de jeugd: voor de eersten, van wegen het aantal nutte en leerzaame schriften, die, van tijd tot tijd, hun ter leezinge wordt aangeboden; voor de andere, omdat het verbeterd Schoolweezen zijnen oorsprong aan die Maatschappij inzonderheid verschuldigd zijnde, dezelve aan haar de gunstige gelegenheid heeft te danken, al vroeg tot meer verlichte kennis en meerdere beschaaving van het verstand te worden opgeleid, dan in vroegere jaaren onzen kinderen te beurt viel.
Geen wonder, derhalven, daar de Grondlegger van eene zoo heilzaame inrigtinge onlangs zijnen leevensloop voleindigde, dat 's Mans naagedagtenis, door een en ander geschrift, in zegening wierdt bewaard; dat ook de Jeugd met zijne leevensbijzonderheden en karakter wierdt bekend gemaakt. Dit laatste deedt de Heer roemer, in het boekske, 't welk thans voor ons ligt. Volgens hetzelve wierdt de Eerw. jan nieuwenhuijzen, in den jaare 1724, te Haarlem geboren, alwaar zijn Vader, onder de Doopsgezinde Christenen, het Leeraarampt bekleedde. Hier wierdt hij tot den Boekhandel opgeleid; 't welk hem gelegenheid gaf om zijnen leeslust te voeden, en vervolgens deel te neemen aan het openbaar onderwijs, of Kollegie, 't welk, onder opzigt der Leeraaren, in de Kerkekamer der genoemde Gezinte, in de Peusselaarsteeg, wierdt gehouden. Dit deedt hem, eindelijk, aan de beoeffening van Godgeleerdheid en Zedekunde zich geheel toewijden, en wierdt hij eerlang tot het bekleeden van het openbaar Leeraarampt onder zijne Gezinte bekwaam verklaard. Dit aanvaardde hij 't eerst in de Doopsgezinde Gemeente te Middelharnis, op het Eiland Over-Flakkè, bekleedde het vervolgens te Aardenburg, in het voormaalig Staats-Vlaanderen, en eindelijk te Monnikendam, alwaar hij, in den aanvang deezes jaars, het eenëntachtigste zijnes ouderdoms, met lof en roem belaaden, ten grave daalde. Dit alles wordt door roemer uitvoerig vermeld, met tusschengevlogte aanmerkingen, zoo des achtenswaardigen Grijsaarts in alle opzigten voortreffelijk karakter in 't algemeen betreffende, als met het vermelden van zodanige bijzonderheden, welke de nuttigheid der Maatschappije, door hem opgerigt, in een klaar daglicht vertoonen. - Kinderen heest de Eerw. nieuwenhuijzen niet naagelaaten, dan eene
Dochter, naar 't geen ons berigt is, te Utrecht woonagtig, en aan eenen man uit den deftigen burgerstand gehuwd. - Wat de uitvoering aangaat, zij het ons geoorlosd, den Steller in bedenking te geeven, of vorm en stijl zomtijds wel niet iets meer van Lijk- of Lofrede, dan van eene enkele Leevensbeschrijving hebben? alsmede, of niet zommige aanmerkingen voor de Jeugd eene te hooge vlugt neemen, en minder voor deeze dan voor meer gevorderden in jaaren en kennis zijn berekend?