hemzelven aanprijzen: hij zal zich de bladzijde, die wij bedoelen, en hetgeen hij al verder daar ter neder geschreven heeft, nog wel herinneren, en het oogmerk niet miskennen, waarom wij het bedoelde hier niet afschrijven. - Voorts is het toch niet goed, dat men zo maar los weg en zonder eenige aanleiding, uit enkele aardigheid, onwaarheden zegt. Wat leiden hem b.v. onze Akademien in den weg; en waarom spreekt hij dan van de reeds opgedroogde borsten onzer teringachtige Minerva, welke de studerende jeugd komt uitzuiger? en waaruit weet hij, dat de studeerjaren voor het negentien twintigste gedeelte van onze Studenten verloren zijn? En vooral moest hij, hetgeen den beschaafden, goeden en godsdienstigen mensch toch altijd hindert, en ook dat, waarbij het onbedorvene meisje, dat in zijn boek een vlugtig oog werpt, blozen moet, geheel maar weglaten; hij mogt daardoor al eenige koopers, en alzo eenige winst, verliezen, maar het is toch waar, dat op een zeker soort van winsten altijd, als 't ware, een verborgen vloek blijft rusten.
Wij geven den Schrijver uit dankbaarheid dezen raad, daar hij ons in de daad zo aangenaam verrast en vermaakt heeft, door hetgeen hij nopens ons en andere Vaderlandsche Boekbeöordeelaars heeft aan 't licht gebragt. Ziet eens, waarvoor het Publiek naar zijn zeggen, ons houdt: 'er is, naar men wil, een afgekeurd Fransch Proponent van ongemeene verdiensten, die voor een dikke boterham zeer aardige stukjes in onze maandwerken levert. Voorts: weet gij wie de Bibliotheek van Smaak, weet gij wie de Vaderlandsche Letteroefeningen schrijft? Ja: het is Dominé A.S. te T. aan den U. - neen, geloof mij, het is Dominé .... het zijn Menisten, zegt een ander. - Het is A.F. Smz., bruintje zelf, de Vroedvrouw W. te A. - Het is de schoenlapper op het hoekje. - Maar de man deed zelve onderzoek, en ziet hier wat hij heeft bevonden: ‘Het is vast werk, maar het zijn geen vaste schrijvers: een ieder kan schrijven wie wil. In één woord, die geen vast bestaan heeft, en te huiverig om te stelen en te grootsch om te gaan bedelen is, kan Recensien schrijven, - en dus eten. 'Er staat vast geld op het vel. De Recensien in groot aantal over hetzelfde werk, (want 'er is thans wat honger in het land,) komen bij den Uitgever, die wikt en weegt ze, roept 'er zijne huisgenooten bij, kiest die hem aanstaat, gooit de andere onsterfelijke werken in den haard, en zendt den bevoorregten schrijver het daar toe staande getal van billetten voor de uitdeeling van Rumfordsche soup. Anderen leven 'er nog verstandige mede; zij besteden de Recensien bij aanneming, den minsteischenden
aan.’ Dit houdt de man voorzeker daarom verstandiger, omdat bij dan ook nog een kansje heeft. Wij zeggen hem hartelijk dank voor zijn naauwkeurig berigt, en willen gaarne een goed woord voor hem doen, opdat hij ook eens eindelijk nu