hebben voor onverbeterlijke modellen, maar vergenoegen zich, wanneer men die slechts wil aanzien als eene Proeve van hetgeen zij gaarne in dit vak van eene bekwaame hand bewerkt zagen, maar tot hiertoe vruchteloos verwachtten.
Men vindt hier meer, dan de titel belooft; niet alleen vele ontwerpen en korte schetzen van Leerredenen, over onderscheidene Feeststoffen, maar ook meerder en minder uitgewerkte Leerredenen, Homilien, ook Taal- en Uitlegkundige Aanmerkingen.
Voor elk onderscheiden soort van stossen gaat eene algemeene Inleiding. Zoodanige Inleiding b.v. tot de Kersstoffen handelt over de seesten in 't algemeen, over 't gewigt der feestviering, over de benaming en oorsprong van dit seest, over den tijd, waarop het gevierd wordt, de nuttigheid der Leerredenen, welke daarbij gewoonlijk uitgesproken worden, en wel bijzonder over Luk. II: 1-20. Hoe men die, tot het meeste nut, en om met genoegen gehoord te worden, behoort in te richten. Of men ze ook, in den smaak van zoogenaamde Homilien, kan bewerken, en hoe? - De voorafgaande Taal- en Uitlegkundige Aanmerkingen zijn ook aszonderlijk geplaatst, omdat verscheidene daarvan voor den kansel ongeschikt schenen te zijn, en dus het best in eens het gantsche geschiedverhaal scheen te kunnen opgehelderd worden. Men vond dezelve evenwel dienstig, omdat daarop menig gezegde in de Leerredenen steunt. Wij hebben deze Aanmerkingen, even als de Inleidingen, met genoegen gelezen. Men zal 'er uit zien, dat de Stellers voor zoodanige taak wel berekend zijn. - Allerminst zijn ons de Leerredenen bevallen. Zoo is b.v. de eerste Leerrede, over Luk. II:1-7, zeer droog en stijf. 'Er ontbreekt eenheid, en wordt daarin te veel gezegd over algemeen bekende dingen, die altijd gezegd kunnen worden, te veel, naar evenredigheid van 't geheel, over bijkomende zaken en personen; en te weinig van de hoofdzaak, van 't geen tot dit feest behoort, te weten van Jesus, van 't doel zijner menschwording, van 't verband, waarin alles staat met zijne leer, leven, lijden en dood. Ook hadden wij gaarne, in de Uitlegkundige Aanmerkingen, iets gezegd gezien over de zekerheid, dat dit verhaal van de hand van Lukas is, en dat dit geheele Hoofdstuk niet, in later tijd, met het tweede, is ingeschoven; waarom-