Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLexicon Latino-Belgicum ex majori Schelleriano aliisque contractum in usum studiosae juventutis, Auctore J.P. Jungst. Zuphaniae apud H.C.A. Thieme. 1806. 8vo. form. min. pagg. 945.Ongetwijfseld heeft de Heer jungst der Schooljeugd eenen weezenlijken dienst gedaan met het opstellen van dit Woordenboek. Een gedeelte der Voorreden van den kundigen Heere herm. bosscha, met eenige verkorting overgenomen, zal den Leezer in staat stellen om over deszelfs waarde eenigzins te oordeelen. De Boekverkooper thieme had hetzelve geheel afgedrukt hem toegezonden, en verzocht er eene aanprijzende Voorreden voor te plaatzenGa naar voetnoot(*). ‘Dit verzoek,’ zegt de Heer bosscha, ‘was mij onverwacht en niet zeer aangenaam. Indien ik al genegen ware geweest, het geheele Werk van voor tot achter door te leezen, het gezach van elk bijzonder woord te toetzen, en te onderzoeken, of de Nederduitsche Overzetting overal aan het Latijn volkomen beantwoordde, zoude ik daartoe geene ruimte van ledigen tijd gehad hebben. | |
[pagina 634]
| |
Dit alles dinende ik evenwel te doen, indien ik de rol van eenen beoordeelaar recht wilde uitvoeren. Ik konde evenwel niet van mij verkrijgen, het heusche verzoek van eenen vriend te weigeren. Ik besloot daarom, eenige plaatzen, zo als zij mij zonder keuze in het oog vielen, met naauwkeurigheid te onderzoeken, om zo met waarschijnelijkheid eene gissing te kunnen maaken over de waarde van het geheel.’ Het gevolg was, dat het Woordenboek van jungst den Heere bosscha bleek verre de voorkeur te verdienen boven alle vroegere Twee- Drie- en Viertaalige Handwoordenboeken; dat de Opsteller, in het uitkiezen der Woorden, meestal het Woordenboek van scheller, volgens de uitgaaf van ruhnkenius, gevolgd is, maar evenwel ook eene nieuwe, grootlijks vermeerderde, Hoogduitsche uitgaaf van dat Woordenboek, en nog andere laatere Woordenboeken, gebruikt heeft. De Heer bosscha keurt dit laatste niet volkomen goed, en had liever gezien, dat men zich bepaald had tot de uitgaaf van ruhnkenius, om er geene woorden in te brengen, welke niet door het gezach van goede Schrijveren gewettigd worden. Hij verschoont het, evenwel, met de bedenking, dat de Heer jungst een gemaatigd gebruik van andere woorden gemaakt hebbe, en dat zijn oogmerk schijnt geweest te zijn, den beoefenaar der taale niet alleen de beste Latijnsche woorden te doen kennen, maar ook in staat te stellen, om, behalven de Auctores Classici, nng andere Schrijvers te verstaan. De vertaaling der Latijnsche woorden is den Heere bosscha doorgaans wel voorgekomen, en hij meent te kunnen verzekeren, dat men hier weinige fouten, ten minsten in vergelijkinge met andere Boeken van deeze soort, zal aantreffen. Wij onderschrijven gaarne dit oordeel van den geleerden Voorredenaar, en zijn met hem van gevoelen, dat het Werk met veel nut kan gebruikt worden: maar de Leezer zal verlangen, dat wij hem een weinig meer onderrichten omtrent sommige bijzonderheden. Bij de Zelfstandige Naamwoorden is overal de uitgang van den tweeden Naamval of den Genitivus bijgevoegd, en daar achter eene m, f, of n, om het Geslacht des woords aan te duiden. Ook zijn de voornaamste lettergreepen gekenmerkt, ten opzichte van derzelver lengte, met de gewoone tekens. Om slechts van de eerste blad- | |
[pagina 635]
| |
zijde een voorbeeld te neemen. Abus, i, m. Abdicat, ōnis, f. (hier had men ook de lengte der tweede en derde lettergreep wel mogen tekenen) Abdōmen, is, n.
Achter de Werkwoorden volgt doorgaans het perfectum, het supinum en de Infinitivus. Doch hieromtrent is de Opsteller zich niet altijd gelijk gebleven: de Infinitivus ontbreekt al dikwijls, gelijk ook wel eens het teken of men de laatste lettergreep op eene na voor lang dan kort hebbe te houden. Het is waar, uit de bijgevoegde cijfferletters kan men meestal zien, tot welke Conjugatie het woord behoore; hetgeen, gelijk men weet, de lengte der gemelde lettergreep bepaalt. Bij voorb. Dēpo, vi, ētum, 2. Do, c, ctum, 2. Abstērc en Abrgo, si, sum, ere, 2 en 3. Maar somtijds ontbreeken deeze tekens, b.v. in Abhorreo, Absorbeo, Absterreo. Des Verzamelaars oogmerk was, waarschijnelijk, de drie laatste Conjugatien met de cijfferletters 2, 3 en 4 te tekenen, waaruit men dan van zelve mogt besluiten, dat een Werkwoord, waarbij men niets vond, tot de eerste behoorde. Ten opzichte der derde en vierde heeft hij dit naauwkeurig genoeg waargenomen, en wij hebben slechts enkele voorbeelden, als bij Eo, Epascor, en zeer weinige andere, ontdekt, waar het verzuimd
is. Maar bij de Werkwoorden der tweede Conjugatie is het verzuim menigvuldiger.
Daar, zo als wij zeiden, de Geslachten der Naamwoorden alleenlijk door eene enkele letter worden aangeduid, ware het niet kwaad geweest, van deeze en meer dergelijke tekens, met de bijgevoegde betekenis, een lijstjen voor of achter het Werk te voegen. Het Boek is zekerlijk geschikt om door eerstbeginnenden gebruikt te worden, en deezen begrijpen juist niet van zelve, dat i.e. betekent id est, of i.q. idem quod. Aan een zodanig lijstjen hadden de Boeken, bij den Uitgever dezes gedrukt en alom te bekomen, wel een plaatsjen op eene der drie achterste bladzijden mogen inruimen. Uit hetgeen wij tot nog toe gezegd hebben, ziet de Leezer, dat het Werk, schoon vatbaar voor verbeteringen, (en wat Werk is daarvoor niet vatbaar?) onzes oordeels, aanprijzing verdient. Het kan zekerlijk, en zal waarschijnelijk, met vrucht in veele Latijnsche Schoolen gebruikt worden, misschien wel allengskens de ou- | |
[pagina 636]
| |
de Dictionaria verdringen. Wij vertrouwen daarom, dat het den Verzamelaar en den Uitgeever niet onaangenaam zal zijn, indien wij nog eenige aanmerkingen laaten volgen over hetgeen, naar ons inzien, tot volmaaking van dit Woordenboek bij volgende Drukken zoude kunnen gedaan worden. Een Werk van deezen aart kan onmogelijk in eens tot volmaaktheid gebragt worden; er zullen noodwendig hier en daar misslagen insluipen, en drukfeilen zijn genoegzaam onvermijdelijk. Deeze hebben wij juist niet veele aangetroffen. De zorgvuldigheid van den verbeteraar der proeven verdient lof. Onder de weinige overgeblevene behoort, dat men bij het woord Acclarare leest eera signa, in plaatze van certa, en bij het woord Sigma, de Grieksche 6, in plaatze van S. Ook plaatzen wij gaarne op deeze rekening hetgeen wij boven gezegd hebben van de onnaauwkeurigheid in het stellen van de getalmerken der Conjugatien. Hoezeer doorgaans de Latijnsche woorden wel zijn overgezet, gelijk de Heer bosscha in zijne Voorreden getuigt, zijn ons eenige plaatzen voorgekomen, waarin de vertaaling netter had kunnen zijn. Wij zullen alleenlijk van de eerste bladzijden eenige voorbeelden aanwijzen, en ze den Heere jungst ter beproevinge overlaaten. - Abaculus, leezen wij bl. 3, eigenl. eene kleine vierkante vlakte, dobbelsteen, tafeltjen enz. tot bereiding van een vloer. Een taleltjen tot bereiding van een vloer! - Doch misschien behooren de laatste woorden alleen tot het voorgaande viakte of dobbelsteen. Maar men had er wel mogen bijvoegen, dat abaculus ook eene soort van schijf in het speelen gebruikelijk, of, volgens anderen, een' rekenpenning betekent. - Abacus schijnt ons in de derde betekenis niet zozeer een speeltafel te zijn, als wel het bord daar op gespeeld wordt. - Abequitare, te paard vluchten; te paard wechrijden was beter. Bij livius XXIV, 31. wordt het woord wel van vluchtenden gebruikt; maar die betekenis wordt alleen bepaald door de omstandigheden des verhaals, en door bijvoeginge van het woord pavidi. Anders kan men abequitare zeer wel zeggen van iemand, die op zijn gemak te paard van eene plaats wechrijdtGa naar voetnoot(*). - Bij Aberratio zouden wij | |
[pagina 637]
| |
voor afkomst liever stellen afwijking of ontwijking. - Abluo, 1. afwasschen. 2. verdelgen. Voor dit laatste ongetwijffeld beter uitwisschen. - Abrupte, 1. afgebroken. 2. steil, regtstreeks. 3. driftig, oploopend. Van de laatste betekenis weet Rec. zich geen voorbeeld te herinneren, gelijk ook niet van abscise voor hevig, driftig. - Bij absistere zouden wij, voor hetgeen er nu staat, liever zien 1. scil. se, zich verwijderen, wechgaan. 2. uitscheiden, aflaaten, en, in dit geval, dikwijls met een' Ablativus, b.v. spe, bello, enz. - Accipere heeft, onzes weetens, niet de betekenis van uitleggen of verklaren; wel die van verstaan, begrijpen, opvatten. Ook mist hier de betekenis onthaalen. - Advocare, in den zin van uitstel zoeken of verkrijgen, verwijlen, talmen, is ons ook te eenemaal onbekend. - De uitdrukking paroxysmus bij accessio is voor eerstbeginnenden duister. Duidelijker zoude zijn aanval van ziekte, verheffing van koorts. De Heer bosscha, zo als wij reeds hebben aangemerkt, had liever gezien, dat men, in de keuze der woorden, zich bepaald had tot het Lexicon van scheller, volgens de uitgaas van ruhnkenius. Wij zijn hierin met hem volkomen van één gevoelen. Het Lexicon van jungst is zekerlijk geschikt tot schoolgebruik. Maar om de Jeugd het Latijn goed te doen leeren, behoorden haar, vooral in de eerste jaaren, geene andere dan van de beste Schrijveren ontleende woorden te worden voorgehouden. Iemand, die de taal der Romeinen wil machtig worden, zoveel zulks omtrent eene doode taal mogelijk is, moet dezelve zoeken in de zogenaamde Auctores Classici, en zich met andere Schrijveren niet bemoeien, voor dat, door het vlijtig leezen der eerstgemelden, en door eigene opstellen, zijn smaak geoefend en zijn stijl gevormd is. Maar daartoe is noodig, dat men hem geene Woordenboeken in handen geeve dan van woorden, welke in de gulden eeuwe der Latijnsche taale, of ten hoogsten in de zilveren, zo als men ze noemt, in gebruik waren. Van woorden van laateren tijd, en van verouderde woorden, zoude men, des verkiezende, een afzonderlijk Glossarium achteraan kunnen voegen; maar zij moeten niet onder de andere van den besten tijd vermengd worden, en vooral niet zonder bijgesteld teken, waaraan men ze kan onderscheiden. - Ook mogt men wel eenige aanduiding voegen bij woorden, welke, zoveel wij weeten, alleen | |
[pagina 638]
| |
van sommige bepaalde onderwerpen in gebruik, en eem soort van kunsttermen waren: b.v. acclarare, dat alleenlijk in het stuk van wichelaarijen voorkomt. - Verdachte woorden moeten geheel worden verbannen, b.v. absortio, dat men slechts in ééne enkele plaats van suetonius leest, en daar nog veelal voor eene verdorven leezing houdt. Ons bericht en aanmerkingen zijn breeder uitgelopen dan wij ons hadden voorgesteld, niet uit eenige zucht tot berisping, maar uit begeerte om een waarlijk nuttig Werk tot eenen hoogeren trap van volkomenheid te zien brengen. Wij hoopen, dat en Opsteller en Uitgeever ze in dat licht zullen beschouwen, en zich steeds meerdere aanspraak op de achting en dankbaarheid van Leerlingen en Leermeesteren verwerven. |
|