iets bij de hand; waarin hij zomtijds gelukkig slaagt, doch ook wel eens niet misloopt van door, dus genaamde, Christenen te worden opgeligt. Eindelijk komt israël op den inval, ter betere bereikinge van zijn oogmerk, eenen deelgenoot te zoeken. Hij vindt dien in een ouden schoolmakker nathan. Op zekeren dag te zamen zijnde op reis gegaan, om elders eenigen handel te drijven, viel nathan, door vermoeidheid, magteloos op den grond neder. In dien stand viel israël's oog, van verre, op den toren van een Klooster. In het vertrouwen van hulp te zullen vinden, rigt hij zijne schreden derwaarts, zijnen makker, intusschen, laatende liggen. Aan de deur geklopt hebbende, wordt hij door den poortier afgeweezen, tot zijne groote verontwaardiging over zulk een gedrag, in gewaande naavolgers van den liefderijken jezus. Straks daarnaa ontmoet hij den Abt, die aanbiedt, hem te willen helpen, mids hij eene portie varkensvleesch eete, 't welk israël van de hand wijst, omdat zijne Wet het verboodt. Treurig ging hij nu zijnen weg, zeggende bij zichzelven: ‘Het ga dan, zoo als God wil! de Wet overtrede ik niet, al zouden ik en nathan dan ook omkomen. God is immers almagtig, hij zal mij dus ook kunnen helpen, zonder dat ik zondige.’ Intusschen bleek het welhaast, dat de Abt hem slegts op de proef gesteld hadt: hij geleidde israël na het Klooster, liet ook zijnen vriend derwaarts brengen, en van al het noodige rijkelijk verzorgen; hij deedt nog meer: de eerlijke Abt, over 's Mans trouwe aan zijne Wet voldaan, stelde hem aan tot leverancier van de dagelijksche Kloosterbehoeften; verschietende hem, om dezelve in te koopen, de benodigde penningen. Zich vlijtig en eerlijk van dien post kwijtende, won hij eerlang
eene goede somme over, die hem tot grootere onderneemingen in staat stelde, in het volvoeren van welke hij God en zijnen pligt steeds voor oogen hieldt, en, onder andere deugden, die van weldaadigheid, niet slegts aan Jooden, maar ook en inzonderheid aan Christenen, vlijtig oefende, waartoe, ondanks zijnen aangroeijenden rijkdom, zijne maatige leevenswijze hem te meer in staat stelde. Zwaare verliezen leedt ook israël dikmaals, in zijnen uitgebreiden handel, doch verdroeg dezelve met godsdienstige onderwerping, zeggende telkens: ‘de Heer heeft het gegeven, de Heer heeft het genomen; zijn naam zij geloofd!’ - Hij liet een eenigen Zoon naa, israël jakobszoon, Hofägent des Hertogs van Brunswijk, erfgenaam zoo wel van zijns Vaders deugden als rijkdommen.