aan het boeksken niet ontzeggen, zoo min als die eener zuivere taal. Of iemand, die voortvluchtig is, in te dagen, kennelijk en eigenaartig uitgedrukt worde door domum revocare, gelijk wij bladz. 21 lezen? of aureo dono ornare, als bladz. 33 voorkoomt, dat uitdrukke, wat de Schrijver meende? en of zelfs het woord nobilis genoegzaam beandwoorde aan hetgeen wij Adel noemen? Dit en meer kleinigheden bevelen wij aan des Schrijvers nadere overweging, die zekerlijk zelf bij eene nieuwe Uitgave, welke wij gelooven dat hem niet ontgaan kan, onderscheidene perioden zal opmerken, waar de uitdrukking ronder en duidelijker kon zijn. Het is hier ook, en moet, vooral zoo men de moeilijkheid der zaak inziet, om hedendaagsche voorvallen, ampten en waardigheden in zuiver Latijn voor te stellen, het geval zijn:
Offendor maculis, quas aut incuria fudit,
Aut humana parum cavit natura.
En wij wenschen van harte, bij den Heer peerlkamp de lust op te wekken om deze Verzameling van Levensverhalen met een tweede Stukjen te vermeerderen; zoo wel als dat zij algemeen op de Scholen onzes Vaderlands gebruikt mogen worden, ten einde het leeren van het Latijn zelf onze Kinderen moge opleiden tot die zucht voor het Vaderland ten minste, welke de weinige kennis der Romeinsche Historie, die zij uit Latijnsche Schrijveren putten, zelfs voor het zoo lang verstorven Romeinsche Gemeenebest pleegt in te boezemen. Waartoe het veellicht niet ondienstig ware, indien ook nu en dan wat uitvoeriger, of ten minste meer piquante, Verhalen, al ware 't dan ook tusschen beide eens in den trant van Florus (want hoe zeer wij dien niet, met Montesquien, tot voorbeeld van stijl kunnen aanprijzen, wij hebben dikwijls gelegenheid gehad op te merken, hoe zeer hij de Jeugd weet te ontvlammen en op te wekken), ingericht wierden.