| |
| |
| |
Tafereelen van Madrid. Door C.A. Fischer. Te Haarlem, bij F. Bohn. 1805. In gr. 8vo. 256 Bl.
Meer dan honderd Tafereelen van Spanjes Hoofdstad maalde de pen van fischer in 't Hoogduitsch, en worden hier met Nederduitsche verwen voor den Landgenoot opgehangen. Het aantal der Letterschilderijen met het getal der Bladzijden vergeleeken, zal elk overtuigen, dat het geene groote Stukken kunnen weezen; te meer, als wij 'er bijvoegen, dat ze lugtig, en geenzins elkander verdringende, zijn opgehangen.
Wat daarvan zij, men zal deeze Tafereelen met genoegen zien, en bij zommige wel eenigzins langer willen toeven, uit hoofde van het onderhoudende en treffende, 't welk men in verre de meeste ontwaart: want zij verschillen zeer veel van elkander, gelijk de aart der voorwerpen medebrengt; en ook zal een Tafereel, 't welk de een, om zo te spreeken, voorbijloopt, of met een vlugtigen oogslag beschouwt, een' ander staande houden, en met herkijkende aandagt bezigtigd worden.
De Naamlijst der Tafereelen, vooraan geplaatst, af te schrijven, zou zeker het middel weezen, om onze Leezers, als 't ware, een Catalogus te geeven van 't geen hier opgehangen voorkomt. Dan zij zouden weinig hebben aan onze moeite van uitschrijving. Alleen vermelden wij, dat de vermenging der Stukken ook het haare toebrengt, om, behalven de kleinheid der meesten, alles, wat verveeling heet, te voorkomen.
Liever hangen wij, ten voorbeelde, een en ander voor onze Leezers op. Is 'er in veele deezer Tafereelen iets in 't oog vallende, 't is zeker het mengzel van 't geen hier voor Godsdienst scheep komt en de daarmede gepaarde Minnehandelingen. Zie hier het Tafereel, boven 't welk wij processien leezen.
‘Alle klokken luiden, alle straten zijn met Cistes bestrooid, alle Balcons zijn met prachtige behangfels versierd, op alle plaatsen ziet men Altaren onder verhemelten opgerigt: - eene plegtige Processie begeeft zich naar buiten, uit de Kerk Santa Maria.
Bij zulke gelegenheden is geheel Madrid in beweging. Alle balcons, alle vengsters, alle deuren, ja zelfs hier en daar daken en torens, zijn met aanschouwers bezet. De Dames vertonen zich in haren grootsten opschik; voor haar is het een Feest der Liefde.
Men verwagte hier geene beschrijving van deze Processien; in alle Catholijke landen zijn zich dezelven tamelijk gelijk. Vanen en Wierookvaten, verkleede Engelen en opgestreken Heiligen, Trompetten en Pauken, wie heeft al niet zoo
| |
| |
iets dergelijks gezien? Uit de vengsters regent het papieren heiligen - beelden, bloemen en Dulces naar beneden; vrouwen gaan met zieke kinderen bij het hoog-eerwaardige langs, om zoo doende de Engelsche ziekte te verdrijven; de aanschouwers kortswijlen en dringen; de meisjes - maar wat zal ik 'er bijvoegen? Men weet immers, dat Godsdienst en Galanterie in Spanje gezusters zijn?’
Het Tafereel, 't geen missa ten opschrift voert, stelt ons het volgende voor:
‘In de Misse! In de Misse! - De schelle klok roept en alles stroomt ter Kerke in. Een kakelbonte hoop dringt rondom het Wijwaters vat, en de een reikt den ander het gewijde water aan.
In de Spaansche Kerken vindt men geene stoelen, en alleen hier en daar eenige banken: uit dien hoofde knielen de mannen doorgaans op hunne mantels, en de vrouwen op matten, die in het midden liggen.
Het is wezenlijk een bij uitstek vreemd gezigt, als men die zwarte besluijerde vrouwen-hoopjes voor de eerste maal aanschouwt. Het is eene sombere en zwaarmoedige eenzelvigheid, als men haar, gelijk eene verzameling van lijken, daar bij elkander ziet; maar, terwijl men het gemurmel der biddende en de zuchten van boetende magdalenas hoort, terwijl men menig brandend oog op een' zijdelingschen lonk betrapt, herinnert men zich onder de levenden te wezen.
De matten zijn voor de zindelijkheid niet geschikt, en men verlaat geene Kerk, zonder eenige Insecten mede te nemen; - maar wie zou daarom de Misse verzuimen? Is 'er al geene Godsdienstigheid in het spel, dan ontbreekt het toch niet aan Galanterie.
En waarlijk, nergens kan men meer verzekerd wezen, van zijne beminde of beminden te vinden, dan in de Misse. Men wacht haar op bij het Wijwater, men gaat bij hare plaats tegen over haar staan, men drukt haar nog eenmaal de hand bij het uitgaan. Gelukkige menschen! En ware het al eens zonde, aan den eersten biechtstoel heeft men 'er absolutie voor.
Zoodanige zamenkomsten hebben voornamelijk plaats op Feestdagen. De Kerk is dan schoongemaakt, het hoofd altaar met lichten bedekt, de Misse wordt met Muziek gevierd, alles noopt de gemoederen tot vrolijkheid; alles, tot zelfs de Wierook, die door de Kerk zweeft, wekt de altijd levendige zinnelijkheid op.
Oude lieden gaan in de Vroegmisse, para despachar la Missa (om 'er van af te wezen), gelijk men zegt. De schoone wereld gaat daarentegen in de Missa Major, gelijk men elders na de Comedie gaat.’
Alle Onderwerpen zijn voor de Tasereelmaaling niet even geschikt, en vallen, uit dit oogpunt beschouwd, eenige te
| |
| |
veel in het beschrijvende. Het laatste Tasereel, 't welk dans getiteld is, zal men leevendig genoeg gemaald vinden. Men beschouwe 't zelve.
‘De zuidelijke volkeren zijn voor den Dans geboren, en drukken de aangenaamste geheimen der zinnelijkheid door denzelven uit. Ook in Spanje danst alles met drift; en de Spaansche Volks-dansen schijnen niets anders dan Pantomimen van den wellust te wezen.
Wij zijn in de Comedie, de groepen spreiden zich uit, de Guitarren worden overal gestemd, - spoedig klinkt in eene zagte Seguadilla het reikhalzend verlangen der tederheid. De Danser laat zijne wenschen raden, terwijl de Danseres hem met verrukking te gemoet zweest.
Doch onverhoeds gaat de zagte toon over in het levendig gewoel van de Volero. Hare armen breiden zich uit, hare smachtende lippen openen zich; reeds ontmoeten elkander hunne kussen, reeds raken zich hunne kleederen - ach! vergeefs, - besluiteloos en beschaamd wijken beiden agterwaards. - Eene pause houdt hen bewegingloos, tot dat de Muziek hunne passen op nieuw aan den gang brengt.
Reeds zweeft zij hem tederder te gemoet, reeds vliegt hij met meer vuur zijne geliefde tegen. Hunne blikken worden meer bezield, hunne bewegingen onstuimiger, ieder spier trilt van drift. Reeds kloppen hunne harten tegen elkander, reeds schijnen hunne oogen zich door zagte verrukking te sluiten - ach! vergeefs, - nog eenmaal wijkt zij, vol bevallige schaamte, terug. Eene tweede pause stremt den loop harer gewaarwordingen, tot dat een wellustige zwijmel haar op nieuw bevangt.
Sneller heft de Muziek aan, met meer geweld klinken de snaren, en vlugger volgen zich hunne passen. - Met brandende blikken, - met bewegingen, die den wellust inroepen, - mond aan mond, boezem aan boezem geklemd! - Uit alle toonen, uit alle bewegingen spreekt de zwijmeling van den wellust, die hen vereenigd heeft. Ieder spier spant zich tot genot, ieder oogenblik vliegt het allerzoetste te gemoet, - maar thans! thans! - eene wegsmeltende pause verkondigt het oogenblik der hoogstmogelijke verrukking: het Orchest verstomt, het gordijn valt, het schoone paar zinkt in eene zoete afmatting weg, en een juichend gewoel viert de zegepraal der tederheid.
ô Vrouwen van Madrid! In zoodanige oogenblikken zijt gij alvermogend! Uwe smachtende oogen, uwe verleidende lippen, - die kloppende boezem, die betooverende bewegingen van het schoonste ligchaam! In welke taal zijn daarvoor woorden te vinden?
Behalven deze Volksdansen, waarbij noch voorgaande oefening, noch onkosten noodig zijn, worden op bijzondere
| |
| |
Bals ook Engelsche en Fransche Dansen, en sedert kort zelfs reeds Duitsche Walsen gedanst.
Op zoodanige Bals kan men de Spaansche wellevendheid in alle hare kracht leeren kennen. De Mannen bedienen hunne Dames op de knieën, en plaatsen zich dan aan hare voeten op den grond; - men zou denken midden in Arkadia te wezen.’
En hier zouden wij nu, de geleverde proeven voldoende agtende, om onzen Leezeren den geest van dit onderhoudend, schilderagtig Werk te doen kennen, de pen kunnen nederleggen; vonden wij ons niet opgewekt, om, ten hunnen vermaake, en ter eigene voldoening, deeze Tafereelen van nieuws te beschouwen, en den Leezer eenige meest uitkomende partijen als met den vinger aan te wijzen. De kunstkundige geeve, in deeze bonte mengeling, alles zijne regte plaats; wij leveren slegts de stoffaadje; in onze aanwijzing het geleide van fischer volgende.
Plaatselijke beschrijving, enz. Madrid is nagenoeg vierdehalf uur gaans in den omtrek; de Bevolking 130,980 zielen, de kinderen, militairen en gasthuizen niet mede gerekend; 7100 Woonhuizen; 77 Kerken; 44 Mannen- en 31 Nonnenkloosters; 19 Gasthuizen; 15 Poorten, enz. Het ligt in het middenpunt des lands, 2000 voeten boven de oppervlakte der zee, in de nabijheid van eene hooge keten van gebergten, op eene kale en opene vlakte; vanwaar het klimaat zekere ruwheid heeft, die men op deze breedte niet zou verwachten. - Madrid telt 152 Doctoren, en slechts 15 Boekhandelaars.
Madrid in den avond. - - Zoo gaat de namiddag voorbij en de schemering valt in. Overal klokkengelui; ieder bidt zijn Angelus. Alles vliegt nu na de Tertullias (Avondgezelschappen) of de Comedie; in weinige minuten zijn alle straten vol Equipages. Ook de lantaarnen aan de huizen en voor de Maria-beelden zijn reeds opgestoken, - reeds hebben de kooplieden hunne gewelven, de water- en limonade-verkoopers hunne standplaatsen verlicht; overal ziet men kleine lichtjes, papieren lantaarns en rolletjes van wasch, op de tafels van fruiten koek-verkoopers, slikkeren. - Het gedrang op het plein is intusschen al gedurig grooter geworden, en spoedig vervullen de menschen het geheelenal. Hier klinken Guitarren en Seguadillas, (Liederen) daar dreunt een straatliedjes-wijf de nieuwste moord-historie op; ginds tracht een donderende missionaris de harten der verstokte zondaren te roeren, terwijl een gaauwe troep van ijverige ligtekooijen hem den eenen toehoorder voor, den anderen na, ontvoert. Spoedig trekken de Rosario (eene Processie) en de taptoe met muziek voorbij, en de equipages keeren uit de thesters terug. - Intusschen wordt het later, de menigte raakt uit elkander, een uur na
| |
| |
middernacht zijn alle straten ledig en stil; doch slechts hier en daar klinkt nog eene eenzame guitarre door de duisteruis heen.
El saladero. - Om het spek behoorlijk in te zouten en te bewaren, heeft de Stad het zogenaamde Saladero opgerigt, een tamelijk aanzienlijk gebouw, bij de poort de Santa Barbara. In hetzelve wordt het spek op elkander, als een hoop steenen, opgestapeld en aldus, zonder verder gerookt te worden, alleen door de lucht gedroogd. - Daar nu deze over het algemeen bij uitstek fijn en droog is, en 'er over het geheel slechts in den winter geslacht wordt, heeft deze manier ook geene zwarigheid in zich. Daarenboven heeft men bevonden, dat het spek zoodoende eenen meer aangenamen smaak behoudt.
Bedienden. Madrid is het Paradijs der Bedienden; zij hebben weinig te doen, worden wel behandeld, ja als leden van de famielje aangemerkt. - De Grooten houden 'er zeer velen, en altoos levenslang. De Hertog de alba, bij voorbeeld geeft jaarlijks alleen in Madrid 100,000 Realen aan bedienden-loon uit. Daarenboven wonen alle deze menschen doorgaans met hunne famieljes in het Paleis; zoo heeft, bij voorbeeld, de zelfde Hertog de alba over de 300 personen bij zich.
De Armen. Welk een onderscheid tusschen het lot der Armen in de Noord- of Zuidlijke, in Katholijke of Protestantsche Landen! - De Vader is t'huis gekomen en heeft een Reaal voor avond-eten meegebragt. De Kinderen hebben bij de Kerken eenige Quartos gebedeld, en de blinde Moeder komt met de oudste Dochter van de Plaza terug. - Men heeft voor dezen avond genoeg om te leven, en bekommert zich weinig om den volgenden dag. Gelukkige, zorgeloze menschen! Zij leven maar door, op de milddadigheid hunner medeburgers, en zelfs ziekten behoeven zij niet te vrezen, zoo lang 'er nog Gasthuizen zijn. - Maar wacht u, Vrienden, van hier te komen tusschen twaalven en éénen des middags. In dit uur zijn de eerzame bewooners der Muralla (of Stadsmuur) in eene zekere bezigheid van zuivering, die in Zuidelijke landen zeker niets onteerends in zich schijnt te bevatten. Ieder Moeder met haar Kind, ieder Schoone met haren Adonis, alle Vrouwen met hare Mannen. - Het is eene algemeene jagt ter verdelging.
Kleerenlappers van de Plaza Major. Eenen nieuwen rok te maken, vereischt bekwaamheid; eenen ouden te verstellen, waarlijk niet minder. Daar zit hij, mijn eerzame d. antonio trapo, wiens vader hem met regt naar den algemeenen Beschermheilig van het Ambagt gedoopt heeft! Daar zit hij, de grootste Lappers-baas in de Hoofdstad, die in gelukkige verbeteringen nog zijns gelijken zoekt. - Met wat scherpzinnigheid weet hij de moeijelijke plaatsen te onderzoeken en te vergelijken! Hoe zoekt hij voor alle gescheurde vierhoeken,
| |
| |
driehoeken en hoe de hoeken ook wezen mogen, met de ernsthaftigheid van eenen meetkundigen, raad te schaffen! Hoe verstaat hij, volgens kleur, fijnte, omtrek, grootte, geschiktheid, onder de millioenen en millioenen stukjes van zijne lappen-kast uit te kiezen! Hoe zit eindelijk, eer men eene hand omdraait, het nieuwe stuk reeds deftig op zijne plaats! - Alles komt in het menschelijk leven toch op hetzelfde uit. Onze Machines en onze Wetten, onze Systema's en onze Plannen, - lappen wij niet onophoudelijk aan alles?
Cigarros. - In de fijne Cigarros heeft eene vreeselijke luxe plaats; men heeft 'er, waarvan het pond vijf ja zes Piasters kost, doch deze zijn ook uitmuntend en hebben zoodanig eenen zoeten kaneelachtigen smaak, en sijnen, welriekenden reuk, dat de sijnste Canaster daarbij verdwijnt. De rook stijgt in kleine blaauwe kringetjes omhoog, en de Cigarro gloeit evenredig en langzaam voort, zonder de asch te laten vallen. - Hoe met dat al de soort ook wezen moge, ieder rookt hier zijne Cigarro, en gemeenlijk dient dezelve zelfs tot een vriendschapsblijk, gaande dan trouwelijk van mond tot mond over. Geene grootere proef van welwillendheid, dan dat de Spanjaard den Vreemdeling zijne Cigarro aanbiedt; geen beter middel om zijne vriendschap te verkrijgen, dan dat de Vreemdeling even eens doet. Evenwel, of het in zeker opzigt, om de mogelijke aansteking door het speeksel, niet gevaarlijk zij, - durf ik niet stellig beslissen.
De Broederschap de la Esperanza is anders ook bekend onder den naam van Cofradia del Pecada mortel. Dezelve bemoeit zich namelijk met de bekeering hunner Medechristenen, die in doodzonden leven, en vooral van ongelukkige ligtekooijen. Tot het eerste oogmerk gaan doorgaans alle avonden twee Broeders met lantaarnen rond, om aalmoesen te vergaderen. - ‘Een aalmoes voor die in doodzonden leven, om eene misse te lezen.’
Het Koninglijk Wees-, Tucht- en Werkhuis. - De beide Geslachten zijn hier volstrekt, en, zelfs onder elkander, naar den ouderdom, afgezonderd. Hier heeft men het zoo ver gebragt, dat zelfs kinderen van drie en vier jaren, schoon met oogenschijnelijk nadeel voor de gezondheid, bezig gehouden worden. Het is beklagelijk, dat men in zulke Inrigtingen nog veel te weinig daar op let, en alles aan den kant van winst beschouwt, ja bijna denkt, dat de Wezen slechts om de Fabrieken bestaan!
Minnen. - Nog nergens heb ik zoo vele Minnen gezien. Eene Min regeert hier doorgaans het gantsche huis; ouders, huisgenoten, bloedverwanten, alles is haar onderdanig. Men behandelt haar met eene achting, met eene gedienstigheid, met eene toegevendheid, die haast ongelooselijk is. Ik heb wel
| |
| |
van Minnen gehoord, voor welke men twee bedienden en een Equipage, tot haar eigen gebruik, hield.
Policie. In Madrid is de Policie uitmuntend. De Stad behoort, reeds sedert 25 jaren, onder de zindelijkste van Europa. De straten zijn des nachts volkomen veilig.
Regtspleging. Waar gebeuren 'er geene onregtvaardigheden, waar vindt men geen schreeuwers en omgekogte Regters? Het zijn uitzonderingen, die men juist om de zeldzaamheid opmerkt; doch in Spanje is dat geheel omgekeerd. Daar is de geheele Regtspleging een zamenweefsel van overtredingen en eerloosheden; onder 100 Advocaten en onder 50 Regters, is 'er misschien naauwelijks een, die den naam van eerlijk man waardig is. Dit oordeel schijnt hard te wezen, doch wordt zelfs door Spanjaarden bevestigd.
Inquisitie. Reist gerust naar Spanje! De tijden der duisternis zijn voorbij, de Autos da fé zijn vergeten! Gaat in de Misse, koopt u een biechtbriefje, of, wees Jood - of Heiden, - niemand bekommert 'er zich om.
Biechtbriefjes. Met deze drijven de geriefelijke Meisjes te Madrid eene Makelarij, nadat zij dezelve van hare Geestelijke Vrienden in betaling hebben gekregen, om ze tot haar eigen voordeel te kunnen verkoopen. De gewone prijs is een Piaster, schoon men onmiddelijk vóór of ná den termijn altoos nog wat meer moet geven!
Begrafenissen. Alle Lijken, alleen die van de Grandes uitgezonderd, worden hier begraven in Monniks- of Nonnenkleederen, die men van de Kloosters koopt, en dat voor dezelve eenen aanzienlijken tak van Koophandel uitmaakt. De doodkisten zijn open, en de doode heeft een rozenkrans in de hand. - Voor groote Begrafenissen huurt men doorgaans eene menigte van Kaarsen-dragers, gemeenlijk Invalides uit de Gasthuizen. Deze eerlijke lieden weten hunne kaarsen zoo wel te laten asloopen, dat zij ten minsten een paar oncen wasch buit maken, om daarmede eenen ordentelijken handel in het klein te doen. - Ten opzigte van de doodkisten is men in Spanje reeds oneindig wijzer, dan bij ons, daar ieder Kerspel namelijk eene openlijke Gemeente-doodkist heeft, die voor alle Begrafenissen gebruikt wordt. Waarom zou het Lijk niet even goed in loutere aarde kunnen verrotten? Het is zeker eene van de buitensporigste houtverspillingen, die men ooit bedacht heeft. - Het Kerkhof is bij de Stad, en het begraven in de Kerken reeds zints lange afgeschaft.
Het allerzielen-feest. Reeds den avond te voren - (alles schijnt met veel menschenkennis berekend te wezen) - worden de graven in de Kerken geopend en met ontelbare lichten omzet; de muren zijn met zwart laken behangen, en 'er zijn altaren opgerigt, waaraan het Miserere wordt gezongen. - Nu stroomt, vol heilige geestdrift, van alle kanten de god- | |
| |
vruchtige menigte toe. Iedereen heeft bloedverwanten en vrienden, wier zielen hij uit het Vagevuur moet verlossen. Men gaat uit de eene Kerk in de andere, knielt neder bij alle graven, bidt Ave's op Ave's, en maakt zich van alle Stolas (de opgezoomde randen van de Monniken-kleederen) ter kussing meester, zonder om de vergiftige uitwaasseming der Lijken te denken, die den eenen of anderen zeer gemakkelijk in het zoo gevreesde Purgatorium zou kunnen brengen. - Bij deze gelegenheid vertoonen de Vrouwen zich ook het ijverigst in den gebede; die hier, gelijk elders wordt aangemerkt, slechts leven om te bidden en te minnen. - Midden in de Kerk staat een doodbaar, met lichten omzet; aan den eenen hoek zijn houten zieltjes afgebeeld, die tot den middel in verschriklijke, maar bij geluk slechts geschilderde, vlammen staan. De zaak en de vertooning 'er van mogen nog zoo lomp zijn, de vrome menigte wordt 'er toch door getroffen; vol medelijden legt men zijne gift neder, in de hoop van eenmaal dezelfde weldaad te zullen genieten, en geeft zich dan geruster over aan de zoete misstappen, die men toch eenmaal, willens of onwillens, in het Vagevuur moet boeten. - Zoo wordt het avond, en alles keert tot de oude vrolijkheid terug; de arme Zielen hebben het hare gehad en moeten overlang reeds in het Paradijs aangekomen wezen. Onder louter scherts nuttigt men het gewone Allerzielen-geregt, (fijne meelpap met boter en anijs) en die den gantschen dag nog niet gezondigd heeft, bezorgt zich 's avonds zeker nog een paar
maanden in het Purgatorio!
De Vertaaler heeft zich van zijn post wel gekweeten. Wie hij is, weeten wij niet, doch vermoeden dat hij te Haarlem of daaromstreeks t'huis hoore. - Waarom? - Omdat wij, het Tafereel, san isidro betiteld, leezende, 't welk een Bedevaart na de Kapel de San Isidro beschrijft, in 't slot vinden, ‘dat men, ter plaatze dier Feestvieringe, zich in het groen legert, de gezondheid van den Heiligen isidro drinkt, speelt, danst, den bal slaat; - met één woord, het is volmaakt een Hartjes-dag!’ |
|