genaamd gewrongen; maar hetzelve is geschikt om het kind reeds vroeg met den rijkdom der natuur, haare voortbrengselen en de werkzaamheid der menschen bekend te maken, hetzelve kundigheden te verschaffen, waarvan hij zijn geheele leven voordeel heeft, zijn fijn gevoel voor het verhevene der natuur te stemmen, en daardoor genoegens te leren kennen, die welligt slechts de éénige waare, of ten minsten slechts de éénigen zijn, voor welken de mensch in ieder' ouderdom vatbaar blijft. Over het algemeen bevat dit Werkje niets, waaruit niet eenig nut te trekken is.’
Voor zoo veel uit het doorloopen van het Werkje ons is gebleeken, wordt hier niets gezegd, 't welk met de waarheid en natuur der zaake niet instemt, en op hetzelve zich niet laat toepassen.
De kunstkundige maaskamp, die, door de afgiste van keurige prenten en portretten, bij het kunstminnend publiek zien meer en meer verdienstelijk maakt, heeft zich hier niet verlochend, maar veeleer der beschaasde jeugd een geschenk, haar en hem zelven waardig, aangeboden. Van harte wenschen wij, dat, zoo van wege de keuze der voorwerpen, als van de wijze van uitvoeringe, 's Mans vlijt, moeite en kosten mogen beloond worden; te meer, daar de beschrijvingen, hoe kort ook in 't algemeen, (en dit brengt de bedoeling mede) doorgaans eenen zijner zaake kundigen penvoerder aankondigen.
De Plaaten zijn drieëndertig, en de afbeeldingen van onderscheidene voorwerpen, uit de Rijken der Natuur, en uit het dagelijksche leeven in onderscheidene standen, op dezelve voorkomende, ruim honderdëndertig in getal.
Hoewel dit Werkje op geen systematischen voet geschoeid is, heeft, egter, de verzamelaar zorge gedraagen om op ééne Plaat meer of min afbeeldingen zamen te voegen, die op elkander slaan, en uit de hoofdafbeeldingen, als zoo veele takken uit éénen boom, voortspruiten. Ter proeve willen wij, zoo als het Werkje openvalt, de beschrijving van Plaat X, de ganzen tot opschrift voerende, overneemen. ‘Deze nuttige vogels worden, in groote menigte, in Pommeren en Bohemen geteeld, vanwaar zij, troepswijze als bij kudden door Ganzenhoeders, naar andere plaatsen, ten verkoop, gedreven worden; hetwelk voor deze dieren inderdaad dikwijls eene zeer lange en ongeschikte reis is, aangezien hunne pooten, even als het ligchaam over 't algemeen, meer ingerigt zijn tot zwemmen, dan tot loopen; - daarom heeft de Gans ook een' ongewissen waggelenden gang, en staat stil, zoodra men ophoudt met hem (haar, en zoo overal) voortte drijven; voor 't overige zijn deze dieren zoo dom als de Schapen.
Indien men Ganzen wil voortteelen, behoort men zich in eene waterrijke plaats te bevinden, waarin zij zich den meesten tijd kunnen onthouden, aangezien zulk eene gelegen-