land, moetende dienen ten vervolge of als aanhangzel op een vroeger Vertoog, bevattende een algemeen overzigt van de weldaaden, door God aan ons Vaderland beweezen - beiden gevloeid uit de pen van den waardigen en kundigen Heere wester, voorheen Schoolleeraar, thans, indien wij ons niet bedriegen, Mede-Opziener der Schoolen in het Gewest Groningen; welk Dichtstukje, zoo wel om den daarin heerschenden geest, als om de bewerking, ons regt beviel.
Agter een der Vertoogen vonden wij een berigt wegens Inlandsche Thee, welk wij, of het mogelijk, hier en daar, van eenig nut konde weezen, hier overneemen.
‘Onderscheidene Schrijvers hebben onderzoekingen te werk gesteld over eenige inlandsche planten, welke de plaats der Thee vervullen, en dit uitheemsch, kostbaar en aan veele vervalschingen onderhevig produkt zouden kunnen verdringen. De Heer d. piepenbring nam insgelijks proeven over dit voorwerp, en houdt de bladen van den Framboosstruik (Rubu; idaeus, L.) voor de beste plant, om de Thee ontbeerlijk te maaken. De wijze, welke hij opgeeft, om deze Thee te bereiden, is de volgende.
Men verzamelt de bladen, zuivert die behoorlijk, giet 'er dan een kop vol kookend water op, en laat dezelven dus zeven of agt minuuten toegedekt staan. Dan giet men 'er het water af, droogt de bladen bij een zacht vuur op eene blikken plaat, en geduurende dezen tijd rolt men dezelven tusschen de handen te samen, waardoor zij het aanzien van gewoone Thee verkrijgen. Wien deze wijze te moeilijk mogt zijn, die kan de bladen ook op een papier op den kagchel droogen. De gedroogde bladen worden in eene wel geslootene slesch of bus bewaard.
Deze aldus toebereide bladen geeven eenen groenachtigen, met melk en suiker zeer wel smaakenden drank. Verscheidene persoonen, welke deze Thee proesden, vonden haar even goed, als de Chineesche.
Hoe veel men van deze bladen moet neemen, hangt van de grootte van den Theepot af. Hondt deze ongeveer zes kopjes water, dan neemt men van de bladen zoo veel, als men met de toppen der drie voorste vingeren kan vatten.
Dit is ook nog een groot voordeel van deze inlandsche Thee, dat zij in de meeste landen van Europa in steenachtige wouden en in kreupelbosch in het wilde wast. Ook kan zij op plaatsen, die niet steenachtig zijn, zoo wel in goeden, als in slechten grond geplant worden, waar zij zich zoo schielijk voortplant, dat zij als onkruid groeit: weshalven men dezelve het geheele jaar door zeer gemakkelijk kan verkrijgen.
Daar deze struik door aankweekingen in de tuinen zeer verbeterd wordt, zoo kan men denzelven met voordeel een bedde