Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEerlijkheid van een oneerlijk meisje.Een Meisje .... (dat wil zeggen, 't geen te Parijs door een Meisje wordt verstaan!) .... een Meisje, om kort te gaan, vondt op straat een brieventas, inhoudende ruim honderdduizend Franken aan banknooten. - Zonder zich te bedenken, zonder te aarzelen, alleen den drang van een op- | |
[pagina 132]
| |
regt hart en eener natuurlijke eerlijkheid volgende, gaat zij het in de handen van den Luitenant der Policie stellen. - ‘Wie zijt gij...?’ - ‘Mijnheer, ik ben ... een Meisje.’ - ‘Dat is erg; maar 't is altijd goed, eerlijk te zijn, hoewel uw beroep het niet is. Welke belooning verlangt gij?’ - ‘Niets; ik heb mijn' pligt betragt.’ - ‘En indien de man, die de brieventas heeft verloren, u wil beloonen?’ - ‘Ik zal het aanneemen, indien hij het zonder dwang en uit eigen beweeging geeve.’ - ‘Gaa heen; ik zal u ontbieden, wanneer ik u noodig heb.’ - Intusschen verschijnt de persoon, die de brieventas heeft verloren. Hij eigent zich dezelve toe, en bewijst dat hij de eigenaar is. De Magistraat laat hem niet onkundig omtrent den naam der vindster, haar beroep en onbaatzuchtige eerlijkheid. Twaalfduizend Franken uit de brieventas, en vijfen-twintig Louisen uit de goudbeurs van hem, die ze verloren hadt, zijn het loon, welk hij de vindster toelegt. Zij wordt ontboden; zij neemt het geschenk aan met de zelfde bedaardheid, alsof zij eene bloote dankbetuiging hadt ontvangen. ‘Ik wil u insgeli ks,’ sprak de Luitenant der Policie, ‘mijn genoegen betoonen over zulk eene eerlijkheid. Wat verlangt gij van mij?’ - ‘Mijnheer, uwe bescherming, en het ontslag eener Vriendinne, die gevangen zit.’ - ‘Maar zij zal 'er misbruik van maaken, door zich op nieuw te verloopen.’ - ‘Neen, Mijnheer! deeze twaalfduizend Franken zullen voor ons beiden dienen om eenig bedrijf te beginnen, en altijd wijs te zijn.’ - Zij hieldt haar woord. Wie nu werpt den eersten steen op haar?!Ga naar voetnoot(*) |
|