| |
Is het H. Avondmaalsfeest ook voor verlichten?
Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijn Heer!
Hier nevens de vertaling van een gedeelte eenes Briefs, over een allergewigtigst onderwerp. De lezing daarvan kan zeker, ook in ons Vaderland, waar men helaas! ook al, onder de Verlichten, verwaarlozers van deze zoo eenvoudige als schoone en bemoedigende, en tot kristelijke deugd opwekkende plegtigheid aantreft, nuttig wezen. - Men denke niet, dat ik 't in alles, met den ongenoemden Schrijver, eens zou zijn: ik houd, in tegendeel, den dood van jesus voor nog oneindig meer belangrijk en heuchlijk voor zijne gelovige vereerers, dan hier gesteld wordt. - Dan zijn oogmerk is gewis goed, en 't geen hier voorkomt, geschikt, om, onder Gods zegen, het H. Avondmaal, door lieden die zich verder gevorderd dan anderen oordeelen, minder verzuimd te doen worden. - Mogelijk oordeelt Gij 'er ook zoo over, en dan zal het mij aangenaam zijn, wanneer Gij, aan dit onderstaande, een plaatsjen in het Mengelwerk uwer geachte Letteroefeningen gelieft in te ruimen. - Ik ben, enz.
T.
Ozdm,
4 van Sprokkelmaand 1800.
| |
| |
| |
Is het H. Avondmaalsfeest ook voor verlichten?
Onmogelijk kan ik u toestemmen, dat het vieren van het H. Avondmaal wel den grooten hoop van zinlijk denkende menschen eene goede stichting verschaffen, maar dat de opgeklaarde man, boven deze en dergelijke uitwendige ceremoniën, zich verheven zou kunnen rekenen. - Hij, wien deze Godsdienstige handeling verder niets is, dan eene Ceremonie, waarbij verstand en hart geen voedzel kunnen vinden, doet in elk geval best, met dezelve geheel na te laten; hij moge nu tot den grooten hoop behoren, of zich tot de klasse der meest verlichten rekenen. - Dan voor dezen laatsten, voor den man van een verlicht verstand en hart, moet het gedachtenismaal van jesus meer dan eene bloote ceremonie zijn. - Gij schijnt vergeten te hebben, 't geen u toch niet onbekend kan zijn, dat de meest verlichte Natie onder de Ouden, de Grieksche, in een gelijk geval, geheel anders oordeelde en handelde. - Het aandenken aan hem, die in Athene, met onverschrokken moed, zijn leven voor het Vaderland had opgeofferd, was men gewoon, 's jaarlijks, op den verjaardag zijnes doods, door openbaare redevoeringen te hernieuwen; en te Lacedemon werd, ter eere van den Held Leonidas, alle jaaren een feest gevierd, dat alléén vrijgeborene burgers mogten bijwoonen. Tot aandenken aan eenen Socrates, Plato, en meer andere Wijzen van Griekenland, hield men, op zekere tijden, een zoort van gedachtenismaaltijden, waaraan hunne vereerers deel namen, en waarbij men zich de leer en deugden dier groote mannen herinnerde. - Aristoteles en anderen schreeven zelfs, in hunnen uitersten wil, bepaalde regelen voor, naar welken zij wilden, dat hunne Leerlingen deze maaltijden houden zouden. - Zoo geloofde men, in Athene en Sparta, ook nog de schimmen van verdienstelijke mannen den pligt van dankbaarheid schuldig te zijn, en zocht, door dergelijke Feesten, hun aandenken en voorbeeld, voor de nakomelingschap, nuttig te
maken. - Met blijdschap nam daaraan een ieder deel, die een Vaderlander, een vriend van wijsheid en deugd, zijn wilde.
In eenen weinig bekenden hoek des Aardbodems, uit den schoot van een onbeschaafd Volk, treedt een Man te voorschijn, die meer is dan Leonidas, Socrates en Plato. - Niet opgeleid in de schoolen van Grieksche en Romeinsche wijsheid, leert Hij wijsheid, zoo als nog niemand ze geleerd had. - Hij waagt het, met waaren heldenmoed, het bijgeloof aan te tasten, en ongehoorde bigotterij, en haare misgeboorte, onverdraagzaamheid, te bestrijden. - Den Gods- | |
| |
dienst, die verheven Dochter des Hemels! ontdekt Hij, in deszelfs zuivere eenvoudigheid, aan het gezicht van den sterveling, en herstelt zijne zoo zeer miskende tweelings-zuster, de Deugd, weder in haare waardigheid. - Tusschen beiden sticht Hij een eeuwig verbond. - Hij zelf is beider getrouwste vereerer, een voorbeeld in wijsheid, en in elke beminnenswaardige deugd. - Hij leeft geheel voor zijn volk, maar weet ook, met de getrouwste vaderlandsliefde, eene algemeene menschenliefde te verbinden. - Hij is de eerste mensch, wiens hart geheel met algemeene welwillenheid, met goedwilligheid jegens allen, vervuld was. - Het schoone plan, dat Hij zich vormt, en waarvoor Hij bloed en leven waagt, is, het gansche menschdom gelukkig te maken. - Hij sterst, van weinigen gekend, en van nog minder verstaan; van veelen gehaat, en zelfs van de meesten zijner vertrouwdste Leerlingen verlaten. - Niet op het bed van eer, niet onder de toejuiching zijner Natie, neen! maar aan het kruis, onder de gevoeligste smarten, onder de barbaarschste bespottingen zijner vijanden, sterft Hij met de rust van eenen Wijzen, biddende voor hun die Hem dooden. - Maar zijn dood werd het middel om zijne verdiensten te doen erkennen. - Zijn gerucht vliegt van Land tot Land; door zijne Leerlingen, die Hij met veel ijver en moeite hiertoe bekwaam maakte, werd zuivere kennis Gods en der deugd, onder alle volkeren, verspreid. - Het bijgeloof vlucht, der Afgoden altaaren storten om, waarheid en
doorzicht, in de voor den mensch allerbelangrijkste zaaken, worden niet alleen het deel der wijzen, maar zelfs van den meest verwaarloosden grooten hoop. - Nooit heeft het menschdom zulk eene weldadige wedergeboorte ondervonden, waarvan de gevolgen onoverzienbaar heuchlijk zijn.
De Man, die dit alles bewerkte, en zonder wiens ijverige pogingen wij waarschijnlijk nog, in den nacht van onwetenheid en woestheid, omdwaalden, heeft ook verordend, dat zijne vereerers het aandenken aan Hem, door eenen zeer eenvoudigen gedachtenismaaltijd, vieren zouden.
De gedachtenismaalen, die weleer ter eere van Socrates en Plato gehouden werden, hebben reeds lang opgehouden, en de verordeningen desaangaande zijn vergeten. - Het gedachtenismaal van jesus heeft zich, nu reeds 18 Eeuwen, staande gehouden. - Maar, hoe is het te geloven? - nu begint men zich den Man te schamen, die voor waarheid en deugd stierf! - Men wil niet langer doorgaan voor eenen vereerer van Hem, die, boven tegenspraak, de meeste verlichting over de waereld verspreid heeft; wiens leer der deugd nu nog, van de wijsten onder de menschen, bewonderd en gebruikt wordt, en zonder welks verdienste de wijsbegeerte,
| |
| |
en met haar menige andere wetenschap, zich welligt heden nog in den staat der kindschheid zou bevinden.
Wie nu zijn het, die zich dezen grooten Man schamen? - Waarschijnlijk zal het toch alleen de onbeschaafde hoop zijn, die zich aan recht, waarheid en deugd niets gelegen laat liggen, en de duisternis liever heeft dan het licht? - Ach neen! De beschaafde stand, - zij, die van verlichting het luidst spreken, en dezelve ten hemel verheffen, - zij zijn het, die, met eene zekere koelheid en zelfsvoldoening, aan het gedachtenismaal ter eere van den Verlichtsten zich onttrekken. - Neem het mij niet kwalijk, mijn waardste! wij handelen niet alleen ondankbaar jegens de grootste verdiensten, maar ook tegen onze eigene grondstellingen; wij handelen geheel inconsequent, wanneer wij ons het vieren des H. Avondmaals schamen. - Wij, die ons onder de beter onderrichten tellen, en tot de lieden van eene goede opvoeding rekenen, moeten vooral deze plegtigheid bijwoonen, en dus der waereld toonen, dat wij waare verdiensten weten te schatten, dat wij de reine deugd, die jesus leerde, beminnen, en dat wij de verlichting, welke Hij, over de belangrijkste aangelegenheid der menschen, verspreid heeft, gaarne bevorderen willen. - Wanneer de lagere klassen zien, dat wij ons, van tijd tot tijd meer, aan het feestelijk maal ter eere van Dezen onttrekken, dien wij toch anders, als den verlichtsten Leeraar der menschen, en als het model der deugd, aanprijzen; zoo moeten zij waarlijk op de gedachte komen, dat het ons niet recht ernst zij, met onze lofspraken op de verlichting, en met onze zoo zeer aangeprezen zuivere liefde tot de deugd.
Of schamen wij ons misschien, het Avondmaal, in gezelschap van lieden, uit de zoogenaamde lagere standen, te vieren? - Deze denkwijze zal toch wel eenen verlichten, eenen weldenkenden man, niet zeer waardig zijn! ô Mijn vriend! hoe moesten wij ons verblijden, dat de Voorzienigheid ons hier eene, in haaren aart, eenige gelegen. heid geeft, waarbij wij met 'er daad bewijzen kunnen, dat wij de voorrechten van geboorte, stand, rang en rijkdom voor datgeene houden, dat zij zijn; voor onverdiende geschenken, voor dingen, die, in het oog des wijzen; alleen in zooverre eenige waarde hebben, als men daardoor zijnen medemenschen te meer nuttig zijn kan. - Hier, bij het H. Avondmaalsfeest, voelt de mensch het recht levendig, dat hij, in de oogen van het Heiligste Wezen, niets meer geldt, dan hij waardig is. - Tot eene wezenlijke blijdschap moet het ons, den verlichten onder onze broederen, dan verstrekken, hier onze achting, voor de innerlijke menschenwaarde, aan den dag te leggen, en, door onze tegenwoordigheid bij, en deelneming aan, dezen plegtigen maal- | |
| |
tijd, onze arme verachte medemenschen dat genoegen te verschaffen, dat zij zich ook eens, over hunne menschenwaarde, verheugen kunnen. - Daardoor zou het wederkeerig vertrouwen van hoogere en lagere standen weder hersteld, - daardoor zou deelneming tusschen de medebewoners van het zelfde oord en vaderland, - daardoor zou meer burgerzin en burgerdeugd, - daardoor zou verdraagzaamheid, en algemeene liefde onder de menschen, bevorderd worden; en dit alles ijverig te bevorderen, is immers het groote oogmerk der verlichting?
Maar zoo veel aanstotelijks, als bij ons avondmaal-houden nog plaats vindt! - Ik versta u, mijn vriend! Ik weet alles wat gij zeggen wilt. - Ik weet, dat, bij alles wat reeds in dit opzicht gedaan is, nog veel te doen overig blijft. - Maar zullen wij, wanneer wij waarlijk verlicht zijn, ons niet 't gemaklijkst daar boven verheffen, en hetzelve over het hoofd zien kunnen? Het kan alleen den halfweter van deze godsdienstige handeling aftrekken. Wij houden ons niet aan de schaal, maar aan de kern. Het omkleedzel kan onsmaaklijk zijn, maar dat, wat het insluit, is ons geest en leven! |
|