Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanmerkelijke leevensstandsverwisseling.
| |
[pagina 130]
| |
middelen. Dan binnen weinige jaaren troffen hem twee der zwaarste slagen, welke iemand kunnen overkomen; het verlies van zijn Geld door Speelen, en van zijne Egtgenoote door Egtscheiding. Naa deeze onheilen besloot hij, de Groote Wereld te verlaaten, en vertrok, onder den naam van jonas, na een Dorp in Shropshire. In den aanvange betrok hij hier kamers; doch welhaast bouwde hij zich eene kleine hut. Eenige jaaren leefde hij daar zo geheel onbekend, dat zijne Vrienden naauwlijks eenig spoor van zijn verblijf konden ontdekken. De Dorpelingen vormden zich de vreemdste gissingen, ten opzigte van dien Vreemdeling, in alles zo bijzonder. Cecil's, of nu jonas', voorkomen en zeden maakten hem een welkomen en aangenaamen nabuur. Op zekeren avond bij den Predikant van de Parochie aan tafel zittende, spreidde hij zo veel wereldkennis en taalgeleerdheid ten toon, dat zijn Gastheer niet kon nalaaten de aanmerking in 't midden te brengen, dat de opvoeding, welke hij ontvangen hadt, en de zeden, welke hij bezat, geheel niet overeenkwamen met en verre uitstaken boven het character, 't welk hij bij de Dorpelingen hadt aangenomen. (Hij hadt zich uitgegeeven voor een geweezen Huisknegt, die door de Familie eens Edelmans met een klein onafhangelijk inkomen begunstigd was.) Zijn Gastheer gaf hem zulks te kennen, met bijvoeging, dat dit alles groote twijfelingen moest verwekken, zo omtrent den Naam, onder welken hij ging, als ten aanziene van hetgeen hij ten zijnen opzigte liet verluiden. Deeze bedenkingen, meer en meer aangedrongen, haalden Mr. cecil over, om aan hem de waare geschiedenis zijns leevens te ontdekken; doch alles onder de striktste geheimhouding. Onder de Landlieden, die hij nu en dan ging bezoeken, was 'er een, hoggins geheeten. Deez hadt eene Dogter van omstreeks achttien jaaren. Haare schoonheid en beminnelijk character bewoogen Mr. cecil om haar zijne hand als Egtgenoot aan te bieden. Zij verzondt hem na haaren Vader, die, ter oorzaake van de duisterheid, waarmede de leevensomstandigheden deezes Mans omwonden waren, zwaarigheid maakte om zijne toestemming tot die Egtverbintenis te geeven. Hij gaf daarop te verstaan, dat de aanbieding veel voordeeliger was, dan de Vader of de Dogter konden denken. - De Vader ging deswegen raad vraagen bij den Predikant, die betuigde geene vrijheid te hebben om aan hem het verlangde onderrigt te geeven; doch waarschijnlijk drukte hij, te dier gelegenheid, zich derwijze uit, dat de Raadvraager oordeelde, zijne toestemming in de Egtverbintenisse zijner Dogter niet te moeten weigeren. Althans de trouwplegtigheid werd kort daarnaa voltrokken (dit viel voor in den jaare 1791;) de nieuwlings getrouwde Mr. jonas | |
[pagina 131]
| |
betrok, met zijne Vrouw, de hut, door hem voorheen alleen bewoond. Lord exeter zich op den oever des doods bevindende, werd diens Huisbezorger uitgezonden om den Erfgenaam van diens na te laatene goederen op te speuren. Deezen vondt hij te Bolas, met eene Vrouw en twee Kinderen. Mr. cecil, tot nog toe de zaaken zo belegd hebbende dat hij onbekend bleef, stelde aan zijne Vrouw voor, een reisje na Stamford te doen in de postkoets. Eer zij daar kwamen, was zijn Oom overleden. Met een ander rijtuig begaven zich de reizigers na Burleigh, het aanzienlijk verblijf des gestorven Ooms. Het voorplein oprijdende, vroeg Mr. cecil (thans Markgraaf van Exeter) bij herhaaling aan zijne beminnelijke Reisgenoote, hoe haar dit Landgoed beviel? wat zij van het Huis dagt? - Vervolgens stelde hij haar voor, het Huis van binnen te gaan bezigtigen. Terwijl zij, met de grootste verwondering, alles beschouwde, en diep getroffen was van al het heerlijke, 't geen haar omrigde, ontdekte hij haar, dat alle die voorwerpen haarer bewonderinge, nevens veele andere, welke hij haar vervolgens zou toonen, haare eigene waren, en dat zij Markgravinne van Exeter was. De schielijke ontdekking van dit alles, en van die onverwagte grootheid, kon zij niet verdraagen; geheel bezwijmende, werd zij in eene kamer gebragt. Vervolgens werd in haar de aanmerking ten vollen bewaarheid, dat zeldzaam groote en schielijke verheffingen in Leevensstand veel tot geluksbevordering medewerken. Bewonderd van wegen haare schoonheid en schielijke vordering in het aanneemen van een voorkomen aan haaren veranderden Leevensstand voegende, bemind van wegen haare nederigheid en aanvallig gedrag, scheen egter de Markgravinne van Exeter niet gelukkig. Haare gestadige bezorgdheid om die hoedanigheden te bekomen, welke aan haaren nieuwen Leevensstand voegden, wrogt te sterk op haaren geest. Zij overleedt in den bloei haars leevens, slegts vier-en-twintig jaaren bereikt hebbende, in Januarij des jaars 1797. Zij liet twee Zoons en eene Dogter na, den tegenwoordigen Markgraaf Lord thomas en Ladij sophia cecil. |
|