Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevens- en characterschets van den heere William Pitt, inzonderheid als staatsman.‘Bij de bekendmaaking des afstervens van den Heere william pitt, herinnerden wij ons, in den voorleden jaare, eene Leevens- en Characterschets van dien Staatsman aangetroffen te hebben in een geagt Engelsch Maandwerk. Toen reeds hadden wij een voorneemen om dit Stuk in ons Mengelwerk over te neemen; tusschenkomende omstandigheden hebben zulks belet. Diens Staatsmans dood deedt ons 't zelve opzoeken, herleezen, en besluiten om het onzen Leezeren mede te deelen; te meer, daar deeze Characterschets den Heer fox, thans in het Ministerie, tegen den Heer pitt overstelt, en dus dient om ook deezen Staatsman te doen kennen. - De Leevensen Characterschets vloeide uit de pen eens Engelschen Vriends zijns Vaderlands, doch geen Vriend van het toenmaalig Bestuur. Wij geeven die Schets, en laa- | |
[pagina 106]
| |
ten de Gevoelens en Trekken, daarin doorstraalende, voor rekening van den Engelschen Schrijver, die eene vrije pen voert, in Engeland geoorlofd.’
Onze Leezers kunnen niet onbewust zijn van den bezwaarlijken, en, in eenige gevallen, gevaarlijken grond, dien een Leevensbeschrijver betreedt, wanneer hij het zich onderwindt, eene Schets te geeven van de Talenten en het Character van nog leevende Mannen. Dan, naar maate zodanig eens Schrijvers taak kiesch of gevaarlijk is, zal hij nuttiger of leerzaamer kunnen weezen; mits het Voorwerp, 't geen hij zoekt af te maalen, eenen genoegzaamen rang bekleede, om de aandagt van het oog des Algemeens te verdienen. Maar de Schrijver, die zich bemoedigd en stout gevoelt door zijne liefde tot de waarheid, en zijne begeerte om dezelve anderen mede te deelen, kan niet nalaaten zich een haatlijken Stelregel te herinneren van wijlen een grijzen Opperregter in ons Land, dat een Libel niet minder een Libel is, om dat het de waarheid bevat; ja, 't geen verder gaat, dat het, naar maate het meer waarheids bevat, een des te grooter Libel is. Dan, schoon dit een grondregel ware bij eenen Regtsgeleerde, verhoede de Hemel, dat het een grondbeginzel van de Wet zelve worde! Greep dit plaats, dan zou de Schrijver van de volgende Leevensschets zich aan veel gevaars blootgeeven; naardemaal de waarheid der daarin opgegeevene trekken buiten allen twijsel is. Berisping, egter, heeft het kenmerkende teken niet uitgemaakt van de Leevensbeschrijving der Tijdgenooten; kwistige uitboezeming van vleitaal en onverdiende lofspraake heeft men aangezien als een meer aanbeveelenden schrijftrant; en een Leezer, die eenige zedigheid bezit, heeft zich moeten verwonderen, hoe zo veel zwellende lofspraake kon besteed worden aan Mannen, wier vermaardheid duslange onbekend was. - Vaderlandsliefde is zeker ten deezen tijde laag aan 't ebben in Engeland: derzelver taal te hooren, is verre van algemeen. Wij willen dezelve egter spreeken. Men misduide of misprijze egter onze vrije taal niet. Laster willen wij vermijden, en hoopen daardoor alle regtmaatige berisping te ontgaan: en wij durven vertrouwen, dat nie- | |
[pagina 107]
| |
mand, dan de slegte, een kwaad oogmerk zal toeschrij ven aan onze onbewimpelde mededeeling van de verdien sten en wanverdiensten eens Eersten Staatsdienaars. William pitt, Zoon van den grooten william pitt, gelijk men hem noemde, naderhand Graaf van chatham, zag het eerste leevenslicht op den agt-entwintigsten van Bloeimaand des Jaars 1759; en, schoon zijn Vader meerder Kinderen hadt, was deeze Zoon het bijzonder voorwerp van zijne vaderlijke aandagt, dewijl hij in hem ontwaarde de uitbottende beginzels van die talenten, waardoor hij zich zo grootlijks onderscheiden vondt. Het jaar der geboorte deezes Zoons was gedenkwaardig wegens den voorspoed der Britsche Wapenen en der Britsche Vlagge, in elk Werelddeel, onder het Staatsdienaarschap zijns Vaders. Zo ras de jonge pitt genoegzaamen voorraad opgedaan hadt van Taalkennisse en andere voorbereidende Letteroefeningen, zondt zijn Vader hem na de Universiteit van Cambridge. Aan deeze gaf hij de voorkeuze boven haare Zuster-Universiteit van Oxford, dewijl de laatstgemelde zints lang gebrandmerkt was, als besmet met, zijns oordeels, verkeerde beginzelen, monnikenzeden, en eene voorkeuze, aan scholastiken Redeneertrant gegeeven, in geenen deele voegende aan den aart van Volkbehaagende Welspreekenheid. Cambridges Hoogeschool was ook, in het oog deezes bezorgden en verwagtingvollen Vaders, voor dien Zoon eene betere leerplaats, ter oorzaake van diens verkleefdheid aan het Old-Whigs Stelzel van Staatkunde, door hem omhelsd, voorgestaan en betragt; alsmede uit hoofde van de bijzondere zorge, aldaar aangewend, om de jeugdlijke bekwaamheden te ontwikkelen. Mr. william pitt moet zich reeds vroeg bij uitstek hebben doen kennen, door zijn vermogen van welspreekenheid, en zijne bekwaamheid: want, zo ras zijne jaaren hem daartoe geregtigden, gaven verscheide Leden van dat geleerde Lichaam, bij 't welk hij eenen eeretrap beklommen hadt, hem eenen wenk, dat zij, bij eene aanstaande verkiezing van een Parlementslid, hem daartoe een bevoegd Persoon oordeelden. Die verkiezing, egter, dreigende betwist te zullen worden, stondt hij niet naar dezelve; hij werd voor Poole in Dorsetshire gekoozen. | |
[pagina 108]
| |
Hij nam zijne zitting in het Parlement onder den agt baaren kring van Patriotten, die, met eene geestdrift voor het algemeen belang bezield, en vereenigd door de groote en dringende gevaaren, welke ten dien tijde het Vaderland bedreigden, zo lang en zo grootmoedig arbeidden om het vervallen Crediet te herstellen, en den kwijnenden geest des Britschen Rijks op te wekken. Welhaast stak onze jonge Staatsman uit, en van wegen zijne beginzels, en door zijne welspreekenheid. De eerste Aanspraak, welke uit zijnen mond vloeide, boeide de aandagt en wekte de bewondering der toehoorderen in eene hooge maate. Het Huis was menigwerf ingenomen om na hem te hooren, door de herdenking aan zijnen onsterflijken Vader, daar zij de kragtvolle gevoelens en de stoute bevattingen uit den mond des Zoons vernamen. De talenten van dit jeugdig Raadslid bragten niet weinig toe om den val te verhaasten van een Staatsbestuur, 't geen, langen tijd onderschraagd door vreemden invloed, naar gelange 't zelve 't Rijk verzwakte, de Schuld van 't zelve vermeerderde. Desniettegenstaande luisterden beide de Partijen na hem, indien niet met gelijke voldoening, ten minsten met eene gelijke maate van bewondering zijner bekwaamheden. Daar het Volk hem prees, als den behouder van het zinkend Vaderland, tradt hij, in wedervergelding voor hun vertrouwen, met vuur in de zaak des Volks, en gaf zich openlijk uit voor een Verdeediger der Volksregten. Het bedrijf, 't welk pitt den grootsten invloed bij het Volk deedt verwerven, was de gereedheid en ijver, waarmede hij het voorstel deedt tot het daarstellen van een Committé, om te beraadslaagen over de geschiktste middelen om eene gelijker vertegenwoordiging des Volks in het Parlement te verkrijgen. - Het voorstel werd verworpen, doch hadt niettemin heilzaame gevolgen: want het vestigde geduurig, jaaren lang, de algemeene aandagt op dit stuk. - In den Jaare 1782 deedt hij een voorslag van een dergelijken maatregel; doch met geen beteren uitslag. Om dit door hem hoogst verlangd stuk daar te stellen, bevlijtigde hij zich niet alleen in het Parlement, maar werkte ook bij zijne Vrienden daar buiten. Bijzonder verbondt hij zich met de Leden van de Quintriple Alliance, gelijk men dezelve noemde, onder welker getal men telde den Major cart- | |
[pagina 109]
| |
wright, den Eerw. Mr. wijvil, en andere uitgeleezene Vrijheidsvrienden. De Hertog van richmond behoorde 'er mede toe. Op het voorstel van Generaal conwaij, om het aanvallend oorlogvoeren tegen America te staaken, viel het gemaklijk te voorzien, dat Lord north niet lang in het bewind kon blijven. Zo ras, derhalven, die verwagte gebeurtenis voorviel, werd de jonge pitt schielijk en vreemd agterhoudend in zijn gedrag, ten opzigte van de groote bewerkers der gelukkige tegenkanting. In dit geval betoonde pitt zijne schranderheid en opoffering van zijn eigen belang en verheffing: want, bij het maaken der grondtrekken van eene nieuwe schikking, boodt men hem aan, Lord van de Admiraliteit te worden. Dan, schoon dit aanbod met tekenen van hoogagting en de verzekering van eene spoedige toekomende bevordering gedaan werd, weigerde hij het aan te neemen. Hierop volgde het rockinghamsche Staatsbestuur; en, schoon het Staatkundig stelzel, omhelsd en voortgezet door diens Edelmans Partij, slegts in een zeer geringen graad van dat des Vaders en Zoons verschilde, handelde egter onze pitt nimmer met hem zeer hartelijk. Men heeft gezegd, dat hij ten deezen tijde onder het staatkundig toevoorzigt en geleide stondt van den toenmaaligen Graaf van shelburne. Verscheide redenen doen zich op om te gelooven dat het zo was: want de staatstreeken en kunstenaarijen van dien Edelman en ouden Staatsman baarden derzelver volle uitwerking bij den dood van den Marquis; en die ramp, in dat hachlijk tijdsgewrichte, maakt geen onaanmerkelijk tijdperk in de Staatkundige Geschiedenis van Groot-Brittanje. De veelvuldige beminnelijke hoedanigheden en vorstlijke deugden van dat doorlugtig Character, van wegen welke hij zo lang, zo zeer en zo regtmaatig bemind geweest was, maakten zijn verlies ten onderwerpe van algemeene droefenisse. De schikkingen, door hem op het Staatsbestuur gemaakt, steunden op een breeden en vasten grondslag; doch toen de sluitsteen van den boog was weggenomen, stortte alles welhaast in. Een geschil tusschen Lord shelburne, Eersten Commissaris van de Thesaurie, en Mr. fox, toen ten tijde Secretaris van Staat, werd heilloos voor de belangen van de geheele Rockinghamsche Partij. Het gevolg hiervan was de scheiding van Mr. fox | |
[pagina 110]
| |
uit het Kabinet; en deeze maakte plaats voor pitt, om in hetzelve te treeden met vooruitzigten van zelfvoldoening. De Graaf van shelburne stelde, ten hulpmiddel van deeze scheuring, in den Raad zijner Majesteit voor, om 'er Mr. pitt eene aanzienlijke plaats in te geeven. Ingevolge hiervan werd hij, in Junij des Jaars 1782, bevorderd tot Kanselier, en Onder-Thesaurier van den Exchequer, en gezwooren Lid van den Geheimen Raad. Zints het bestuur van Lord north aanving, in den persoon van welken Edelman de Bedieningen van Eersten Lord der Thesaurie en Kanselier van den Exchequer vereenigd waren, was de laatstgemelde post van veel meer aanbelangs geworden dan de eerste, en, in de daad, de gewigtigste van alle, naast de Kroon, naardemaal het de Finantien des Lands betreft, bevattende alle onze talrijke middelen om geld aan den Staat te verschaffen. Een verbaazend vertrouwen moet noodwendig deezen post vergezellen, welke men weet dat tusschen de vijftig en zestig millioenen gelds in 't jaar onder het beheer brengtGa naar voetnoot(*). - Veele en zeer groote voordeelen zijn aan deeze bedieningen verknogt; die verbaazende sommen dienen ter vergeldinge van de groote verantwoordelijkheid, daarmede verbonden, en den verbaazenden arbeid, aan die posten gehegt. Maar verantwoordelijkheid is een woord van weinig betekenis geworden in het woordenboek eens Staatsdienaars; dewijl een Bill van Indemniteit zo gereedlijk kan verkreegen, en de rekenmgen opgemaakt worden door Klerken, en andere Persoonen, daartoe afgerigt, en die dus weinig onrusts baaren aan hem, onder wien zij werken. Gelijk Sir robert walpole, begon Mr. pitt zijne staatkundige loopbaan zeer jong; doch de laatstgemelde tradt vroeger in bediening dan de eerstgenoemde, die, in veele opzig en, aangemerkt mag worden als het groote eerste voorbeeld, bijzonder in het beheer van het Huis der Gemeente. Een Kanselier, nogthans, van den Exchequer, slegts drie-en-twintig jaaren oud, was eigenaartig een opmerking baarend voorwerp. Dit was het niet al: | |
[pagina 111]
| |
want wij hadden jonge Secretarissen van Staat, jonge Bisschoppen, en eenen jongen Spreeker in het Huis der Gemeente. - Onze jonge Staatsdienaar van dien tijd speelde zijne rol goed. De menigte staarde hem aan als een hooger Weezen, in staat om wonderen te verrigten. Niemand tradt ooit in den dienst zijns Vaderlands met eene grooter maate van toegenegenheid des Volks: al de voorkeuze, zo regtmaatig door den Vader verworven, werd nu op den Zoon overgebragt. Zijne jeugd, welke, in dagen van meerder bedaarde omzigtigheids, een voorwerp van schroom zou geweest zijn, zo niet van vreeze, werkte als een tovermiddel te zijner begunstiginge onder de tot geestdrijvens toe ingenomenen, die de jongheid des Staatsdienaars niet beschouwden als iets hinderlijks; even of de bekwaamheden van een Staatsman, gelijk de goederen, op eenen afstammeling overgingen. Zonder begrippen van dergelijk eenen aart kunnen wij geene reden geeven wegens de vreemde vooringenomenheid ten opzigte van den zo jongen pitt. Ja, tot zulk eene hoogte steeg deeze verdwaazing, dat dezelve alle maat te buiten ging: een aanzienlijk Heer, een der Parlementsleden voor Amersham, noemde hem, in verrukking, den van den Hemel gezonden Minister! Nogthans waren 'er Mannen van meer opmerking en dieper doorzigt, die dit bedrijf als een voorberaamd plan aanzagen en hielden voor een stuk van eene gemengde natuur, Staatkundig en Tooneelagtig; en dat deeze gebooren Staatsman, of liever deeze Afgod, het maakzel was van eene kunstige hand. - Wat hiervan zijn moge, 'er was niets vreemds in het denkbeeld, dat de Zoon het vernuft, de gevoelens en de kragt van den Vader hadt. Een vloed van loftuitingen moest zeker uitgestort worden over elk bedrijf van zulk een persoon, 't geen waarschijnlijk zou vergezeld gaan van heilzaame gevolgen voor het Koningrijk. In welke ongelegenheden het Volk ook mag gekomen weezen onder het Staatsdienaarschap van deezen Heer, de Graaf van shelburne, thans Marquis van landsdown, is niet te beschuldigen wegens de staatkunde, in den Koning aan te raaden tot diens benoeming op dien tijd. Hij hadt eene geschiktheid tot vaardigen arbeid laaten blijken, en de Finantien des Lands waren de voordeeligste niet: vernuft, bekwaamheid, en zijne kunst van overreeding, oordeelde men noodig tot behoudenis van den Staat. | |
[pagina 112]
| |
Daarenboven lag Mr. fox, ten dien dage, onder geene geringe verdenkingen, welke hij, uitgenomen het stuk der Coalitie, heeft weeten op te ruimen. Het Staatsbestuur, waarvan wij gewaagen, duurde niet lang; maar de verrigtingen van 't zelve staken zeer uit. De Vrede met America was een van de bedrijven, en is geregtigd tot de goedkeuring van elk wijsgeerig Engelschman. Een groot deel van die goedkeuring gelooven wij aan Mr. pitt verschuldigd te weezen. Hij droeg eene meesterlijke Verdeediging van zichzelven en zijne Medestanderen voor, wegens de vernedering des Lands, ondergaan in het toestemmen van eenen maatregel, welke, eenige weinige jaaren geleden, voor Verraad zou zijn uitgekreeten. Deeze Vrede werd egter met den bijnaam van onroemrijk bestempeld (en zulks kon niet anders weezen) door het Staatsbestuur, 't welk het laatstgemelde opvolgde; en, schoon het geheele Kabinet sterk doorstraalende tekens van afkeuring ondergaan moest, werd nogthans onze jonge Kanselier van den Exchequer doorgaans van de overigen onderscheiden, als een Man van grooter waardij dan zijne Medestanders. Mr. pitt bleef niet lang buiten Staatsbewind: dan zijne wederbevordering tot magt was een van die duistere en heimlijke omwentelingen in het Staatkundige, van welke de gewoone verstanden van eerlijke lieden zich geen denkbeeld kunnen vormen. De India-Bills leverden het strijdperk op, waarin de staatkundige sterkte van twee der grootste kampvegters in dat vak, die ooit in eenig Land te voorschijn traden, wedijverden om de zege - dezelve viel pitt ten deele. De eene Bill, ingediend door een niet min roemrijk Lid van het Huis der Gemeente, en geagt door zijne Landgenooten, werd tegengestreefd door die van Mr. pitt, vervolgens voorgesteld; de laatstgemelde was gunstiger voor de regten en den invloed van de Kroon, en de eerstgenoemde voor die des Volks. Om een regt denkbeeld te vormen van de kragtige werking deezer twee veel gerugts maakende Bills op de ziel van een groot Persoonaadie, hebbe men zich te herinneren, dat, omtrent deezen tijd, een straal van het licht der Vrijheid zich in Europa vertoonde. De Omwenteling in America hadt men beschouwd op eenen afstand van de plaats, waar dezelve voorviel. Wijsgeeren en Krijgslieden in Frankrijk waren ooggetuigen geweest | |
[pagina 113]
| |
van den voortgang der Vrijheid, en keerden na hun Vaderland terugge met verslaggeevingen van de daadlijke middelen, waardoor die Omwenteling was daargesteld. Het was onmogelijk voor een man van uitgebreid verstand, van doorzigt, en bekwaam om te oordeelen, wat het waarschijnlijk uitwerkzel zou weezen van een gesteld geval, om niet eenigermaate te deelen in de aanwinst des vermogens van een algemeen heerschend gevoelen. Mr. fox deedt zulks. Hij begeerde eenig gewigt te leggen in de schaal des Volks, om een juist evenwigt van magt te bewaaren, en het gevaar tegen te gaan, dat de balans gebroken werd door eene geweldig schokkende beweeging om die aan de eene zijde te doen overslaan. - Dit is de waare en onverbloemde staat des gevals, zo als zou blijken, indien het dekkleed der verdeediging aan den eenen, en het masker van vermomming of vleierij aan den anderen kant, werd weggenomen. Dit weinig aangeduidde van het geval zal genoegzaam weezen, om reden te geeven, waarbij het toekwame, dat Mr. fox's Bill doorging bij het Huis der Gemeente en in het Hooger-Huis verworpen werd, en dat Mr. pitt's eindelijk in beide, door een sterken arm ondersteund, stand greep. Men mag het aan den tijd, de beste uitlegger van der menschen bedrijven, overlaaten, om te toonen, wie van beide deeze Staatsmannen het schranderst oordeel bezat, en of de ondervinding van Mr. fox of van Mr. pitt het meest verdiende te gelden. Mr. pitt werd in een gezang begroet, ‘als de Stuurman van Staat, die den storm doorzeilde;’ maar dat hij het Schip van Staat door het gevaar heen en in veilige haven gebragt heeft, zal niemand gerust durven beweeren. Hij heeft, 't is waar, manmoedig aan 't roer gestaan, den helmstok met een sterken arm gehouden, en het Schip behoed voor dreigende gevaaren; dan het zwerft nog op zee, en is verder van land geraakt, en op een grooter afstand van het begeerde punt, dan immer. Uit dit vlugtig overzigt van den staat der dingen, zo als zij kunnen gewijzigd worden door het vermogen en de bekwaamheden deezer twee groote Mannen, wordt het een stuk van de ernstigste overweeging voor de verstandigen in den Lande, hoe verre de eene, die, het oog slaande op den voortgang der verlichting en de uitbreiding der kundigheden, veranderingen in zijne | |
[pagina 114]
| |
raadslagen en berekeningen toelaat, en de uitkomsten daarvolgens opmaakt en overweegt, of ze al of niet met veiligheid mogen gevolgd worden, - hoe verre, zeg ik, zulk een man, een groot vooruitziend oog geslaagen hebbende op het bestendig belang zijns Vaderlands, geregtigd is om gelijk gesteld te worden in rang en vertrouwen met een ander, die, zijne vooruitzigten in een enger kring beperkende, en min rekenende op verder verwijderde, doch niet min zekere en hoogst hachlijke kansen, alles in gevaar stelt, - in gevaar, 't geen aangroeit voor elks oog, terwijl de middelen, om 't zelve af te weeren, het begrip van allen ontwijken? - In de daad, de raderen, op welke thans het Bestuur van Groot-Brittanje draait, zijn zo menigvuldig, dat naauwlijks een hoofd of hand, dan die der stoutmoedigen en grooten (als gij zo wilt) het aandurven. Reden hebben wij te over, om te gelooven, dat men, alleen onder de onkundigsten en stoutsten, lieden zal vinden, die gaarne het beheer van een zo zeer zamengesteld werktuig zouden aanvaarden. Mr. pitt's stand is derhalven veeleer uitsteekend dan begeerlijk. Maar wat 'er ook zijn moge van de ondersteuning, welke pitt uit zekeren hoek ontvangt, of de meerderheid, welke hij in het Hooger-Huis bezit, het is niet natuurlijk, dat hij in het Huis der Gemeente agting hebbe: hij tradt weder in het Staatsbewind met de openlijkste verkragting van de begrippen, aldaar plaats hebbende, en van het gezag, daaraan toekomende. Pitt moge de Staatsdienaar van de Kroon weezen; de Man des Volks mag hij niet genaamd worden. Wij koesteren geene vooroordeelen tegen den Man van dit uitsteekend Character: wij zijn met geene vooropgevatte gunstige begrippen ten opzigte zijns Tegenstanders ingenomen: wij zeggen van hem, wat wij voorheen zeiden van Lord sidmouth: ‘wij wenschen om 't geen wij vreezen niet te zullen verwerven.’ - De geheele som van Mr. pitt's staatkundige verdiensten en wanverdiensten is kortlijk opgemaakt in deeze zeer weinige woorden zijns grooten Mededingers: ‘dat hij een Staatsdienaar is, die meer Lasten op de schouderen des Volks van Engeland gelegd, en 't zelve van meer Vrijheden beroofd heeft, dan een eenige zijner Voorgangeren.’ (Het slot vindt men in No. IV.) |
|