| |
Fruitkundig Woordenboek, behelzende all hetgeen betrekking heeft tot de kennis en het huishoudelijk gebruik der verschillende soorten van Fruiten; enz. Gevolgd naar het Hoogduitsch van J.C. Christ, en verrijkt met het wetenswaardigste uit het op last van het Engelsch Gouvernement uitgegeven Werk van W. Forsijth, over eene nieuwe wijze van Boomsnoeijen, enz. door J.F. Serrurier. In II Deelen. Met Platen. Iste Deel. Te Amsterdam, bij J. Allart. 1805. In gr. 8vo. 483 Bl.
Wij ontvingen, voor drie jaren, een Engelsch Werkje, onder den titel: A Treatise on the culture and management of Fruit-trees, &c. hetwelk in Groot-Brittanje ongemeenen lof verwierf. Wij leerden hetzelve kennen uit eene Fransche vertaling, te Parijs, onder den titel: Traite de la culture des Arbres fruitiers, in 't zelfde jaar, met aanmerkingen van den Vertaler, uitgegeven. Dit moest ook bij onze liefhebberen van Tuinkunde en Landbouw niet weinig opziens baren. Bij nader onderzoek, echter, bleek ons, dat het Engelsch Werk inzonderheid voor dat land geschikt was, en dus maar alleen voor dat gedeelte, hetgeen betrekking had tot de snoeikunst en behandeling der vruchtboomen, en inzonderheid de genezing derzelven, voor ons van een wezenlijk nut kon zijn. Men hoore wat de Heer serrurier daarvan getuigt: ‘Ik vond daarin eene geheel nieuwe wijze van behandeling der Vruchtboomen, en een zeer eenvoudig en onkostbaar middel, om zieke,
| |
| |
verwaarloosde, ja bijkans afgestorvene boomen te genezen en als uit hun asch te doen herleven: waarbij gevoegd waren zulke authentieke getuigschriften van bevoegde, en zelfs door 't Engelsch Gouvernement opzettelijk daartoe benoemde, beoordeelaars, dat bij mij geene de minste twijfeling konde overblijven, of de bijkans wonderdadige uitwerkselen der gemelde handelwijze in de daad plaats gevonden hadden.’ Ondertusschen de liefhebberij voor het aankweeken der keurigste fruiten en vruchten was ten allen tijde, vooral sedert de loffelijke pogingen van eenen hirschfeld en andere verdienstelijke mannen, ten klaarsten gebleken; en door de nuttige Maatschappij voor den Landbouw wierd, in bijzondere vakken, hieromtrent niet weinig aan den wensch onzer Landgenooten voldaan. Kleine stukjes, echter, over onderscheidene takken of rubrieken van eenige wetenschap handelende, raken ligt verloren, en de liefhebber, althans die hiervoor wel iets over heeft, neemt gaarne zijne toevlugt tot een Werk, al is het ook wat meer kostbaar en uitgebreid, waarin hij alles bijeen kan vinden: het was derhalve een gelukkige inval, om al het nuttige deswegen, hier en elders verzameld, in één Werk, onder één oogpunt, te brengen. En wie, hieromtrent eenigzins bedreven, moest niet bekend zijn met den uitvoerigen en naauwkeurigen arbeid van den Hoogleeraar christ, onder den titel: Pomologisches theoretisch-praktisches Handwörterbuch, oder Alphabetisches Verzeichnis aller nöthigen enz. te Leipzig 1802 uitgegeven. De Heer christ is toch, sedert ruim 30 jaren, niet slechts als Fruitkundig Schrijver, maar ook (hoewel Predikant zijnde, en het boomkweeken, de bijenteelt enz. als liefhebberij behandelende) als aankweeker en leverancier van de beste soorten van vruchtboomen, alom met den grootsten roem bekend. Doch het zijn niet alleen de
verdiensten van onzen Hoogleeraar, maar ook het gebruik, dat hij van de ontelbare ondervindingen van eenen du hamel, quintinije, miller, knoop, zink, diel, hirschfeld, manger en anderen gemaakt heeft, welke ons, naar zijn ontwerp, een algemeen magazijn voor dit gewigtig vak openzetten; waarbij inzonderheid in aanmerking komt, dat ook van al het nieuwe en nuttige in het Engelsch Werk van den Heere forsijth, ook met overneming van de fraaije ophelderende Platen, is gebruik gemaakt.
| |
| |
Wij wenschen onzen Landgenooten van harte geluk, dat deze bewerking aan de handen van den vlijtigen en oordeelkundigen Heere serrurier is toevertrouwd geworden; en het is in de daad eene verkwikkende waarneming, dat, ook in ons Vaderland, een Leeraar, die reeds zijne verdiensten in die betrekking zoo zeer heeft gevestigd, den tijd weet te vinden, en den lust bezit, om zijne medemenschen, in andere nuttige vakken, te onderrigten.
Ons verslag van het Werk zelve komt kortelijk hierop neder. Onder de zeer begeerlijke dingen voor den liefhebber van keurige fruiten en vruchten, is altoos geweest, dat men dezelven bij hunnen regten naam mogt kennen. Die namen zijn, ondertusschen, in de meesten onzer verscheiden gewesten, zeer verschillende; hetgeen ligtelijk verklaard kan worden uit de oorspronkelijke benamingen der meeste vruchten en fruiten, in die verscheiden landen en gewesten, onder verscheiden hemelstreken, van waar zij die ontvangen hebben, en die dan, door de wonderlijke uitspraak van onze hovenieren van verschillenden landaard, zoo kromtongig worden uitgedrukt, dat 'er een Edipus toe vereischt wordt, om, langs eenige waarschijnlijke afleiding, de bron te kunnen nasporen: om nu niet te spreken van zoo vele voortbrengselen, welke in het een of ander gewest of dorp of kweekschool, in ons land, zijn uitgevonden, en die men, naderhand, wel in natura bezat, maar waarvan men nimmer den eigen naam heeft geweten. Men behoeft hier niet bij te voegen, welk een dienst den lief hebberen bewezen wordt, door eene aanvulling van dit gebrek. Onze knoop zal door geen Tuinminnaar dan met achting genoemd worden; maar hoe onvolledig, hoe gebrekkelijk is niet zijne opgave! Chomel heeft, in zijn Huishoudelijk Woordenboek, hieromtrent een menigte materialen geleverd; maar het overzigt daarvan schijnt ons alleen te toonen, hoe verbazend veel ook nog daaraan ontbreekt. Te eischen dat men ons hier eenen voldoenden en onfeilbaren Nomenclator zou aanwijzen, ware zoo onbescheiden als dwaas; en dit verzoeken wij elk in het oog te houden, die, in het doorsnuffelen van dit Fruitkundig Woordenboek, ook wel eens dorpen ontmoet, waarin men, volgens ons spreekwoord, geene huizen vindt.
Na dezen welverdienden algemeenen lof, kan Recen- | |
| |
sent toch niet nalaten in bedenking te geven, of het wel zoo raadzaam is, de namen van alle vreemde planten, fruiten en vruchtboomen, te vertalen; dat toch somtijds wonderlijk klinkt; en men mag twijfelen, of dit wel bij onze hoveniers (het zijn toch alle geen beoefenaars van Vader linnaeus!) eenen genoegzamen ingang zal vinden. De kortheid onzer aankondiging verbiedt ons, dit door voorbeelden op te helderen, die den naauwkeurigen Lezer niet zullen ontslippen.
Op den Nederduitschen stijl en zuiverheid der tale, zal men niets zakelijks te berispen vinden; alleen heeft het ons verwonderd, hoe de Eerw. serrurier, om te beschrijven hetgeen wij gewaarworden door het gevoelen of aanraken van eene plant of vrucht, zich bij herhaling aldus uitdrukt: zij voelt zich aan als fluweel, enz. Dit zal toch wel geen Overijsselsch taaleigen, mogelijk wel een Germanismus, zijn.
Verscheide Artikels, in dit Woordenboek, zijn zeer uitgewerkt: zoo is, bij voorb., het toebereiden van den Cyder, in deszelfs geheele behandeling, nergens, zelfs niet bij de Engelschen, zoo naauwkeurig en uitvoerig te vinden. De Historie van eenige fruiten en vruchten is dikwerf niet minder belangrijk; de beschrijving van de herkomst en voortgezette aankweeking van den Appelboom, van de oudste tijden en volken tot op onze dagen, strekt hiervan ten bewijze. Gaarne zouden wij dit, ter dezer plaatse, inlasschen, indien het ons bestek veroorloofde. Even zoo nieuw en naauwkeurig zijn ook de natuurkundige beschrijvingen, zelfs van de Insecten, welke onze vruchten zoo zeer benadeelen, en waartegen de meest beproefde hulpmiddelen worden opgegeven. Niemand zal het gewigt van dergelijke ontdekkingen en opgaven in twijfel trekken. Het nieuwe recept van den Heere forsijth, van een allerheilzaamste boompap en boompoeder, is reeds in een ander Maandschrift ter kennisse van onze Landgenooten gebragt. Wij zouden hier nog andere recepten kunnen bijvoegen; doch eindigen liever onze aankondiging, met een kort en duidelijk voorschrist van Frambozen-Azijn, bij onze Vrouwen in de huishouding, niet minder dan bij de Geneeskundigen ter verkwikking hunner lijderen, bekend. ‘Men neemt op 8 ℔Frambozen 3 ℔ besten wijn-azijn, laat de Frambozen 24 uren lang koud op den azijn staan trekken,
| |
| |
perst ze vervolgens door een doek uit, op een ℔van dat nat doet men ½ of ¾ ℔ beste broodsuiker aan stukken, en zet het op 't vuur, waarop men het laat staan, tot dat de suiker gesmolten is; maar het moet vooral niet koken.’
Wij zien met ongeduld het volgende Deel van dit nuttig Werk te gemoet, te meerd verscheide Artikelen, in dit Stuk, zonder de Platen, die bij het tweede Deel zullen worden uitgegeven, onverstaanbaar zijn: het gaat van A-I. |
|