| |
| |
| |
Herinneringen eener Reize van Lijfland naar Rome en Napels, door August von Kotzebue. IIIde Deel. Te Amsterdam, bij Gartman en Holtrop. In gr. 8vo. 366 Bl.
Ons staat nog verslag te doen van het Derde of laatste Deel dezer Uitgave van dit Reisverhaal. Daar thans de Luchtreizen alhier weder à l'ordre du jour zijn, vangen wij hetzelve aan met de zakelijke mededeeling van het mondeling verhaal des beroemden Luchtreizigers zambeccari, door kotzebue te Bologne bezocht, van eene noodlottige proeve, aldaar genomen, waarbij het leven van hem en zijne Medgezellen andreoli en grassetti schier wonderdadig behouden werd. Kotzebue vond in hem eenen Man, wiens gelaat volkomen belooft, wat hij voorlang geleverd heeft; zijne oogen, zegt hij, zijn gedachten. Zambeccari vertoonde hem de Lamp van zijne uitvinding, door welker behulp hij zich naar welgevallen kan opheffen of nederlaten; doch die hem eenmaal, door overstorting van het brandend geestrijk vocht, bij eene sterke slingering van den bol, in levensgevaar bragt, wanneer zijne Vrouw en Kinderen (gelijk wij hier ter loops vinden aangeduid) hem, hoog boven de wolken, in eene brandende machine, en zelf brandende, zagen drijven! Doch ook tegen de mogelijkheid van zoodanigen ramp heeft hij sedert zich weten te beveiligen. Het is vast onwedersprekelijk, voegt onze Schrijver hier nevens, dat, zoodra het den luchtschipper gelukt, zich op zekere hoogte met de hem omgevende lucht in evenwigt te stellen, 'er slechts nog de allergeringste kracht toe behoort, om den bol eene horizontale rigting te geven. Deze kracht huist alsdan in de aangebragte ligte riemen, en zambeccari heeft in den aanvang zijner oprijzing bewezen, dat zijne Theorie welgegrond was. Niet alleen hij, maar vele ooggetuigen hebben den Schrijver verzekerd, dat hij, tot tweemalen toe, Torens opgaf, in verschillende rigtingen gelegen, naar welken hij heên zweven, en van daar vervolgens terug wilde keeren. Beide de reizen hield hij zijn woord,
slechts met eene zeer geringe aanwending van kracht. - Dan, komen wij tot het bedoelde verhaal.
Door herhaalden onderstand der Regering van Bologne in staat gesteld tot het vervaardigen van zijne machine, vond hij zich, door beletselen en tegenspoeden van allerlei aard, verpligt, de aangekondigde Luchtreize van den 4 Sept. tot den 7 Oct. te verschuiven. Intusschen waren, door de ongunst van het weder enz., eene menigte reten en gaten in den bol ontstaan. Dit, gevoegd bij de gebrekkige vulling, scheen hem reeds een ongunstig lot te spellen, en alles werd nu akelig voor zijnen geest. Achtduizend scudi waren reeds weg; alleen de Eer kon
| |
| |
hij nog verliezen. Met uitgeputte krachten, zonder den ganschen dag eene bete broods te hebben gegeten, met gramschap op de lippen, met vertwijfeling in het hart, steeg hij omtrent middernacht naar boven in de wolken, zonder eenige andere hoop, dan die, dat de bol, welke door het heên- en wederslepen reeds veel geleden had, hem niet verre zoude wegvoeren. Zij zweefden langzaam opwaarts, en bleven langen tijd boven de Stad. Plotseling, echter, verhief de bol zich met groote snelheid, en een zuidewind bragt hen op een oogenblik buiten het gezigt der aanschouweren.
‘De lamp, ('t is zambeccari zelf, die spreekt) welke bestemd was, om de opstijgende kragt te vermeerderen, werd vooreerst geheel niet gebruikt. De waarnemingen met den Barometer enz. konden, bij het zwakke schijnzel eener lantaarn, slechts zeer onvolkomen geschieden. De vreeslijke koude in de hoogte, op welke wij ons bevonden, mijne nuchterheid zederd meer dan vier-en-twintig uuren, en de kommer, waarmede mijne ziel bezwaard was: dit alles, te zamen genomen, veroorzaakte, dat ik onmachtig werd, en in eene soort van doodslaap op de gaanderij nederzonk. Mijnen medgezel grassetti bejegende hetzelfde. Andreoli alleen bleef vlug en frisch, welligt omdat hij goed gegeten en braaf rum daarbij gedronken had. Hij leed, wel is waar, ook veel van de verschrikkelijke koude; maar hij deed nogthans, wat mogelijk was, om mij op te wekken. Het gelukte hem, eindelijk, mij op de been te brengen; alleen bleven mijne zinnen verward, en ik vroeg hem, al droomende: wat nieuws 'er was? waarheen wij gingen? hoe laat het was? van waar de wind waaide? en dergelijke meer.
Het was toen twee uuren. De compasnaald raakte den grond, en was ons gevolglijk volstrekt onnut; het waschlicht in de lantaarn kon in eene zoozeer verdunde lucht niet branden, scheen hoe langer zoo zwakker, en ging eindelijk geheel uit. Wij lieten ons in eene dikke laag witachtige wolken naar beneden zinken, en, wanneer wij door dezelve waren, hoorde andreoli een naauwlijks verneembaar geruisch, welk hij weldra herkende voor de breking der golven in de verte aan de kust. Hij riep mij dadelijk dit verschrikkelijk nieuws toe. Ik luisterde, en overtuigde mijzelven daarvan. Het licht moest snellijk weder ontstoken worden, om op den Barometer te onderkennen, op welke hoogte wij ons bevonden, en daarnaar onze maatregelen te nemen. Door het sterk heên en weder schudden werd ook grassetti een weinig wakker. Andreoli brak vijf phosphorische kaarsen, doch geene wilde branden. Met groote moeite gelukte het ons eindelijk, door behulp van het vuurslag, de lantaarn weder aan te steken. Het was toen half-drie uuren. Het geruisch der brekende baaren naderde hoe langer zoo meer, en ik onderkende te gelijk de op- | |
| |
pervlakte der sterk beroerde zee. Snellijk greep ik naar eenen zak met ballast, om hem naar beneden te werpen, maar op hetzelfde oogenblik stortte reeds de gaanderij in de zee, en wij stonden gezamenlijk in het water. In den eersten schrik wierpen wij alles van ons, wat de machine kon verligten, onzen ballast, alle werktuigen, een gedeelte onzer kleeding, ons geld, ook de riemen, waarvan één buitendien, niet verr' van Bologne, reeds gebroken was.
Daar, in weêrwil van dit alles, de bol zich nog niet weder wilde verheffen, wierpen wij, eindelijk, ook de lamp in zee, en sneden en braken af, wat slechts eenigzins ontbeerlijk scheen. Op eenmaal rees de machine met groot geweld weder naar boven, en, daar zij zoo veel verligt was, voerde zij ons, in één oogenblik, tot zulk eene hoogte, dat ons luidste spreken en roepen, geheel zwak, als uit eene groote verte scheen te komen. Ik werd zeer misselijk; ik moest overgeven, en grassetti liep het bloed uit den neus; ons beiden werd de ademhaaling zeer bezwaarlijk. Naardien wij geheel doornat in deze hooge gewesten gevoerd werden, werden wij, door de vorst, als met eene ijsschots overtogen. Ik weet niet, hoe het verder bijkwam, dat de Maan, welke toen ter tijd in het laatste kwartier was, in eene evenwijdige lijn met ons stond, en ons allen drie bloedrood scheen. Wel een half-uur lang doortrokken wij deze onmeetbare hoogte; wanneer de machine weder langzaam naar beneden begon te daalen; zij werd als op de oppervlakte des waters zagtkens nedergelegd. Alle toevallen en verschijnzelen hielden op, zoodra wij naar beneden zweefden. Het was een weinig over drie uuren. Op welk een afstand van het vaste land de bol in zee viel, laat zich niet bepaalen; de nacht was te duister, de zee te stormachtig, en wij zelven waren niet in staat waarnemingen te doen. Wij mogten ongeveer in het midden der Adriatische zee zijn, en wel in de richting van Rimini. In weerwil van den zagten val, werd nogthans de gaanderij ondergedompeld; wij stonden tot aan den middel in het water; dikwijls werden wij ook geheel door de golven bedekt. Daar de bol half ontledigd was, kon de wind zich daarin als in een zeil vangen, en dus werden wij veele uuren lang door de stormende golven gesleept. Bij het aanbreken van den dag bevonden wij ons omtrend vier mijlen van de kust van Pesaro, welke wij herkenden. Reeds vleiden wij ons,
gelukkiglijk aldaar aan te landen, wanneer plotsling een scherpe landwind ons terug op de hooge zee wierp. Het was nu volkomen dag geworden, en wij zagen, rondom ons heen, niets dan water, hemel, en den onvermijdbaren dood. Wel is waar, onze geluk-ster wilde, dat ons veele schepen bejegenden; maar, zoodra de scheepslieden van verre den lichtenden bol zagen, geraakten zij in vrees, en stuurden wijd van ons af. 'Er bleef ons alzoo geene andere hoop, dan om
| |
| |
de tegenöverliggende kusten van Dalmatiën te zullen bereiken.
Deze hoop was natuurlijk zeer gering, en hoogst waarschijnelijk zouden wij, eindelijk, door de golven zijn verslonden geworden, wanneer niet ter onzer redding een schipper verschenen ware, die, beter onderwezen dan de overige vlugtelingen, den bol erkende voor hetgene hij was, en zijne boot spoedig ter hulpe zond. De matroozen maakten dezelve, door een sterk touw, aan de gaanderij vast, en met groote moeite werden wij drie kragtelozen binnengesleept. Zoodra de machine zich zoo verligt gevoelde, streefde zij op nieuw naar de hoogte; te vergeess spanden de matroozen alle kragten in, om haar naar zich te trekken. De boot werd sterk bewogen, hen zelven dreigde heet gevaar; zij haastten zich dus om het touw te kappen, en oogenbliklijk steeg de bol met ongelooflijke snelheid in de wolken, en verdween uit onze oogen. Het was agt uuren des morgens, wanneer wij aan boord van het schip kwamen. Grassetti was bijna dood; naauwlijks gaf hij nog eenige teekenen van leven. Mij zelven waren de handen verminkt;’ [hem werd naderhand een vinger van de linkerhand afgezet] ‘vorst, honger en angst hadden mij ganschlijk uitgeput. De brave schipper deed, wat hij konde, om ons te verkwikken. Hij voerde ons gelukkiglijk in de haven van Verada, van waar wij naar Pola gebragt werden, alwaar men ons gastvrij ontving.’
Hier eindigde zambeccari zijn belangrijk verhaal. Kotzebue vroeg hem: welk het verschrikkelijkst oogenblik voor hem, op zijne beide ongelukkige luchtreizen, geweest was? - Hij antwoordde: datgene, wanneer hem, ten tweedenmale tot aan de borst in het water staande, de baren dikwijls over zijn hoofd waren heêngeslagen, zoodat hij snellijk de ooren stoppen, den mond en de oogen had moeten sluiten; wanneer hij das ieder oogenblik bemerkte, dat de gondel dieper wegzonk, het water tegen dezelve duim voor duim hooger klom, en dus de dood onvermijdelijk scheen; wanneer, in dezen grooten nood, een scheepsboot op hen aangezeild was, hen bijna bereikt - maar plotseling gewend had, en met gespannen zeilen ontvloden was. Dit laatste oogenblik noemde hij het vreesselijkste: aldus is bedrogen hoop verschrikkelijker, dan de dood.
Dat, overigens, zambeccari noch Charletan, noch Beurzensnijder, en zijne Theorie geene hersenschim is, zegt onze Autheur, bewijst het Verslag, op bevel van den Algemeenen Raad, door de beroemdste Hoogleeraren der Natuur- en Wiskunde te Bologne gedaan, en gedrukt.
Voor tegenwoordig besluiten wij hiermede ons verslag, om onze Lezers weldra op eenige andere merkwaardige bijzonderheden van gemengden aard te onthalen. |
|