en soortgelijke vragen waren zeer belangrijk in Parijs. Onze Landgenoot is van het laatstgenoemde gevoelen; ofschoon hij - hier komt de Hollander voor den dag - niet zien kan, waarom het juist een meisje van vermaak heeft moeten zijn. Bij ons in Holland beschouwt met het meisje van vermaak - eene hoer is het oude Vaderlandsche woord - doorgaans nog in een zeer ongunstig licht. Maar wij bemoeijen ons niet met die gissingen; genoeg, zij is fanchon, eene Savoijaarde, mooi en jong, die met de lier rond loopt, door allen bewonderd, speelt en zingt, en in eenen zeer korten tijd (want zij bleef intusschen mooi en jong) ontzachlijk rijk werd, want zij werd van oud en jong, van rijk en arm, voor haar zingen en spelen, mild begiftigd. Zij verdiende dat ook, want zij was in het geven edelmoedig en mild. Zij woont regt kostbaar en prachtig, heeft bedienden, vrienden en gasten, vooral ook een hartevriend, een Overste, de neef eener genadige vrouw, maar die zich als een schilder vermomd had. Zij blijft 'er ook nederig onder, want zij noemt zich maar eenvoudig fanchon, en loopt nog iederen dag met de lier rond. Wordt dit Stukje eens vertoond, dan ziet men een regt lies, vrolijk, mooi meisje op het tooneel, en verneemt ik weet niet welke en hoevele trekken al van hare groote deugd, edelmoedige milddadigheid en opoffering. Voorts ziet men vrij wat volk, onder anderen eenen braven Abt, die veel van eeten en drinken houdt; ook Mevrouw de genadige tante; nog een ander paar gelieven, die nu toch het leed te boven zijn; de vader en de gehate minnaar maken vooraf vrij wat geweld; 'er komen zelfs geregtsdienaars en een deurwaarder bij te pas; Mijnheer de broeder arriveert ook nog, geheel uit Savoijen, te voet. Eindelijk, haar, zo zij meende, arme minnaar, voor wien zij een prachtig landgoed kocht, wordt bevonden te zijn van adel en rijk, en zal, met het Liermeisje gehuwd, naar haar vaderland optrekken. Voorts hoort men
spel en zang, waarvan immers de Muzijk, hieraan twijfelen wij niet, verrukkend is. Onze Lezer klaagt misschien, dat hij door al ons gezegde nog geen volledig denkbeeld heeft van het geval; dan hij koopt voorzeker het Stukje, hetgeen geheel Parijs zo overheerlijk vond; en daarom willen wij hem van 't vermaak der nieuwsgierigheid en der verrassing vooral niet berooven. Men betuige den Vertaler verschuldigden dank! men leze en herleze het Stuk! men leere de versjes van buiten! verzuime vooral den Schouwburg niet, wanneer fanchon gegeven wordt! En is men, bij geval, bij kas, zo koope men eene Pendule à la Fanchon; Mademoiselle zit daar boven op, met de lier, aan haar toilet, in haar geliefkoosd costuum, en in de sauteuil, enz. Men heeft dan toch eene aardige, rijk vergulde beuzeling, en kan dan tevens zien, hoe laat het bij ons in Holland is!