aanmerkelijk aantal woorden onderscheidt, welke de taal zelve leert, dat met eene enkelde of dubbelde vocaal moeten worden geschreven, en wel inzonderheid dezulken, die, uit het zelfde stamwoord gesproten, twee verschillende beteekenissen hebben aangenomen; dat zij grootelijks medewerkt tot de schoonheid der tale en zeer geschikt was om als eene algemeene spelling te worden ingevoerd. - Het is Recensents zaak niet, alle de gronden tegen en voor de eene en de andere spelling te waarderen, daar men dit van den Hoogleeraar siegenbeek moet verwachten. Voor zoo ver Recensent echter des Hoogleeraaars spelling vrijwillig aangenomen heeft, zal men het hem niet kunnen misduiden, dat hij doe opmerken, hoe twijfelachtig toch alle de aangevoerde gronden voor de analogische spelling aan bevoegde regters moeten voorgekomen zijn, daar de Commissie van Psalmberijming haar slechts met de meerderheid van ééne stem 'er door heeft gehaald; alsmede hoe veel opmerking toch gansch Zeeland en het volkrijke Rotterdam, benevens de aan en over de Maas gelegene plaatsen verdienen, zoo wel ten aanzien van de talrijkheid der inwoners, als van derzelver beschaving en letteroefening; dat, verder, des Heeren meerman's onvermogen, om het verschil van klank te onderscheiden bij de juiste uitspraak van de hard-lange en de zacht-lange e en o, met hoe velen Hij hetzelve dan ook gemeen hebbe, niets afdoet tegen de wezenlijkheid van het verschil dier klanken, die in Recensents ooren niet missen onderscheiden te worden, waarvan hij zelfs eene proeve gegeven heeft aan eenen even stomphoorigen, die hem de woordenlijst voorlas, door meerman ten dien einde in dit geschrift ingevoegd en 380 woorden van dien aard behelzende, en waaromtrent de proeve even beslissend zal
uitvallen bij elken echten Zeeuw, Rotterdammer en aanwoner van de Maas niet alleen, maar ook bij menig eenen anderen inwoner van ons Vaderland, wiens scherpere gehoorzenuw voor deze acoustische verfijningen, gelijk de Heer meerman ze noemt, vatbaar is, waarvan siegenbeek van Amsterdam en weiland van Gouda twee zoo sprekende voorbeelden zijn; dat het, eindelijk, beneden het oordeel van den Heere meerman zelven is, te zeggen: ‘Laat het door eene ziesenis beslist worden, wanneer zij, als Ladij Macbeth, de bloedvlekken niet van de hand kan wisschen, of wanneer zij, als Phaedra, worstelt tegen verboodene liesde: of zij 'er dan aan denkt, om haare o's en e's in woorden, die in 't Moesogothisch en de overige Moedertaalen een' Diphthongus hebben, als de au's en ai's der Franschen te doen klinken, ja of zij ooit 'er een' anderen toon aan geeft, dan aan die e's en o's, die gij niet goed vindt te verdubbelen.’ Juist omdat 'er niemand te Rotterdam en in Zeeland aan denkt, de hard-lange en zacht-lange e en e onderscheidenlijk te la-