Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 500]
| |
gens de langdraadigheid deezer Leevensbeschrijving, hebben wij het onze bij de beoordeeling der twee voorige Deelen, en bijzonder bij die des IIden Deels, gezegdGa naar voetnoot(*). In twee Deelen kon gessner de stoffe niet bevatten, en heeft 'er daarom een Derde aan toegevoegd. Een Derde, naar luid des Voorberigts in het Deel thans voor ons liggende, waarmede lavater's Leevensbeschrijving stondt te eindigen; doch het welk in het oorspronglijke breeder was uitgeloopen dan de twee voorige. Dat het te wagten was, willen wij den Voorberigt-schrijver gaarne toestemmen; doch, als hij 'er bijvoegt, en wij zouden bijna zeggen te wenschen, moeten wij van hem verschillen. Deeze uitvoerigheid bepaalde den Vertaaler deezes, onzes inziens, gerekten Werks, om, in het IIIde Deel der Vertaalinge, de geschiedenis en den inhoud van lavater's Schriften mede te deelen, en wel inzonderheid van de zodanige, als bij onze Landgenooten, ondanks de veelvuldige Nederduitsche Vertaalingen van de Werken deezes Mans, weinig of geheel niet bekend zijn: terwijl wij het nog overige, 't welk lavater geduurende de Zwitzersche Staatsomwenteling vertoont, zo spoedig als eene naauwkeurige behandeling toelaat, te wagten hebben, gepaard met een volledig Register. Wij zullen, om ons mede aan geene langdraadigheid schuldig te maaken, voor tegenwoordig alleen de hoofdtrekken opgeeven van 't geen wij in dit Deel verhandeld vinden. Zeer veel verscheidenheids van stoffe biedt zich aan. - Het Iste H. deezes Deels stelt ons voor oogen de aanvallen van lavater's tegenpartij, welke bedoelde hem niet alleen belachlijk, maar ook verdagt te maaken, en geeft ons de Verdeediging van lavater op. - Het IIde H. vertoont ons, hoe die man, bij zommigen zijner Landgenooten op de voorgemelde wijze behandeld, egter buitenlands eene voortduurende hoogagting behieldt. Bewijs hiervan was zijne Beroeping na Breemen. Van derzelver toedragt, zeer verschillend beschouwd en beoordeeld, en lavater's handelwijze in deezen, loopt het berigt tot eene groote lengte. - Berigt van zijn | |
[pagina 501]
| |
Werk, nathanaël getiteld, nevens zijne beschouwingen van ongegronde voorzeggingen, maakt de stoffe uit van het IIIde H. Deeze voorzeggingen betroffen de voorspelling eener verschriklijke Aardbeeving, die Zwitzerland inzonderheid zou treffen; doch welke niet kwam, en den Leeraar gelegenheid gaf om zijne Gemeente des te onderhouden. 't Voornaamste uit die Leerreden vinden wij hier. - Eene verandering van Gemeente te Zurich, en de aanvaarding van dit nieuw Beroep, vinden wij in 't IVde H. vermeld. - Terwijl het Vde ons onderhoudt over lavater's Voorgevoelens, Grondbeginzelen, Characteristieke trekken, weldaadige Stichtingen, kunstliefhebberij, en regelen tot zelf- en menschenkennis. In deeze laatste vinden wij veel schoons, doch ook veel overdreevens. Hoe veel lavater ook schreef en uitgaf, waren 'er Schriften, van eenen anderen aart, die, volgens haare eigene bedoeling, geene groote publiciteit kreegen. Van deeze geeft het VIde H. verslag, en vermeldt teffens, bij een bijzonder overzigt van zijn Character, de openhartigheid zijner Vriendschap en de waardeering van de verdiensten zijner Tijdgenooten. - Dit wordt in het VIIde H. afgewisseld door kleine Gebeurtenissen; huislijke tooneelen; dood van lavater's Schoonmoeder; Echtverbintenis van zijn' Zoon; Vriendschap en Onmin. - Het VIIIste H. geeft verslag van 's Mans werkzaamheden en denkbeelden als Schrijver. Wij ontmoeten daar zijne begrippen over den Toorn en over den Godsdienst, bijzonder wegens de Leer der Verzoening, waarin hij zich tegen het denkbeeld der Voldoening aankant. - Lavater wilde geene gedagten, die hem geduurig door het hoofd en hart stroomden, laaten verlooren gaan. Een Foudraal met losse kaartjes diende hem om dezelven op te teekenen: hoe hij dit verrigtte, wordt vermeld, met bijvoeging, dat de rangschikking met den tijd, want tot het einde zijns leevens ging hij daarmede voort, eene verzameling van omtrent 6 Quarto banden werd, hieruit gebooren; deeze noemde hij zijne Gedagten-Bibliotheek. Een Handbibliotheek voor Vrienden was ook, in dit tijdvak, zijn arbeid. De Princes van mömpelgard wenschte lavater ten haaren Hove: zijne reis derwaards en verblijf aldaar vinden wij geboekt in het IXde H.; ook dat hij Grootvader werd, met den zonderlingen Brief, aan zijn' | |
[pagina 502]
| |
pasgebooren Kleinzoon gerigt. Een blijk van 's Mans onvoorzigtigheid en naïve opregtheid vinden wij hier geboekt, en treffen wij den Graaf van stolberg bij hem te Zurich aan. In een zeer gunstig en menschlievend licht doet zich lavater op in het Xde H., waar de dood van pfenninger vermeld, en hetgeen lavater tot verzorging van diens Familie deedt, verhaald wordt. Lavater's reis na Koppenhagen maakt het lange XIde H. uit. Het Dagboek van deeze Reis, op zommiger aan- en tegen anderer afraaden in 't licht gegeeven, werd door een Geschrift daar tegen bejegend. Lavater verdeedigt zich. De beschuldiging, alsof hij een nieuwe Secte, onder den naam van Lavateriaanen, hadt willen oprigten, wordt afgeweerd. Dit alles vindt men in het XIIde H. Dit wordt, in het XIIIde H., door meer huislijke voorvallen vervangen, daar 't zelve lavater's toeneemende zwakheid beschrijft, en hoe hij zich zijn' dood vertegenwoordigt. Zijn Vriend hess wordt Antistes, en zijn oudste Dogter treedt met den Schrijver deezes Leevens, gessner, in den echt. Hij houdt Collegie bij fichte. Aanmerkingen over het Kantianismus. Uitingen op zijn 54sten Geboortedag. Eindelijk behelst het XIVde H. een Overzigt van lavater's Schriften, welke van 1792 tot 1799 in 't licht kwamen, met uitzondering van hetgeen tot de Omwenteling in Zwitzerland onmiddelbaar betrekking heeft, tot een volgend Deel bespaard. |
|