doch aan de trekken van hartzeer, op hun gelaat gedrukt, zag hij, dat vergenoegdheid en tegenstand niet te samen konden woonen.
's Anderendaags vloog hij na eenen Bisschop, wien zijne verdienste de Mijter en den Staf hadt bezorgd. Eene maand lang vondt hermes genoegen in zijnen luisterrijken stand, en bekende, zijn onderzoek niet verder te kunnen uitstrekken; zelfs stondt hij op het punt van te verklaaren, dat hij geluk hadt gevonden; maar den Kerkvoogd in zijn gebed om hooger bevordering hoorende bidden, wierdt hij daarover verontwaardigd, en verliet spoedig zijn paleis.
Hermes, geheel van zijn stel gebragt, tradt in een herberg, alwaar een vrolijk feest gevierd wierdt; de blijdschap; de vrolijkheid blonken op aller aangezigten; en sprongen nevens den Champagnewijn; doch het bleek hem; dat de luidruftigheid der drinkers uit het zap des wijnstoks haaren oorsprong nam, en daarmede uitwaassemde: hij besloot 'er uit, dat bacchus noch comus geluk konden huisvesten.
Van daar begaf hij zich na een drietal klappeijen, die zich vermaakten met lieden van naam te schenden of zwart te maaken. Naa haar, zoo lang zij wilden, te hebben hooren lasteren en kwaadspreeken, vertrok hij, tot zich zelven zeggende, dat de boezem van den Nijd nooit het Geluk hadt beslooten.
Toevallig ontmoette hij een troep Jaagers, wier eenige bezigheid en vermaak was, over heggen en slooten te springen, en de bosschen van het gedruis hunner jagthoornen te doen weergalmen. Openhartig beleeden zij hem, dat zij het Vermaak naajaagden, maar het nooit konden agterhaalen. ‘Oh! oh!’ sprak hermes tot zich zelven, ‘die luiden zouden niet door de velden zwerven, indien zij overtuigd waren, dat het Geluk in hunne huizen woont.’
Hermes vondt in de Kollegien van Oxford en Cambridge de kelders wel voorzien, maar een nog grooter voorraad van Akademische kundigheden. Met veel deftigheids mat aldaar een Hoogleeraar met zijne leerlingen, door middel van een Quadraat, de hoogte van een toren; anderen namen de maat van den sprong van een vloo, en berekenden, in hoe veele sprongen zij de Maan zou kunnen bereiken; doch te midden van deeze gewigtige proeven ontdekte hij veel gemelijkheids en misnoegdheids, zoodat hij het Kollegie verliet zoo als hij 'er was binnen gekomen: want niemant kende aldaar het Geluk; allen beleeden hem eenpaarig, dat deeze Godheid, even als de Waarheid, zich in eene put verborgen hieldt.
Hij doorliep de legers, zoo te lande als ter zee, gelijk ook de regtbanken; doch hij vernam, dat het Geluk zoo min in den Oorlog als in den Vrede aanweezig was. Hij onderzogt