wing der Natuur, den Maaker van 't Heelal als goed en wijs leeren kennen, mogen ontheven worden van de sombere en bekrompene begrippen, die bij verre de grootste meerderheid des Volks maar al te sterk gevoed worden. De Schepper der Natuur en de Vader van onzen Heere jezus christus is tog een en dezelfde God, die in zijne nadere aankondiging aan het menschdom de beminnelijke hoedanigheden niet kan verlochenen, welke hij in de werken der scheppinge zoo luisterrijk heeft ten toon gespreid. Deeze bedenking lag ons op het hart. Den Leeraaren van het Euangelie, die van de schoone Natuurstudie tevens werk maaken, zij het aanbevolen, dat onze wensch, welke die van alle waare Godsdienstminnaars is, vervuld worde, in hunnen kring, zoo veel mogelijk, bij te draagen.
Om de Jeugd met het wijze en weldaadige van het geschapene eenigermaate te doen bekend worden, heeft het boekje, welk thans voor ons ligt, gedeeltelijk geene onvoegzaame strekking. Gedeeltelijk, zeggen wij. Want behalven een reeks van eenen-veertig niet onaartige korte zedekundige Vertellingjes, ontmoeten wij 'er Korte Stellingen ter Oefening van Oplettendheid en Nadenken, behelzende, onder andere, een iets wegens den mensch, de dieren, planten en gewassen, en veelerlei aardsoorten, alles ingerigt om in het jeugdig verstand de zaaden van kennis dier onderscheidene voorwerpen te strooijen. Daar nevens paaren zich de eerste beginzels der Aardrijks, en ook der Menschkunde; wordende alles gevolgd van een aantal vraagen, op welke het antwoord uit het voorgaande kan worden opgemaakt. Dat alles heeft eene heilzaame strekking, en verdient aanprijzing, gelijk ook de Vertellingen, meestal ingerigt, om de Kinderen van gebreken terug te houden, en tot goede hoedanigheden aan te spooren, aan hunnen leeftijd eigen.