| |
Een tochtje door de belangrijkste gedeelten van Noord-Wales. Door J.N. Brewer, Esq.
(Vervolg van bl. 619 des voorigen Jaars.)
De kleine Stad Bangor is gebouwd aan den inham van de Baai Beaumaris, en spreidt al de zagtheid en verscheidenheid eener Italiaansche haven ten toon. Oogen, gewoon aan den luister van Londen, zien mogelijk met kleinagting neder op de laage gebouwen deezer wijdafgelegene Stad; maar een algemeener waarneemer zal daarin het gelukkig midden ontdekken, tusschen praalende en geen genoegen schenkende grootheid, en afzigtige armoede. Bangor maakt een uitlokkend vertoon in 't oog des Reizigers, als hij van den hoogen veiligen weg op de nederige gebouwen ziet, op eenigen afstand verwijderd van het dreigend gebergte Snowdon. In de andere richting vereenigen zich de wateren van de Menai met die van de Iersche Zee, en vormen de zagte golven van de schilderagtige Baai; terwijl de kleine Stad, aan alle kanten door de natuur beschut, de ongestoorde rookwolken uit haare laaggedooke huizen laat opgaan.
Bangor, schoon thans zo bepaald in haare uitgestrektheid, was, ten eenigen dage, eene plaats van veel ver- | |
| |
maardheids, en door een der Graaven van Chester met een Kasteel versterkt. Van het maakzel deezer Sterkte (welke, volgens de overlevering, gelegen was aan den ingang van de Straat Menai, waar edward de I te vergeefs een brug zogt te leggen, om zijn krijgsvolk veilig na het Eiland Mona te doen overtrekken) kon camden in zijnen tijd geen de minste overblijfzels vinden. Het tijdperk van Bangor's bloei is van eene zeer wijdafgelegene dagtekening; en verscheide rampspoeden spanden zamen, om elk overblijfzel van de oude grootheid weg te neemen. Zelfs in de vroegste onlusten deelde Bangor. Tacitus vermeldt, dat de overwinnende Romeinen zich hier bevonden, op hunnen weg na Anglesea; welk eiland zij bereikten, de Ruiters op een vlot, en het voetvolk in platboomde vaartuigen overzettende. Inlandsche oorlogen zetten de Stad herhaalde keeren in brand; de Hoofdkerk deelde in de vernieling, en werd niet voor den Jaare 1532 in den tegenwoordigen stand gebragt.
Bij het ophouden der Burgeroorlogen is deeze Stad niet gelukkig geweest in voordeelen te raapen. Als eene Zeehaven heeft Beaumaris de voorkeus gekreegen, en ten aanziene van den inlandschen handel is Caernarvon eene maar al te gelukkige mededingster geweest. Dan, wat schoonheid van ligging en overvloed van leevensmiddelen aanbelangt, doet deeze Stad voor geen haarer nabuuren onder. Het staat te wagten, dat de handel een grooteren bloei zal krijgen, door de vaderlandlievende poogingen van Lord penrijhn, wiens Landgoed in de nabuurschap deezer Stad ligt, die reeds veel gedaan, en nog verscheide, den handel deezer Stede heilzaame, plans op 't ooge heeft. Het Hotel van deezen Lord is zeer fraai gebouwd. Men vindt 'er een ruim vertrek in, tot een Gezelschaps-Boekerij geschikt, welke men veronderstellen mag dat bloeijen zal in de nabijheid des Bisschops.
Des Bisschops Paleis is een behaagelijk gebouw, meer uitsteekende in netheid dan in pragt; en, schoon de ligging te laag is om een vrij gezigt te hebben over het land rondsomme, kunnen wij niet denken dat Mr. warner zeer gemaatigd was in zijne begeerte, als hij zeide: ‘Ware ik Bisschop van Bangor, ik zou geen andere plaatsverandering wenschen dan na den Hemel!’ - De armoede van de Geestlijken in deezen
| |
| |
oord is tot een spreekwoord geworden. Wij ontmooeten 'er geen voorbeeld van, en, volgens de berigten ons gegeeven, heeft het gerugt dezelve zeer vergroot. En moeten wij hier vermelden, dat Mr. stocks tien Ponden St. aantien arme Geestlijken meest na Wales gaat.
De voldoening schenkende en tederhartige gewoonte, om eenvoudige bloemen en altoos groene bladeren op de graven te strooijen, wordt nog aangehouden in de meeste streeken van Noord-Wales. Mr. pratt geeft een verhaal van een gesprek, dat zeer hoog dichterlijk liep, tusschen hem en een dier Lijkgedenkers. Ik moet bekennen, dat ik geene zo verhevene en sentimenteele denkers hier aantrof; maar de verbeeldingskragt vondt ligt uit, duizend tedere betrekkingen, waarmede de volvoering van dit werk de gedagtenis des overledenen nog naauwer verbondt aan het gevoelig hart der overgebleevenen. Een der vroegste onderscheidingen der Christenen alhier was het nalaaten van deeze onschadelijke gewoonte; men zag dezelve aan, als iets hebbende van de oude Mythologie. ‘Dewijl de dooden niet kunnen ruiken,’ zeiden zij, ‘brengen wij hun deeze gaven niet toe.’ Koude en droeve leer! Even goed zou men de ongevoeligheid der dooden kunnen aanvoeren, als eene reden om allen eerbied voor der overledenen gedagtenis vaarwel te zeggen. Maar wat is blijkbaarder, dan dat wij het een en ander verrigten om voldoening te schenken aan onze eigene aandoeningen? - aan deeze aandoeningen, waarmede elke gedagte aan de overledenen verbonden is, en door welke bot te vieren, de leevenden zo wel bevoordeeld, als de dooden vereerd worden.
Het Kerkhof bij deeze Kerk baart, gelijk veele in deeze noordlijke streeken, eene uitwerking, welke ernstvol en genoeglijk tevens is. De graven zijn alle bedekt met stukken leisteen: de zwarte kleur stemt wonder overeen met grafvercieringen, Het strekt den bewoonderen van Noord-Wales tot eere, dat hunne begraafplaatzen in afzondering en netheid uitsteeken. Zeldzaam ziet men de Kerkhoven met onkruid overgroeld, gelijk veelal elders; veel min worden ze gebruikt om er de schaapen van den Dorpsslachter te laaten weiden, of de koeijen van den Vicaris. - De eenvoudigheid van de opschriften der graven verdient desgelijks opmer- | |
| |
king. De voorletters van den overledenen en de dag zijns doods, en zoms ook die zijner begraafenisse, maaken doorgaans het opschrift uit. Het is zeldzaam, dat men die versjes aantreft, vol ongerijmdheids en bijgeloofs, welke men elders ontmoet. Dit is te vreemder bij een volk, over 't algemeen beschreeven als zo zeer en algemeen op het dichten gesteld. Het is waarschijnlijk, dat de Geestlijke het pligtmaatig oordeelt, alle opschriften, voor de graven bestemd, te zien. Is dit waarlijk het geval, dan baart het eene gewenschte uitwerking, veele onvoegelijkheden voorkomende.
Die van Noord-Wales zijn niet alleen bijzonder in de wijze om het overschot hunner naastbestaanden te vereeren; de wijze, waarop zij het ter aarde bestellen, is even zonderling, schoon misschien minder bevallig. Op den avond vóór de begraafenisse komen de vrienden in het sterfhuis, vergezeld van den Geestlijke en diens Klerk. De Gebeden voor den gestorvenen worden geleezen, en zoms ook een gedeelte van den Lijkdienst. De naaste en bedroefdste bloedverwanten strooijen dan, onder het storten van traanen, bloemen op het dekzel van de doodkist; waarop de rouwklaagers, en hierin doet zomtijds de Geestlijke mede, hartlijk aan 't rooken en drinken gaan!
De lijkstatie, voorgetreeden door den Geestlijke, gaat kerkwaards; een persoon strooit steeds bloemen, de treffende zinnebeelden van bloei en verwelking! De bijzetting volbragt zijnde, vervoegt zich de Geestlijke bij de Gemeenschapstafel, en biedt een schenkbord aan. In 't zelve laat elk begraafenisganger een stuk gelds vallen, niet alleen naar zijn vermogen, maar ook naar de maate van agting, den begraavenen toegedraagen. - Een Heer van Bangor verhaalde mij, onlangs de uitvaard van een vriend te hebben bijgewoond; tusschen de vier- en vijfhonderd persoonen vergezelden het Lijk. Dit moet aan giften nog al iets hebben opgebragt. - De begraafenis volbragt zijnde, gaan de Lijkvolgers allen na onderscheidene herbergen: in een derzelven vervoegt zich ook de Geestlijke met de naaste Bloedverwanten; doch deezen blijven 'er eene korte poos; de overigen vieren een vrolijke uitvaard, even of het eer een bruilofts- dan een doodspartij ware.
Priestholm, een klein Eiland, door een naauw kanaal, de Sond geheeten, van den oostlijksten uithoek
| |
| |
van Anglesea afgescheiden, is meer algemeen bekend onder den naam van Pufsin-Island; dat is, Duiker-Eiland. Een naam, welken het gekreegen heeft, van wegen het verbaazend aantal Duikervogelen, 't welk op de oevers nestelt. Zij komen in het begin van Grasmaand; zij leggen één ei, in grootte omtrent gelijk aan een Eenden ei, zomtijds op de bloote rots, doch meestal in de spleeten en holen, door de Konijnen verlaaten, van welke dieren dit Eiland krielt. De jongen van deeze vogels worden, als zij nog buiten staat zijn om zich zelven te helpen, weggenomen en op eene bijzondere wijze ingezouten, en voor een lekker beetje gehouden. Men doet ze in kleine vaatjes, en zij worden, teffens met hier vallende groote Oesters, als een koopwaar wijd en zijd verzonden. Ik kan niet nalaaten te denken, dat, waren zij algemeener bekend in onze mode-gezelschappen, ze niet minder gezogt zouden worden dan de Cavejaar, of eenige andere lekkernij van dezelfde vermaardheid. In Oogstmaand verlaaten zij dit verblijf, zich 's nagts van daar begeevende gelijk zij gekomen waren. - Die bergholen worden bewoond door verscheide andere vogelen: gestoord wordende, vliegen zij op, in zulk eene menigte en met zodanig een geschreeuw, dat de vreemdeling, die deeze stoorenis aanrigt, versteld staat.
Het Eiland Anglesea viel niet in het plan mijner omzwervingen. De onderzoeklievende Reiziger zal het egter wel der moeite waardig keuren, zich daar heen te begeeven, tot het beschouwen van de zeldzaamheden der natuure, welke het aanbiedt. De Paris-berg verschaft een onuitputbaaren voorraad voor den Natuuronderzoeker. Dit Eiland is daarenboven een der voornaamste verblijfplaatzen geweest van de Druiden, en het tooneel van zo veele bijgeloovige plegtigheden, die voldoening kunnen schenken aan den bespiegelenden en dichterlijken bezoeker. Onder de gebruiken der Bewoonderen zal hij een trek vinden, die hem teffens verbaast en treft. De Dichters, die zo menig eene zinspeeling ontleend hebben van des Schaaphoeders ruischpijp op het gebergte, terwijl zijne kudde voor hem heen te weiden gaat, denkt men dikwijls, dat een lang voorheen verloopen tijd beschrijven, of zelfs een tijd, die nimmer bestondt. Op Anglesea, egter, heeft dit daadlijk nog plaats. Het speeltuig is van eene zeer boersche
| |
| |
of herderlijke zamenstelling, bestaande uit een koehoorn, waarin een vogelpen steekt. De toonveranderingen worden gemaakt op dezelfde wijze als met de gewoone dwarsfluit. Een landdeuntje, hoe kunstloos ook uitgevoerd, van een herder te hooren, daar hij op het gebergte zit, welks lof hij speelt, moet een wellust zijn voor elk, die onafhangelijkheid ziet in de zonderlingheid van zeden.
Op den heerlijken weg, die Bangor met Conway vereenigt, vindt de Reiziger zich dikwijls genoopt om stil houden, en de schoone, verhevene en bezienswaardige voorwerpen op te neemen. Het Gothisch Kasteel van Lord penrijhn, de voorige verblijfplaats der Prinsen deezes Lands, treft het oog, door de grootschheid des voorkomens, door de eerwaardige toorens, half verborgen door het plantsoen van gelijkjaarige eiken.
Aber, een Dorp, even verre van Conway en Bangor gelegen, is beroemd, dewijl het, van tijd tot tijd, ter verblijfplaats strekte voor de eertijds magtige Opperhoofden van Wales, die in deeze wijken veiligheid zogten tegen openbaar geweld.
Penmean Mawer is zeker een schrikbaarende en gevaarlijke doortocht; doch heeft veel minder van dit onaangenaame, zints 'er een nieuwe weg is aangelegd van zeer vaste en duurzaame stoffe, die beschut wordt door een vasten wal. Dit zo zeer begeerde werk werd voltooid door john sijlvester, wiens volstandige poogingen de hinderpaalen overwonnen, welke dreigden, allen menschlijken arbeid, in dit geval, te leur te stellen.
De Stad Conway, hadde dezelve het voordeel niet van den koophandel op Ierland, zou zo stil zijn als de weg, die derwaards leidt. Gedenkwaardig van wegen de tooneelen der feestlijke grootheid, voorheen daar gehouden, is die Stad nog belangrijk voor den kundigen en den gevoeligen mensch. Het heerlijk Kasteel, waar edward met elinor, de Koningin, een Kersfeest doorbragt, is in een bouwvalligen staat. Het is misschien de fraaiste ruïne, welke men in deezen oord aantreft, en gezien van eene daar tegen over liggende landengte, vertoont het een overblijfzel van Kunst, door den tijd zo afgesleeten, dat het eene verwondering verwekt, alleen aan de werken der Natuure verschuldigd. - De ruïnen van Conways Kasteel, gevoegd bij den met toorens bezet- | |
| |
ten wal, die de kleine Stad omgeeft, vorderen eenig verblijf van den Reiziger, als hij zijne reis na de valei van Llanrwst voortzet. Hier zal hij, de wisselende tooneelen van vernielende onrust, en de bijkans even gevaarlijke feesten herdenkende, van welke deeze overblijfzels getuigen waren, zich moeten verheugen van wegen het vreedzaam vertoon der landbezigheden, welke thans de plaats bekleeden van burgeroorlogen en de ruwe pragt der ridderschappe. Het voorwerp, 't welk zodanige gedagten doet opkomen, doet hem met grootschheid nederzien op den vervallen staat, waarin dit gedenkteken van edwards overwinningen gebragt is; en hij zegent den krassenden Uil, van wegen diens onbetwiste heerschappije over eene plaats, waar voorheen de Koningen de diepst buigende hulde ontvingen, en de zegepraal haare luidragtigste toejuichingen deedt hooren.
De Landbouw van Noord-Wales is, buiten tegenspraake, nog in zijne kindschheid. Verbetering maakt nergens traager vorderingen, dan bij de zondanigen, die afgescheiden leeven: vooroordeel en traagheid vereenigen zich, om eene bijgeloovige gehegtheid te baaren aan die gebruiken, welke de ondervinding geleerd heeft dat eenigermaate aan het oogmerk beantwoorden, schoon niet op de wenschlijkste wijze. Men verhaalde ons, dat de boeren, in zekere streek, zich bezwaarlijk lieten overhaalen om den ploeg op eene andere wijze aan het paard vast te maaken, dan aan den staart; terwijl de landlieden, in eene andere, niet wilden luisteren na hun, die beweerden, dat men het kouter beter van ijzer dan van hout maakte; welk laatste bij hun in gebruik was. Bij zulk slag van menschen zal elke aannadering tot verbetering ongetwijfeld eene overtollige nieuwigheld gerekend worden; en men moet het aanbeveelen aan den stillen voortgang, dien de Letteren te wege brengen, thans zo algemeen verspreid onder alle klassen van menschen, om den kring der bevatting uit te breiden, en de verstanden voor het bevatten der waarheid te openen. Het betere begrip des Landbouws, 't welk in Engeland zo zeer veld gewonnen heeft, blijkt reeds in de volkrijkste en vrugtbaarste oorden van Wales ingang gevonden te hebben: doch de uitwerkzelen daarvan zijn nog zeer bepaald, en de moeilijk te bearbeiden grond in de bovenste gedeelten ligt nog geheel verwaarloosd.
Eenigen zullen zich mogelijk ergeren over de aan- | |
| |
merking, dat het omhelzen van de tegenwoordige wijze van Landbouw ongetwijfeld medebrengt de gewoonte om verscheide kleine landhoeven tot ééne te maaken, al te uitgestrekt voor het beheer van iemand anders, dan die groote middelen bezit. Dat hierdoor de Landheer voor zichzelven voordeel behaalt, kan niet gelochend worden; maar zeker lijdt het land in 't algemeen een nadeel, 't welk, even als de kanker in 's menschen lichaam, traag en stil moge voortkruipen, maar eene verwoesting van het geheel dreigt. De man, die vijfhonderd Acres bezit, houdt in zijnen dienst vier Gezinnen; terwijl de verdeeling zijner landbezitting die allen in staat zou stellen om in vlijtbetoonende onafhangelijkheid te leeven. De Landman, die zijnen grond bearbeidt in het zweet zijns aanschijns, en zijne kinderen opvoedt in dat werk, met de manlijke begrippen, gehegt aan de waardije van welgeslaagd werk, is de rechte Landman. Langs den anderen weg komt men welhaast in den ongelukkigen staat, waarin men slegts twee rangen van menschen aantreft - zeer rijken en zeer armen Het bestendig welvaaren eens lands bestaat in de volkrijkheid; dan, wanneer de geest des volks vernederd wordt door al te gemeen heerschende denkbeelden van slaafsche dienstbaarheid, gaat alle volkskragt verlooren. Schijnbaare grootheid blijft; maar 'er heerscht eene inwendige zwakheid, welke niet zelden de voorboode is van verval en ontbinding.
Landbouw bevorderende Societeiten in de onkundigste en afgelegenste gedeelten van Wales, gegrond op zulke beginzelen als de kundigheden der landlieden zouden uitbreiden, terwijl 'er geene verandering gemaakt wierd in de betrekkelijke omstandigheden der landbewoonderen, zouden ongetwijfeld een zegen voor dit land weezen, en een schooner luister afkaatzen op de Landeigenaars aldaar, dan het aanleggen van nieuwe wegen en het graaven van vaarten, die, hoe wenschlijk ook in zommige omstandigheden, alleen tot middelen dienen om de opbrengst van een land na vergelegene markten te zenden, terwijl men de ingezetenen bijkans van honger laat sterven.
De valei van Llanrwst opent zich met die opklimmingen van schoonheid, welke den Reiziger veeleer betoveren, dan verwonderd doen staan. Aan de eene zijde vertoonen zich de ongeregelde en eene schrik- | |
| |
baarende vertooning maakende bergen van Caernarvonshire; aan de andere doen zich op, de zagte zwellingen van heuvelen, overdekt met houtgewas; tusschen beiden verheffen zich rotzen, die met het groot gebergte schijnen te willen wedijveren. De grootsche rivier Conway wendt haaren stroom door de valei, en verrijkt met een teder groen de lachende velden, die de oevers omzoomen. Van de steilste bergen zoeken ontelbaare watervallen rust in de valei, en bewijzen met de daad, wanneer men ze van verre hoort of van nader bij beschouwt, dat niet alleen landgezigten, maar landgeluiden, geschikt zijn om aandoeningen van het zuiverst vermaak der ziele in te storten.
De onderscheide trekken, welke zich in deeze valei opdoen, zijn van een te uitgebreiden aart, om zulk eene zonderlingheid te baaren als die van Festiniog, welke in de daad gevormd schijnt door een vriendlijken Genius, om een volmaakt voorbeeld aan den tekenaar te verschaffen. De valei van Llanrwst behelst egter eene grootere verscheidenheid; de eene bekoorelijkheid volgt de andere, en elke verschaft een nieuw en weelderig blijk van het schilderagtige. De landhutten zijn ook voegelijk en zindelijk; en den inwoonderen schijnt niets te ontbreeken, dan een gevoel voor de schoonheden, welke hun omringen, om de benijdenswaardigste schepzels te vormen, welke men zich kan verbeelden.
Te midden van dit vrolijk tooneel ligt de Stad Llanrwst. Eene plaats van eenige drukte, doch van weinig aanbelangs, dan voor den handelaar. Deeze Stad trekt, even als haare mededingsters, veel voordeels van de handelgemeenschap met Ierland; en de hoogloopende rekeningen van den Herbergier strekken ten bewijze van de ruimschootigheid der Hiberniaansche bezoekeren.
Het zal niet te onpasse gekeurd worden, hier aan te merken, dat de gewoone leevensbehoeften in Wales gerekend worden eenen zo wenschlijk laagen prijs te hebben. Dat zulks, eenige weinige jaaren geleden, het geval was, kan niet gelochend worden; doch deeze bergagtige oorden verschaffen niet langer een geschikt verblijf voor de behoeftige gezinnen, die de plaatzen van koophandel en verteering ontwijken, en eene schaars bewoonde landstreek zoeken, waar de eenvoudigste voortbrengzels der Natuure en de landwooning voor een geringen prijs verkrijgbaar zijn, uit hoofde van 't ge- | |
| |
brek aan eene nabij gelegene gereede koopmarkt of de nabuurschap van rijke lieden. De algemeene goedheid der wegen neemt het ongemak weg van eene verre verkoopplaats. Vrugten, die schielijk voort moeten, vervoert men, uit de voortijds bijkans ontoeganglijke hoeken, na de grensstad; de noodzaaklijke leevensmiddelen voert men af langs kanaalen, na de graanschuuren van den rijken opkooper; en de valeien voeden het vee vet voor den lekkeren Inwooner van Londen, of den grooten sleep volks, gevoed door middel van leveranciers der leevensmiddelen. - Ik geloof, dat de kosten van eene huishouding, zelfs hier in het binnenste des lands, alleen minder zijn in eene zeer geringe maate, dan in de vrolijkste en volkrijkste streeken in Engeland. Een voordeel in 't vooruitzigt mag men zeker winnen bij de verhuizing - dit is nog het éénig voorregt, niet onderworpen aan den drukkenden last der tegenwoordige dagen!
('t Vervolg in het eerstkomend Stuk.) |
|