genooten of Broeders niet, maar brengen Kouskou of Rijst aan, waarbij zij altoos eenige lekkernijen voegen.
Op deeze wijze brengen zij den geheelen dag door; en omtrent den avond heb ik menigmaalen opgemerkt, dat die zelfde persoonen ter zelfde plaatze bijeen waren met dezelfde vrolijkheid en opgeruimdheid van geest; het onderhoud bleef zo leevendig alsof het eerst begon.
De nagt maakt toch een einde aan deeze Palavers, en het gezelschap schikt zich tot Dansen. Dit geschiedt, geduurende het drooge jaarsaisoen, in de open lugt, en als het regent, onder de Bentaba. De Negers zijn op deeze vermaakneeming zo zeer gesteld, dat, een geheel jaar lang, alle de Inwoonders van Africa in deeze streeken onledig zijn met dansen.
Een overdekte hut, welker bouw niets noemenswaardigs kost, eenige ellen gemeen linnen, en zes pond rijst elken dag, zijn genoegzaam, om een Vader, Moeder, en vier of vijf Kinderen, te huisvesten, te kleeden en te voeden. De Neger verzamelt zelf de stoffe, noodig tot het vervaardigen van zijne wooning, en hij is zelf de bouwer. De Vrouwen vervaardigen katoen, en maaken de kleederen: twintig dagen arbeids in een geheel jaar zijn genoegzaam om hun te verzekeren van een overvloedig voedzel: zo dat het bestaan van een Neger - gezin gezegd mag worden eene gunstige gave der Natuur te weezen, zonder kosten of vermoeienis. Van hier is de ongehuwde staat naauwlijks in Africa bekend: in de daad, dezelve is zo hoogst zeldzaam, dat hij tot schande strekt van hem, die deezen leevensstand omhelst.
Men hebbe op te merken, dat de algemeene gesteltenis der Negeren, in hun Geboorteland, hun het leeven doet slijten zonder arbeid, zonder kwelling, en zelfs zonder zorgen; altoos overgegeeven aan eene zagte hartstogteloosheid, bevrijd van de onrusten en kwellingen, die de Europeaanen bevangen. Sober en gemaatigd van aart zijnde, rekken de Africaanen hun leeven doorgaans tot vijf-en-zestig of zeventig jaaren, alleen eene langzaame verandering in gezondheid en sterkte ontwaarende; eene verandering, welke voornaamlijk moet toegeschreeven worden aan de geduurige en al te overvloedige uitwaasseming. En, wanneer het sterfuur komt, treeden zij den dood zonder het minste morren te gemoet, met eene volkomene onderwerping aan hun onvermijdelijk noodlot. Altoos onderwerpen zij zich, zonder klaagen, aan dit Noodlot, 't welk, naar hun begrip, alle de lotgevallen des leevens en het uur des doods bepaalt; en zij betaalen dien laatsten tol der Natuure, zonder onrust, en in volmaakte bedaardheid van geest.