraan, dat wij iets naders vermelden van 's Keizers voorkomen en daadlijke gedraagingen, alsmede van diens Gemalinne, en de gesteldheid des Russischen Hofs, afgescheiden van deeze Staatkundige bespiegelingen. Om deeze op te geeven, vinden wij ons in staat gesteld door den kundigen en waarneemenden Reiziger carrGa naar voetnoot(*). Alexander, schrijft Mr. carr, is omtrent negenen-twintig jaaren oud. Zijn gelaat is vol en schoon; zijne kleur bleek; zijne oogen zijn blaauw, en drukken die groote maate van goeddaadigheid uit, welke een zijner uitsteekendste charactertrekken oplevert. Hij is kloek van gestalte, rustig en welgemaakt; doch, een weinig doof zijnde, gaat hij doorgaans, om te beter te kunnen hooren, eenigzins gebukt. Zijn voorkomen is meewaarig, doch met deftigheid gepaard. In de volvoering van zijne hooge pligten betoont hij eene groote werkzaamheid en schranderheid, doch zonder eenige gemaaktheid of woelige drukte. De hoofdtrekken van zijne geestgesteltenisse zijn beleefd- en vriendelijkheid. Zo zeer is hij een vijand van vertoonmaaking en pragt, dat men hem dikwijls in zijn regimentsmantel ziet, alleen de Hoofdstad door rijdende op een klein gemeen rijdpaard. Op deeze wijze heeft men gezien, dat hij in de behoeften der armen voorziet. Het is zijn wensch, dat niemand, zo hij hem, in dien eenigzins vermomden staat, herkende, voor hem den hoed zou afneemen; doch het bevallige deezer begeerte brengt alleen te wege, dat de hand na het hoofd gaat en de groete volgt. Menigwerf zag ik den Russischen Keizer in een zeer eenvoudig rijtuig, donker olijfkleurig geverfd, met vier paarden, door een dik gebaarden koetzier gereeden, en met één knegt. - De Soldaaten staan altoos op den uitkijk, om de wagt in tijds van 's Keizers aannadering te verwittigen: zonder deeze voorzorge zou het onmogelijk weezen, om, te midden van de andere rijtuigen in dee- | |
[pagina 287]
| |
ze Hofplaats, hem de verschuldigde Eerbetooning toe te brengen. Hoewel Keizer alexander nimmer in Engeland geweest hebbe, is hij nogthans volkomen bekend met het Character en de Zeden der Engelschen, alsmede met hunne Taal. Hij is zeer gehegt aan die zich uit dit Rijk in Rusland nedergezet, en, als 't ware, onder zijne bescherming, eene soort van Volkplanting opgerigt hebben. Men heeft hem meermaalen hooren zeggen, ‘dat de Man, binnen wiens bereik de Hemel de geschiktste middelen gesteld heeft om het leeven gelukkig te maaken, zijns bedunkens, een Engelsch Land-Edelman was.’ Vroegtijdige verkeering met den Engelschen Heer G-, die, volgens de begeerte van catharina, nevens hem werd opgevoed, en zijn speelmakker was in kindsche jaaren, heeft zeker hieraan niet weinig toegebragt. De lotgevallen van dien leeftijd, zo geschikt om diepen indruk op het hart te maaken, lieten dien naa in dat van alexander; en schoon zijn Vorstlijke Rang hem op een zeer hoogen afstand plaatste van den medgezel zijner jeugd, heeft hij nimmer nagelaaten hem de grootste hoogagting te betoonen. - Toen een Engelsch Heer, die, korten tijd vóór den dood van paul, zeer dikwijls met den Grootvorst alexander duetten op de fluit gespeeld hadt, Rusland stondt te verlaaten, om na zijn Vaderland terug te keeren, nam alexander met deeze woorden afscheid van de fluit zijns Vriends: ‘Vaarwel, lieflijk speeltuig! gij hebt menig verdrietig uur voor mij weggespeeld; dikwijls en diep zal ik het gemis gevoelen van uwe betooverende toonen: maar gij gaat heenen om die te doen klinken in het best en gelukkigst land des aardbodems!’ Volgens dien zelfden carr, is het gelaat der thans regeerende Keizerinne van Rusland bevallig en spreekend; zij is rank van gestalte, en van gewoone vrouwlijke grootte; hoogst beminnelijk in haar voorkomen: dan zij heeft iets mijdends over zich, dat aan schuwheid grenst. Zij bezit een welgeoefenden geest, zagte en inneemende zeden. Zondag is altoos te Petersburg een groote feestdag: dan dit neemt eerst eenen aanvang, wanneer de Godsdienstoefening is afgeloopen. Op dien dag verdient de Parade door een Vreemdeling gezien te worden. Dezel- | |
[pagina 288]
| |
ve neemt ten tien uuren een aanvang op het groote plein, gelegen tusschen de eene zijde van het Winterpaleis, en het Paleis, voorheen door catharina's hoogstbegunstigden lanskoi bewoondGa naar voetnoot(*). De manschap beloopt doorgaans het getal van vierduizend, en maakt eene schoone heldhaftige vertooning. De Uniform bestaat uit een ronden hoed, aan den voorkant alleen met een rand, en een groene pluim; een kort groen kleed, digt om 't lijf toegeknoopt, en een witte broek, zo hoog | |
[pagina 289]
| |
komende, dat een kamisool niet noodig was: het lijf der Soldaaten is beneden zeer dun toegehaald, om eene grootere breedte aan de borst te geevenGa naar voetnoot(*). De Keizer komt uit het Paleis, stijgt op een schoon graauw rijdpaard, vergezeld van twee of drie Officieren. Hij heeft een zeer grooten opgetoomden hoed op 't hoofd, onder de kin vastgemaakt met een zwarten lederen riem, om het afwaaijen te voorkomen. Het overige van 's Keizers kleeding is een korte olijfgroene rok, versierd met een kleine star en het blaauwe ordenslint, een witte lederen broek, hoog opgehaalde krijgsmans laarzen, met ver uitsteekende spooren. Bij deeze gelegenheden is 'er altoos een groote toeloop van Volk, en een aantal Officieren, die hunne pligtpleeging bij den Keizer komen afleggen, die op een klein drafje voorbij de gelederen rijdt. - Zeer stond ik verwonderd, dat elke Compagnie hem met luider stemme begroet; de groete is: Goeden dag onze Keizer! - Van het langs rijden der gelederen terug gekeerd, plaatst hij zich in het middenpunt. De Regimenten trekken den Keizer voorbij, (die al dien tijd met ongedekten hoofde staat) de muzijk speelt, en de Officiers doen de krijgsgroete. Wanneer de Keizerlijke Vaandels voorbij trekken, buigen zich alle de toekijkers. - Toen de laatste Compagnie aftrok, was 'er een rij gevormd na het Paleis door het Volk, 't welk hunnen jongen Keizer met verrukkend genoegen beschouwde. |
|