Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandeling betreffende eenige merkwaardige bijzonderheden van het lijden, sterven en de opstanding van onzen Heer en Zaligmaker Jesus de Christus, uit een Geneeskundig oogpunt beschouwt(d); door Casparus Rensing, Med. Doctor. Te Amsterdam, bij L. van Es. 1806. In gr. 8vo. 181 Bladz.Indien christus niet opgewekt is, zoo is dan onze prediking ijdel, en ijdel is ook uw geloof: deze taal voert paulus tegen de Corinthische Christenen, waaronder sommigen zeiden, dat 'er geene opstanding der dooden zijn zoude. - ‘De gansche opwekking van christus is niet meer geweest dan eene wederbekoming tot het leven uit eenen staat, die het naast aan den volslagen dood kwam; welke wederbekoming door gee- | |
[pagina 625]
| |
ne andere tusschenkomst dan van de naturelijke omstandigheden zijner begravinge zelve is te weeg gebragt; zijnde 'er ook niet meer noodig voor eenen lijder, wien niet ééne doodelijke wond was toegebragt, en die veel vroeger tot den staat des doods genaderd was, dan zijn lijden zelf hem daartoe kon gebragt hebben:’ dit is de taal, welke, - niet het openlijke ongeloof tegen de Christenen, - maar ook zulken, die zich Christenen noemen, tegen de geloovigen voeren. Werd nu slechts deze taal, zonder eenig verder bewijs, gevoerd, zij zou, als eene loutere gissing, den eenvoudigen Christen geenszins ontrusten, die zich bij zijne Euangelie - berigten houden en God danken zou, dat hem het sterven, de waarachtige dood, en de schrikkelijke proef daarvan, even omstandig en voldoende beschreven zijn, als de onderscheidene verschijningen van zijnen opgewekten Heiland, die daardoor krachtiglijk bewezen is te zijn de Zoon van God. Maar deze taal wordt als de taal des oordeels, der wijsbegeerte, der letterkunde, der geschied- en der geneeskunde gevoerd, en stellig overgesteld tegen de gedachten wegens 's Heilands dood, als tegen een ijdel vermoeden, hetgeen de Apostelen zelve het allereerst misleidde, en hetwelk kan weggenomen worden zonder dat het geloof iet lijden zou, wijl toch de naturelijke middelen tot de herstelling van jezus onder het Goddelijk bestuur werden aangewend en onder deszelfs zegen alleen werkzaam waren, om het schier uitgebluschte levensvonkje weder op te wakkeren; welk bestuur en welke zegen alzoo, schoon alle wonderdadige tusschenkomst volstrekt buitensluitende, dat krachtige bewijs moeten uitleveren voor den Zoon van God, waarvan de Apostel gewaagt. De mogelijkheid te vooronderstellen, dat iemand den zamenloop van omstandigheden in deze zaak voor zulk een krachtig bewijs opneme, is voorwaar het uiterste, hetwelk de toegevende liefde, die zich van alle veroordeeling des naasten wil onthouden, vermag: maar warelijk te gelooven, dat zij, die zoo zorgvuldig zijn, om alle wonderdadige tusschenkomst buiten te sluiten, zulk eenen blooten zamenloop daarvoor ter goeder trouwe kunnen houden, is haar onmogelijk. Of zou dezelfde zamenloop van omstandigheden niet hebben medegewerkt, indien jezus met regt was veroordeeld? En wat zou de- | |
[pagina 626]
| |
zelfde uitkomst dan bewezen hebben? Immers volmaakt hetzelfde, hetwelk door het wederbekomen van gehangenen, in Engeland niet vreemd, bewezen wordt, dat namelijk het doodvonnis niet geheel voltrokken is. Niets minder, dan de grondslag van het dierbare geloof in christus als Gods Zoon, is 'er alzoo mede gemoeid, wanneer die taal, door sommigen thans in de Christelijke Kerk tegen den waarachtigen en volslagen dood van jezus gevoerd, onwederleglijk is. Gelijk elk land deszelfs eigene geneesmiddelen tegen deszelfs eigene kwalen heeft; zoo heeft het zelfde gedeelte van Duitschland, waar men zich in zulk eenen toon openlijk van het Hoogleeraars - gestoelte heeft laten hooren, ook terstond bekwame genees- en ontleedkundigen zien optreden, om de onbetwistbaarheid van den volslagen dood des Heilands in het helderst licht te stellen, door hunne welgegronde kennis te oesenen omtrent alle die bijzonderheden, welke de Euangelisten wegens het lijden en sterven van jezus hebben aangeteekend. Ook hier te lande, waar alles, wat tot verlichting betrekkelijk kan geacht worden, zoo gereedelijk wordt overgebragt, en waar men reden heeft, om te vreezen, dat zulke begrippen over de wederopwekking des Heilands almede insluipen, is het geneesmiddel aanwezig, alvorens de kwaal zich openbare. Recensent zegent den arbeid van den Amsterdamschen Geneesheer rensing, die hetzelve op de voortreffelijkste wijze heeft toebereid, en wenscht zijnen Christelijken landgenooten geluk met dit belangrijk geschenk voor hun redelijk geloof, terwijl hij den ervaren Geneesheer den hartelijksten dank betuigt voor de toewijding zijner tusschenuren, van eene uitgebreide kunstoefening, aan eene zaak, wier hooge aangelegenheid in 's mans oogen zoo veel eer doet aan zijn hart, als aan zijn oordeel. - ‘Het eigenlijke doel van dit werk strekt, om eenige der merkwaardigste gebeurtenissen, die bij het lijden, sterven, de begravenis en opstanding van jezus plaats gehad hebben, hoofdzakelijk uit een Genees- en Natuurkundig oogpunt te beschouwen.’ Daartoe wordt in eene Inleiding tot hetzelve van 's Heilands karakter gewaagd, ten einde daaruit de eigenlijke gesteldheid van zijne bloedmenging, geaardheid, en, bij gevolg, de mindere of meerdere aandoenelijkheid, gevoeligheid of prikkelbaarheid van zijn ligchaam, op te maken. De uitkomst | |
[pagina 627]
| |
van deze nasporing is: ‘dat jezus, bij eene teedergevoelige en vlugge geestgesteldheid, een zeer aandoenelijk en voor gemoedsbewegingen ten hoogste vatbaar gestel moet gehad hebben, hetwelk verbazend veel moet geleden hebben door het akelig vooruitzigt op zijn lot.’ Tien bijzonderheden in 's Heilands lijden hebben de opmerking van den Geneesheer getrokken, bij welke hij, met gedurig rugzigt op 's Heeren karakter en gestel, stilstaat, en wier geheel genees- en natuurkundige beredenering den inhoud van dit werk uitmaakt. I. Dat des Heilands zweet in den hof Gethsemane als groote droppelen bloeds werd, die op de aarde afliepen, brengt een onderzoek voort naar de vermoedelijke redenen van dezen angst, naar den aard van dit zweet, en naar den grond van wetenschap dezer gebeurtenis. Het vooruitzigt op zijn eigen lot, op het verraad zijns leerlings, op het lot zijner moeder, jongeren en vrienden, en op de verguizing zijner eigene deugd, worden hier voor genoegzame redenen van dezen angst opgegeven, waarbij voorzeker nog zeer veel kon en moest worden toegevoegd, doch hetwelk hier minder in aanmerking behoeft genomen te worden, wijl het veel meer op den aard van het zweet, door dien angst uitgeperst, dan op de oorzaak van denzelven aankomt. ‘Duizend en meermalen is het waargenomen, dat van menschen, die zich in doodsangst, het zij door gemoedsaandoeningen, het zij door krankheid veroorzaakt, bevonden, niet alleen een zoo groote hoeveelheid van zweet afvloeide, maar ook dat het somtijds zeer zwaar, somtijds olieachtig en zelfs bloederig was; 'er wordt echter niet gezegd, dat het bloed noch ook dat het bloederig was, maar wel, dat het in zwaarte en in dichtheid even als bijeengeloopen bloed nederviel.’ Dit zweet is dus alleen hoogstopmerkelijk ten opzigte van de hevige gemoedsaandoening en de ligchaamsontroering, waarin de Heiland bij den aanvang van zijn lijden verkeerde. De wetenschap dezer gebeurtenis, die buiten iemands oog plaats gehad heeft, kan den Apostelen door den herrezen jezus zelven medegedeeld zijn, en verdient daarom de verdenking niet, waaronder de Wurtzburger Hoogl. paulus, de voorname bestrijder van den volslagen dood van jezus, haar heeft willen brengen. II. De geesseling, na de hevigste ontroering en angst, moest hier eene asmatting en beroving van | |
[pagina 628]
| |
levenskrachten aanbrengen, die eenen spoedigen dood voorbereidden, omdat de geesseling bij de Romeinen de opperhuid niet slechts, maar ook het vleesch van het ligchaam scheurde, en menigen lijder den dood veroorzaakte. Het is belagchelijk, met vele hedendaagsche Duitsche Godgeleerden te onderstellen, dat pilatus hiermede slechts eene ijdele strafvertooning zou gemaakt hebben, vermits die zijn doel zou tegengewerkt hebben, om de Joden tot barmhartigheid te bewegen. Als voorbereiding zelve tot den kruisdood was eene strenge geesseling het geschiktste middel tot deszelfs verhaasting, en zou eene zachtere behandeling, op 's Landvoogds last, eene wreede barmhartigheid geweest zijn. III. De doornenkroon schijnt gevlogten te zijn geweest uit een, met doornen voorzien, plantgewas. Michaëlis dacht aan ongedoornde beerenklaauw, omdat de doornen doodelijke wonden aan het hoofd hadden kunnen toebrengen, vooral bij de baldadigheid van de krijgsknechten: doch rensing merkt hierop aan, dat de doorns daartoe al zeer lang zouden moeten geweest zijn, en ‘dat de meeste, door een niet zeer groot en rondpuntig werktuig gestokene wonden schielijk van zelve toezuigen;’ terwijl hij het weder met regt belagchelijk noemt, het krijgsvolk, waardor jezus bespogen en geslagen werd, te veel mededogen toe te schrijven, om hem eene wezenlijke doornenkrans opgezet te hebbenGa naar voetnoot(*). Ook die mishandeling en het heen en weder sleuren van den Heer, die van alles het allerbitterst gevoel gehad moet hebben wegens zijn karakter en gestel, bragten jezus tot eene magteloosheid, die hem onder het dragen van zijn kruishout deed bezwijken. IV. De drank, die den Heer werd aangeboden bij zijne komst op den kruisberg, naar Joodsch gebruik ter hartsterking van den veroordeelden onder hunne gewone straffen, zou den kruiseling zijne smarten slechts verlengd hebben, en werd wijsselijk door jezus geweigerd. V. Breedvoerig is de Schrijver over de kruisstraf zelve, en, na een zeer letterkundig on- | |
[pagina 629]
| |
derzoek van de beschrijvingen der Ouden, meent hij, dat de armen met touwen gebonden werden en bleven aan het dwarshout voor en na de vastnageling der handen, die ligtelijk, zoo wel door de zwaarte van het hangende ligchaam, als door stuiptrekking, losgerukt zouden geworden zijn; ook beweert hij de vastnageling der voeten tegen de hedendaagsche tegenspraak dier verwonding, wier ongegrondheid hij in het breede bewijst; den gekruisigden de zijde te doorsteken met eene speer, was de genadeslag, die zijn lijden verkortede, welke barmhartigheid echter verzeld ging met de voorafgaande beenbreking, om de smarten voor eenige oogenblikken zoo veel heviger te maken. - Het gevolg der kruisstraf was altijd doodelijk, zijnde slechts één éénig voorbeeld van het herstel eenes kruiselings bekend. Bij sommige lijders verwijlde de dood wel drie dagen; dit moet afgehangen hebben van derzelver gestel, voorafgaande gebeurtenissen en bijkomende omstandigheden. De lijder van eene slijmachtige gesteldheid en geringe hartstogtelijkheid kon deze smarten langer verduren; want de vatbaarheid voor ontsteking is bij de mindere prikkelbaarheid zijner zenuwen minder. Een teeder gestel, prikkelbaarder zenuwen, fijner bloedvaten, bloedrijkheid en aandoenelijkheid, daartegen, verhoogen de smarten en brengen de gevaarlijkste en zelfs doodelijke toevallen voort. Indien nu vooraf nog veel zielelijden plaats heest gehad, hetwelk het gansche zenuwgestel krampachtig aandoet en den omloop der vochten in onregelmatige werking brengt, wanneer ook het ligchaam vooraf is afgemat en uitgeput, dan is alles voorbereid tot ontsteking, koud vuur en versterving. Eene zwoele drukkende of eene heete lucht kan hierin almede grooten invloed hebben; dat het vallen eener regenbui of het gebruikmaken van drinken bij zulke lijders den dood versnelt, wordt uit het berigt van stavorinus wegens eenen gespietsten Macassar te Batavia regt ter snede aangetoond. Dit alles nu toegepast zijnde op den Heiland, blijkt het alzins, dat zijn dood aan het kruis schielijk was te verwachten, dat de drukkende lucht daartoe medewerkte, en dat de uitzuiging van de edikspons denzelven verhaast moet hebben. VI. Jezus hing, naar des Schrijvers berekening, vijf uren lang levende aan het kruis, en gevoelde zijn lijden verzwaard door schimp en hoon, zoodat zijne ziel nog evenzeer werd gefolterd als zijn ligchaam. VII. Eene algemee- | |
[pagina 630]
| |
ne verdooving, het kenmerk eener naderende ontbindingstelde den Heer in staat om te drinken en daarna met luide stem zijne laatste woorden te uiten. De versterving der zenuwen neemt alle benaauwdheid weg, die het drinken bijna onmogelijk maakt, maar doet tevens den dood schier even snel voortgaan, als zich anders de werking der zenuwen aan de spieren mededeelt. Bij jezus werden die spieren nog voor eenen oogenblik genoegzaam versterkt, om hem eene luide stem te vergunnen. VIII. Het drinken zelf verhaastede of voltooide des Heeren dood, die zoo zeer voorbereid was, dat deszelfs langer uitblijven, onder alle de aangevoerde bijzonderheden en omstandigheden, veeleer als een wonder zou moeten beschouwd worden, dan dat men nu den minsten grond heeft, om dien spoedigen dood als eenen wonderdood te achten, of, wijl men hiertoe ongenegen is, om denzelven als eenen schijndood aan te merken. De luide stem van den stervenden Heiland maakt het denkbeeld aan eene flaauwte belagchelijk, en is een gemeenzaam verschijnsel bij lijders, die aan verstervingen of inwendige plaatselijke gebreken omkomen. IX. De steek, aan jezus in de zijde toegebragt, was niet iet ongewoons; waarschijnelijk geschiedde dit ook verder aan de medegekruisigden, want de beenbreking was op zichzelve toch geene doodverhaasting voor deze lijders; - dat men deze wreedheid niet pleegde aan jezus, is een blijk, dat men hem voor dood hield. X. Van de hoogste aangelegenheid is de wond, door den krijgsknecht in de zijde toegebragt, en het daar uit gevloeide vocht. Na eene zeer breede wederlegging van andere gevoelens, meent de Schrijver, dat die steek doorgedrongen is door de maag en het middenrif tot in de holte van de borst, veelligt wel tot in het hart, en dat zij gevolgd is door eene aanmerkelijke hoeveelheid bloed en water, het eerste voortvloeijende uit de doorsnede van vele aanzienelijke vaten, het laatste uit de maag, in welke, even voor 's Heeren dood, het vocht gekomen was uit de edikspons, en welk vocht nu als water wegvloeide. De bloedvloeijing zelve na den dood is geen wonderverschijnsel; hetzelve is zeer gemeenzaam bij gestikten en gehangenen, omdat het bloed van dezulken ten sterksten overhelt tot eene zeer spoedige ontbinding, hetwelk vooral plaats had bij de gekruisten, vooral wanneer zij van eene zeer gevoelige en hoogst prikkelbare | |
[pagina 631]
| |
gesteldheid waren. - Met de naauwkeurige overweging van alle die bijzonderheden, welke den Geneeskundigen geenen twijfel moeten overlaten aan den waarachtigen en volslagen dood des Heilands, kon de Schrijver geacht hebben zijne taak volvoerd te hebben: doch het lustede hem, de tegenspraak der twijfelaars nog geheel afzonderlijk in aanmerking te nemen, en den Hoogleeraar paulus van stuk tot stuk te wederleggen in alles, wat hij eerst ter beweringe eener bloote nadering tot den staat des doods, en daarna ter aanwijzinge van het natuurlijk herstel der verdoofde levenskiem bij jezus openlijk heeft in het midden gebragt. Rensing doet dit in een Aanhangsel, waarvoor hem de onpartijdigheid zeer verpligt is. Met dezulken, die de gansche geschiedenis der opstandinge ontkennen, oordeelt de Schrijver, met regt, niets te doen te hebben; maar alle die bezwaren, welke op grond der geschiedenis zelve door den Hoogl. paulus zijn ingebragt, worden door hem geregeld overwogen. Deze brengt het luide geroep van jezus, het is volbragt, als een bewijs bij, dat jezus nog niet tot stervens toe gekomen was: maar de Geneesheer toont het onderscheid aan tusschen het levens- en het spiervermogen; - hij spreekt van de kortheid des tijds, dien jezus aan het kruis hing, hetwelk alleen voor zwakke gestellen zoo ras doodelijk zou kunnen zijn: maar het gestel van jezus behoorde onder de teedere, en had oneindig meer vooraf, dan een gemeen kruiseling, geleden; - hij betwist de doornageling der voeten: maar op onvoldoende gronden, gelijk beslissend wordt aangewezen; - hij wil, dat jezus des morgens bij zijne opstanding nog te krachteloos en zwak was, om de omhelzing van maria te kunnen toelaten: maar voor dit voorgeven is geen grond hoegenaamd in 's Heilands woorden, raak mij niet aan enz., hoe duister derzelver zin ook moge zijn; - hij zegt, de dood van jezus was, als hij den geest gaf, syncoptisch, slechts doodschijnende, en zou daarna eerst overgegaan zijn in eenen waren dood, indien de warmte der grafplaats in het nog koele jaargetijde de oplossing der prikkelende kracht van de specerijen, waarin jezus gewikkeld was, niet bijzonderlijk had bevorderd, en deze prikkeling gelukkiglijk gewerkt had op het nog overige levenskiemtie, zijnde het herstel van kruiselingen wel hoogst bezwaarlijk, maar niet onmogelijk, en kunnende men niet weten, hoe de aard- | |
[pagina 632]
| |
beving of storm, of electrike vloeistof, of andere geheime krachten, tot dat van jezus hebben kunnen medewerken. Tegen de laatste vooronderstellingen, als hoogst verwerpelijk bij alle verklaring van verschijnselen, laat de Schrijver den Wijsgeer kant zeer wel te pas het woord voeren; hij zelf toont duidelijk aan, dat de Hoogl. paulus den Geneesheer, wiens gezag hij ingeroepen heeft, om 's Heilands dood syncoptisch te verklaren, niet wel verstaan heeft; dat geen schijndood immer door een sterk geroep wordt voorafgegaan, en dat overigens ‘geene gematigde lucht, specerij, aardbeving of electrike schok in staat zijn, om doorgesnedene aanzienelijke vaten te herstellen, om eene maagwonde van eenige duimen breedte te hechten, om binnen weinige uren een van levensvermogen uitgeput ligchaam nieuwe spier- en veerkracht aan te brengen, noch de tot bederf en verrotting overhellende vochten tot nieuwe levensbronnen te herstellen.’ - Veelvuldige aanhalingen, vergelijkingen en beoordeelingen van oude en hedendaagsche geneeskundige en andere Schrijvers, aan den voet der bladzijden geplaatst, geven geen gering aanzien van geleerdheid, vlijt en waarde aan deze Verhandeling, die voorts vol is van belangrijke waarnemingen der hedendaagsche Geneeskunst, en voorafgegaan wordt door een breed Voorberigt, verzekering gevende, dat de Schrijver al, wat hem slechts is voorgekomen over zijn onderwerp door anderen geschreven te zijn, vooraf gelezen en onderzocht heeft. In dat Voorberigt geeft de Schrijver ook zijne gevoelens op over Wonderen in het algemeen, met wederlegging van de bedenkingen tegen derzelver bestaanbaarheid door anderen gemaakt, welke opgave in verband staat met het besluit zijner gansche Verhandeling: ‘dat jezus de christus onze Heer en Zaligmaker waarachtig gestorven en door de onmiddellijke kracht Gods van den dood opgewekt en tot een onvergankelijk en onverderfelijk leven overgegaan is.’ - Niet gansch ongegrond is des Schrijvers verzoek om verschooning voor stijl en taal: maar hartelijk gaarne wordt dezelve hem geschonken. Het hapert echter veel minder aan 's mans stijl en taal, dan wel aan de bloote spelling; en hoe gaarne zou hem hierin de een of ander zijner letterkundige vrienden den geringen dienst der verbetering in de drukproeven bewezen nebben! - Mogt nu ook een | |
[pagina 633]
| |
bekwaam Regtsgeleerde de geschiedenis der regtspleging van jezus eens ter hand nemen, om ze enkeld als Regtsgeleerde te beschouwen! - Deze wensch is bij den Recensent niet nu voor het eerst opgekomen, maar zoo dikwijls hij vernam, dat men de burgerlijke bedoelingen van jezus heest durven verdenken, ten einde zoo wel de onschuld van zijn lijden twijfelachtig te maken, als men openlijk de waarachtigheid van zijnen dood heeft durven wederspreken. - Mogt nu het voorbeeld van onzen geneeskundigen Landgenoot hiertoe bemoedigend zijn voor eenen onzer Regtsgeleerden, zoo zou men nieuwe verpligting hebben aan den waardigen man, die zijne weldadige kunst dienstbaar heeft gemaakt ter geruststellinge van het geloovige hart zijner medechristenen. |
|