Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGolberry's waarneemingen wegens de kleurveranderingen van de cameleon.(Uit blagdon's Modern Discoveries.)
‘De Heer golberry, wiens Proeven op de Cameleon wij hier mededeelen, toont door dezelve, dat de kleurveranderingen van dit Diertje niet veroorzaakt worden door de voorwerpen, welke hetzelve omringen, maar uit inwendige gewaarwordingen. Hij wil gevolglijk niet toestemmen, dat de Cameleons, die men ten Hove zo veelvuldig aantreft, eenige de minste gelijkvormigheid hebben met de Cameleons in de Natuur, als die geene bedrieglijke kleuren aanneemen om anderen te bedriegen of te beledigen, maar, integendeel, de kleuren van de huid veranderen, ten blijke van eigen aandoening en lijden. Zie hier zijne Proeven, op dit tedergevoelig Diertje genomen, en zijne Waarneemingen, daarop gegrond.’
De schoone groene kleur van de Cameleon, als dezelve zich in een staat van volkomene gezondheid bevindt, is oorzaak dat dit Diertje alleen bij toeval ontdekt wordt onder de gelijkkleurige bladeren of het gras, waarin het zich verschuilt. Die zelfde schoone groene kleur strekt | |
[pagina 188]
| |
dit Beestje ter beveiliging tegen Dieren, die het anderzins gaarne zouden aanvallen en beschadigen, maar het, door de gelijkkleurigheid, niet kunnen zien of onderscheiden. De Cameleon is bewust, dat hij, alleen door vermengd te zijn met de gelijkkleurige bladeren of gras, voedzel kan vinden, en de vijanden, die hem belaagen, ontsnappen. Door het verlies zijner vrijheid van deeze voordeelen beroofd, vol kommer, vrees en schrik zijnde, strekt hem het leeven tot kwelling; hij geeft zich over aan hoopeloosheid, en hieruit ontstaat ziekte, alsmede eene verandering van de natuurlijke kleur. Van hier kwam het, dat ik, een Cameleon, of in 't gras, of op een tak van een boom, gevangen hebbende, binnen weinige seconden niet alleen eene zigtbaare kleurverandering gewaar werd, maar tevens eene verandering in de grootte des lichaams. Ik plaatste het Diertje in droog zand op den vloer, of in een kooitje: welhaast begon het geel te worden; ook blies het schielijk en als ongemerkt de lugt uit, waarmede het lijf gevuld was, waardoor het in zulk eene maate verkleinde, dat dit zigtbaar was voor het bloote oog. Dan, wanneer ik mijn Cameleon in het gras of op een boomtak nederzette, hernam het Diertje de schoone groene kleur, en het lijf kreeg de gewoone rondheid weder. Wanneer ik mijne Cameleons in een kooitje hield en plaagde, zag ik hoe zij door smert en woede werden aangegreepen; die aandoeningen zigtbaar uitdrukkende, door de lugt zo sterk uit te blaazen, dat men het kon hooren. Weldra werden zij mager, en de schoone kleur verdween. Voortgaande met ze te plaagen, werd het hoog groen, geelagtig groen; voorts geel met rood gevlekt; dan donker geel met bruin rood gemengd; voorts donker groen met zwart gestippeld; eindelijk namen zij verscheide kleurvermengingen aan, en werden hoe langs hoe magerder. Dan de gemelde kleuren waren de eenige, welke ik hun kon doen aanneemen. Mijne Cameleons dus geplaagd en verscheide dagen gevangen gehouden hebbende, zette ik ze weder in vrijheid, in het gras of op een boom; en welhaast namen zij, hoe zeer van kleur veranderd, en hoe zeer vermagerd, de groene kleur en de gewoone lijvigheid weder aan. Door deeze herhaalde Proeven hield ik mij volkomen | |
[pagina 189]
| |
overtuigd, dat de Cameleon, in een staat van volkomene vrijheid, altoos groen en vet is, terwijl de gevangen staat kleurveranderingen veroorzaakt en de gezondheid krenktGa naar voetnoot(*). |
|