| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelijk.
Schets en beoordeeling van het stelzel van Dr. Gall, raakende de oorzaak en de uitdrukking der voornaamste verscheidenheden des verstands en der hartstogten. Door J.L. Moreau de la Sarthe.
(Vervolg en slot van bl. 9.)
De eerste tegenwerping, welke den Leezer, tegen Dr. gall's stelzel, ingerigt ter physiologische verklaaringe van de voornaamste verscheidenheden des verstands en der driften, veelligt zal invallen, betreft het gevaar der zedelijke gevolgen van dat stelzel. Zeer groote nadeelen inderdaad zouden die gevolgen voortbrengen. Indien het stelzel niet in zijne beginzels wierdt bestreeden, zouden zij den weg baanen ter alleronbeteugeldste involginge van allerlei soort van ondeugden en misdaaden; tot onverschilligheid, even gevaarlijk voor de verhevenste deugden en de uitmuntendste begaafdheden. Hierom, hoewel wij verre af zijn van den invloed van het natuurlijk op het zedelijk gestel te betwisten; hoewel wij zelfs genoodzaakt zijn te erkennen, dat 'er temperamenten en zekere soorten van werktuiglijk gestel aanweezig zijn, inzonderheid berekend voor aanmerkelijke ontwikkeling van de verstandelijke vermogens, of de hebbelijkheid van edelmoedige daaden: kunnen wij, egter, niet ontveinzen, dat, indien elke wijziging van hart en verstand als een afzonderlijk vermogen wierdt beschouwd, en als afhangende van een afzonderlijk werktuig, 'er niet meer eenige zedelijkheid in de daaden der menschen zou aanweezig zijn. De ongetrouwe vrouw en de overspeeler, de dief, de roover, ja zelfs de moordenaar, zijnde dat alles alleenlijk ingevolge van de heerschappije der werktuigen, te weeten, die van natuurlijke
| |
| |
liefde, loosheid, dieverij en bloeddorstige neigingen, zouden ligt zich vrijspreeken, door de schuld op de Natuur te leggen.
Verschrikkelijk zijn inderdaad deeze gevolgen; doch gevaarlijke waarheden zijn evenwel waarheden; de gevolgen zouden slegts zwakke tegenwerpingen zijn, en indien Dr. gall's stelzel niet op eene andere wijze en meer regelrecht konde bestreeden worden, behoorde het, gelijk fontenelle van de wijsgeerige waarheden in 't algemeen zeide, in de handen, of altans in de harten en in de boeken der wijzen te worden opgeslooten. Maar indien wij op de beoordeeling van Dr. gall's stelzel de beginzels toepassen, door condillac, in zijne Verhandeling over de Leerstelzels, nedergesteld, en op de wijze, op welke hij de onderstellingen, door de schitterende verbeeldingen van descartes, leibnits en mallebranche verzonnen, overhoop wierp, zullen wij bevinden, dat de nieuwe Theorie der Harssenen ongegrond is, of altans dat haare gronden, gelijk de Hoogleeraar chaussier aanmerkt, niets minder dan hegt en op de ontleedkunde zijn gevestigd. Ter staavinge van deeze stellinge, laaten wij alle onze aandagt bij het eerste beginzel der Gallsche leere bepaalen, dat is, op de onderstelling van de onashankelijkheid der onderscheidene verstandelijke vermogens en hartstogten.
Is die onderstelling gegrond? Zijn moed, voorzigtigheid, de verbeeldingskragt, het geheugen, vermogens, even onderscheiden als die van het gezigt, den smaak en het gehoor? Of moeten wij niet veeleer de hartstogten en verstandelijke vermogens aanmerken als enkele wijzigingen van gewaarwordinge en gedagte? De beslissing deezer gewigtige vraage zullen wij ons niet aanmatigen; doch de ontleedkundige en physiologische daadzaaken, door Dr. gall, als de scheering en inslag zijner leere, aangevoerd, dunken ons, zijn stelzel niet zoo zeer, als hij zich verbeeldt, te begunstigen; en de voorbeelden van oogenblikkelijk vernietigde, opgeschorte of ontwikkelde vermogens, door onderscheidene toevallen, bewijzen alleen, dat de kleinste veranderingen in de verrigtingen der harssenen, en de werking der zenuwen, groote verscheidenheden, en eene soort van omwentelinge, in de ontwikkeling der gewaarwordinge, veroorzaaken.
Dergelijke uitwerkzels worden zomtijds voor eenen korten tusschentijd voortgebragt, door daarstellende oor- | |
| |
zaaken, en houden met derzelver werking op. Aldus veroorzaakt het Opium, in onderscheidene giften, door de bewooners van het Oosten, ingenomen, zeer verschillende uitwerkzels, en verhit de verbeeldingskragt, of boezemt hun moed, woede, of zelfs bloeddorstige neigingen, in. De Opiumspil, door kämpfer, op een Persisch feest, gebruikt, veroorzaakte niet minder ongewoone toevallen, en hadt eene uitzinnigheid ten gevolge, geduurende welke zijne opgetoogene verbeeldingskragt hem na de hemelsche gewesten opvoerde, en zelfs in de wooningen der Goden geleidde.
De verhooging van de werkinge der zenuwen veroorzaakt soortgelijke veranderingen en verschijnzels in verscheiden omstandigheden van ongesteldheid. Zelfs schroomt de Hoogleeraar pinel niet te beweeren, dat, in eene ongesteldheid van den geest, de vlaagen van dolle menschen dikmaals den hoogsten trap van ontwikkelinge en vrugtbaarheid der verbeeldingskragt voortbrengen, zonder dat zij ophoude, regelmaatig te zijn. ‘Zomtijds (zegt die Geneesheer) bleef ik met vermaak voor de cel van een man van letteren staan, die, geduurende de vlaagen zijner ongesteldheid, van de voorvallen der Omwentelinge met den meesten nadruk, deftigheid en zuivere taal sprak. - Op andere tijden was hij een man van zeer gewoonen stempel.’
In andere gevallen maaken eene dapperheid, voor geenerlei gevaar bezwijkende, een vernielend instinkt, en eene onvrijwillige geneigdheid tot moorden, de voornaamste omstandigheden van dolle vlaagen uit.
In andere gevallen van uitzinnigheid en verstandsberoovinge, vertoonen zommigen oogenblikkelijk blijken van begaafdheden en neigingen, welke nooit te vooren bij hen waren opgemerkt. Een dier voorbeelden levert de ziekte eens ongelukkigen Jongmans op, door buffon vermeld, wiens gedwongene en onnatuurlijke kuischheid eene ongesteldheid der harssenen ten gevolge hadt, geduurende welke hij, in een oogenblik, plannen begon te ontwerpen van het platte land en van vestingwerken, hoewel hij, vóór zijne ongesteldheid, met de teekenkunde of de vestingbouwkunde zich nooit bemoeid hadt.
Bij lieden, wier Reden niet gekrenkt is, doet een staat van lijden, eene koortsagtige ongesteldheid, of aandoening op de zenuwen, insgelijks de ontwikkeling der verstandelijke vermogens ontstaan en in werking brengen.
| |
| |
Rousseau was een welspreekend en verheven miltzuchtige (hypochondriacus). Echte dichterlijke verrukking gaat bijkans altijd met eene zekere maate van koortsagtigheid verzeld, en zwaarmoedigheid wordt doorgaans aangemerkt als eene gesteldheid, gunstig voor de uitoeffening der verbeeldingskragt.
Alle deeze daadzaaken, welke, in zekeren zin, mogen vergeleeken worden met die door Dr. gall vermeld worden, en de waarneeming van welke voor den Geneesheer en den Wijsgeer even belangrijk is, bewijzen, dat de werking der zenuwen, en het werktuig, welk daarvan de zetel is, aan veele verscheidenheden en wijzigingen onderhevig zijn; terwijl het onmogelijk is, alle deeze veranderingen aan de beurtelingsche werking van bijzondere werktuigen der harssenen toe te schrijven, of te onderstellen, bij voorbeeld, dat, geduurende de bedwelming der inboorlingen van het Oosten, de werktuigen der verbeeldingskragt, van dapperheid en van moordzucht, door eene eigenwillige ontwikkeling, de verscheidene toevallen doen ontstaan, welke in deeze verschillende trappen van bedwelminge worden waargenomen.
Nog meer in 't oog loopende is de onvolkomenheid van Dr. gall's uitleggingen, indien wij zijn stelzel op eenige van de overige bovengemelde gevallen toepassen. Kan het, bij voorbeeld, ondersteld worden, dat 'er menschen zijn, die het werktuig van moed, of van moord, niet bezitten, dan wanneer zij bedwelmd of uitzinnig zijn? dat het werktuig der verbeeldinge in eenig verband staat met Champagnewijn of met Koffij? dat de uitoeffening van het zelfde werktuig bevorderd wordt door droesgeestigheid, en dat eene zenuwagtige ongesteldheid de werktuigen van schilderkunst of muziek in grooter werking brengt en sterker prikkelt?
Nog eenen anderen misslag schijnt Dr. gall begaan te hebben, door al wat tot het instinkt, de begeerten, en de zedelijke gesteldheid behoort, van de harssenen te doen afhangen. - Meest altijd is de laatste van de bewerktuiging in 't algemeen afhankelijk, of van die bijzonderheden der bewerktuiginge, waarvan de verschillende soorten van gestellen de uitwerking zijn. Van de waarheid hiervan was de vermaarde bonnet volkomen overtuigd.
‘Vezelen met groote aandoenlijkheid voorzien (zegt die wijsgeer) en kookend bloed, welk met groot ge- | |
| |
weld omloopt, geeft den mensch een zeker gevoel van zijne sterkte, 't welk van vertrouwen onafscheidbaar is; en dit vertrouwen is het beginzel van moed en dapperheid. Vezelen, die minder aandoenlijkheids bezitten, en eene maag, gematigd in haare werking, zijn de natuurlijke oorzaaken van bedaardheid. Fijne zenuwen, en eene verbeeldingskragt, die met zoo leevendige kleuren schildert, dat zij de ziel iet gelijksoortigs doet gevoelen, met hetgeen de boozen ondervinden, maaken de grondstoffe van het medelijden uit. Vaste deelen van getemperde veerkragt, en vogten, die traag in hunnen omloop zijn, zijn de natuurlijke oorzaaken van goedaartigheid.’
Ligtelijk laaten deeze denkbeelden zich toepassen op een meer uitgewerkt onderzoek van den invloed der temperamenten, 't zij algemeene of bijzondere, oorspronkelijke of verkreegene, op de zedelijke geaartheid. Inderdaad, langzaame en geregelde beweegingen, lusten, neigingen en genegenheden zonder energie, zijn het natuurlijk gevolg van een wateragtig gestel. - 't Geen gemeenlijk een bloedrijk temperament wordt genoemd, doch meer eigenaartig den naam van slagaderlijk bloedtemperament konde voeren, bepaalt andere geneigdheden, doet tot zinlijkheid overhellen, alsmede tot sterke, doch schielijk voorbijgaande, driften. Het galagtig temperament der Ouden, en de verschillende trappen van wederwerkinge, voor welke de onderbuik en zommigen haarer deelen vatbaar zijn, doen de hartstogten dieper wortel schieten en langer duuren, en veroorzaaken zodanige soorten van geaartheden, als met groote deugden en groote ondeugden gemeenlijk in verband staan. De toestand der werktuigen van ademhaalinge en voortteelinge, op onderscheidene leeftijden, of geduurende zekere ongesteldheden, doet insgelijks, in de natuur der geneigdheden en zedelijke gesteldheden, uitwerkzels ontstaan, wier werktuiglijke en oorspronkelijke oorzaak ligt kan ontdekt worden, in de harssenen niet aanweezig te zijn.
Nog klaarblijkelijker hangen het instinkt, de begeerten en neigingen der dieren van zekere ingewanden af, wier invloed Dr. gall heeft voorbijgezien; zij zijn naar de behoeften deezer dieren berekend, en kondigen, door hunne ontwikkeling, alle de trappen der wederwerkinge der werktuigen aan, door welke zij worden voortgebragt.
Het tweede beginzel van het Gallismus, de aanwee- | |
| |
zigheid van bijzondere werktuigen in de harssenen, welke afzonderlijk ondergeschikt zijn aan de ontwikkeling der vermogens en gezindheden, schijnt in de ondervinding en waarneeming geenen grond te hebben. Zelfs mag het ondersteld worden, dat Dr. gall verzuimd heeft, een naauwkeurig denkbeeld te geeven van 't geen de Physiologisten door de benaaming werktuig verstaan. Een werktuig is niet slegts eenig gewest of deel van een dierlijk lichaam, maar eene verzameling van bewerktuigde hoofdstoffen, een toestel, wiens maakzel, leevenshoedanigheden en verrigtingen immers gedeeltelijk bekend zijn. De maag, de lever, het hart, de longen, zijn, in deezen zin, werktuigen; doch niets van dien aart laat zich in de harssenen ontdekken, 't welk het voorkomen vertoont van één enkelvoudig werktuig, van één toestel, wiens maakzel alleenlijk door de Natuur blijkt daargesteld te zijn, met eene zorge, de belangrijke werkzaamheden aanwijzende, daaraan opgedraagen.
Ingevalle ondersteld konde worden, dat, door de werktuigen der harssenen, Dr. gall gewesten der harssenen verstaat, aan welke de onderscheidene vermogens en neigingen beantwoorden, het ontleedkundig grondbeginzel van zijn stelzel zou daarom niet te minder van grond ontbloot zijn, zoo als door een meer uitgewerkt onderzoek ligt zou kunnen betoogd worden.
Zelfs zijne denkbeelden aangaande den zetel der leevensktagt zijn niet naauwkeurig. Die kragt is aan eenig bijzonder gedeelte, of aan een onderscheiden werktuig, niet verbonden. Door alle deelen en door alle werktuigen is dezelve verspreid; zij is inkleevende in derzelver zamenstelling, bezielende het plantenrijk zoo wel, als de dieren, van harssenen ontbloot, en door de geheele bewerktuigde Natuur zich doende openbaar worden, door algemeene gevoeligheid, prikkelbaarheid en warmtestoffe. Indien het gewest der harssenen, aan 't welk Dr. gall die leevenskragt toeschrijft, meer bijzonder blijke daarvan de zetel te zijn, de reden daarvan is, omdat de zenuwen, welke aldaar, bij groote dieren, hunnen oorsprong neemen, van daar tot den toestel der ademhaalinge en des omloops van het bloed voortloopen, en omdat allerlei kwetzingen van dit gedeelte der harssenen den gang dier twee werkzaamheden noodwendig belemmeren, zonder welke het leeven bij de dieren niet kan aanweezig zijn.
| |
| |
Indien het ruggemerg gekwetst zij, of in een laager gewest zamengedrukt worde, bij voorbeeld, in een of ander van de gewrigten der lenden-wervelbeenderen, zullen alle daar beneden liggende deelen verlamd worden, door het ophouden van den invloed der zenuwen; en, evenwel, zou geen Physiologist het onderneemen, dit verschijnzel te verklaaren, door te zeggen, dat het gewest van het ruggemerg, in dit geval gekwetst, het werktuig der leevenskragt der daar beneden liggende ledemaaten is.
Nog meer pleiten alle ontdekkingen, tot heden toe in de Physiologie gedaan, tegen het denkbeeld, 't welk de voortteelingskragt aan eene afdeeling der harssenen toeschrijft. Bekend is het immers, dat bij menschen, geheel en al, en zints hunne kindsheid, van de werktuigen diens vermogens ontbloot, de liefdevlammen nooit ontbranden, hunne stemme, gestalte, alle werkzaamheden, en elk gedeelte, in eenen staat van kwijninge en zwakheid zich bevinden; iets, 't welk geene plaats konde hebben, indien de harssenen den zetel bevatteden, aan welken de voortteelingskragt, en alle de veranderingen, welke in het tijdstip der huwbaarheid zich vertoonen, moeten worden toegeschreeven.
Nog minder gronds heeft dat gedeelte van Dr. gall's stelzel, 't welk de plaats der werktuigen van moed, loosheid, zedelijk gevoel en verbeeldingskragt bepaalt; en 't is genoeg, op de bewerktuiging der harssenen een vlugtig oog te slaan, om overtuigd te worden, dat het verschil van derzelver onderscheidene deelen, bij een zeker getal menschen, met de ontwikkeling der vermogens in geen in 't oog vallend verband staat.
De zwaarste ongesteldheden van den geest laaten niet altijd spooren van dezelve in de harssenen over; en indien eenige dier ongesteldheden door verand ring in dien toestel schijnen veroorzaakt te worden, andere hebben zich bij lieden vertoond, wier harssenen, naa hunnen dood, niets ongewoons vertoonden. Hoe kunnen wij dan onderstellen, dat eenige schaduwen, eenige verschillendheden in de verstandelijke vermogens en neigingen, in verband staan met die in het maakzel der harssenen worden waargenomen? Alles, daarentegen, bewijst, dat hetgeen van de werktuiglijke oorzaak des leevens, en diens edelste eigenschappen, als verbeeldingskragt, vernuft, en gevoel, afhangt, zeer zelden door onze al te beperkte middelen van waarneeminge kan
| |
| |
ontdekt worden; en dat wij, in het maakzel van eenigen hoegenaamden toestel, alleenlijk de hoofdtrekken, de meest uitkomende punten, en die mechanische gelijkenissen kunnen gewaar worden, ingevolge van welke weezens, wijd en breed verschillende, elkander naderen, of zelfs onderling schijnen vermengd te worden.
Dr. gall, de beoeffening van het verband tusschen 's menschen natuurlijke en zedelijke gesteldheid tragtende te vereenvoudigen, is, over 't geheel genomen, van den weg der ondervindinge te verre afgeweeken, en heeft met geene genoegzaame oplettendheid de onderscheidene werktuigen opgemerkt, die, hoewel niet van even veel belangs als de harssenen, nogtans een zeer merkelijken invloed op de natuur der neigingen en vermogens oeffenen.
Het gelaatkundig gedeelte van zijn stelzel uit beginzels ontleend zijnde, wier ongenoegzaamheid wij getragt hebben te betoogen, zoo blijkt het, dat, indien deeze beginzels ongegrond zijn, zoo als wij denken reeds beweezen te zijn, het gevolg, daaruit afgeleid, niet kan worden toegestemd; altans vertoont dit gelaatkundig gedeelte geene nutte slotsommen, 't en zij het uit het oogpunt oeschouwd worde, waarin lavater zijne menigvuldige en gewigtige waarneemingen heeft gedaan. |
|