Verzameling van uitgezochte Verhandelingen, betreffende den Landbouw in de Kolonie Suriname; opgesteld door het Landbouwkundig Genootschap in de Devisie (lees Divisie) Matappika binnen dezelve Kolonie. Te Amsteldam, bij H. Gartman en P.J. Uijlenbroek. 1804. In gr. 8vo. Behalven de Voorrede enz. 128 bl.
‘Verscheiden wederwaardigheden (zegt het Genootschap) hebben eene eerdere uitgave van deze Verhandelingen vertraagd;’ en wij, het oog slaande op het Jaargetal onder aan den Titel, mogen dezelfde verschooning inbrengen wegens onze laate Aankondiging van dit Stukje. Inmiddels is de Oorlog op nieuws in Europa uitgeborsten, en heeft deeze belangrijke Bezitting aan het Moederland ontweldigd, dezelve in de magt des Vijands overgebragt. Zeer in het onzekere en bekommerd of die Kolonie, met andere onzer voorige Indische eigendommen, bij den Vrede zal teruggegeeven worden aan onzen diepvernederden Staat, mogen wij dus bezwaarelijk de bijzondere aangelegenheid bepaalen van dit Werkje voor de Inwoonders van deeze Gewesten. Althans deszelfs inhoud is berekend voor eenen anderen Hemel, voor andere Gronden en Zeden, dan de onze. Wij schaamen ons dus niet, als Letteroefenaars, ronduit te belijden, dat wij ons kwalijk bevoegd oordeelen om over de wezenlijke waarde en verdiensten van deezen arbeid van het Surinaamsch Landbouwkundig Genootschap beslissende en goede uitspraak te doen. Zulks laaten wij aan anderen, der zaake meer kundig, aanbevolen. Wij verheugen ons intusschen daarin, dat wij dit bewijs mogen aankondigen van de bekwaamheden en ijver voor den Landbouw, die wij met vermaak zich ontwikkelen zien onder de Planters van eene onzer voormaalige en meest aangelegene bezittingen in de West. - De taal en stijl draagen, ja! op enkele plaatzen, het merk van kleene onnaauwkeurigheden en eenigzins vreemde zegswijzen; over het geheel, nogtans, zijn beiden zuiver en duidelijk genoeg om de kritiek te ontwapenen, wier scherpte des Genootschaps zedigheid, schoon buiten rede, te duchten schijnt. - De Verhandelingen zijn zamengesteld uit ingekomene, en vervolgens bij het Genootschap beschaasde, Antwoorden der Leden op voorgestelde Vraagen, die wij alzo aan het hoofd derzelve geplaatst
vinden. Uit den omvang van het Werkje,