Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKerkelijke Procedures, gehouden in zake van Arij Boer cum suis, Requiranten, omme voorzieninge ter eenre, contra Ds. J.F. Barends, Gerequireerde ter andere zijde, in alle de instantien; met eene juridicque Memorie, ter verdediging van voorn. A. Boer c.s. voorn. door Mr. Dirk Hoola van Nooten, Advocaat te Schoonhoven. Te Amsterdam, bij W. Brave. 1806. In gr. 8vo. Te zamen 330 bl.Arij boer met nog vier andere Landlieden, alle Leden van de Hervormde Gemeente van Giesendam en Neder-Hardinxveld, ontrust door deze en gene uitdrukkingen, waarvan zich hun Predikant, j.f. barends, in onderscheidene Leerredenen en eene openbare Catechisatie, in December 1801 en Januarij 1802, had bediend, als zijnde, zoo zij meenden, strijdig met de Leerstellingen van 't Hervormd Kerkgenootschap, vervat in de Formulieren van Eenigheid, door hem onderteekend, leverden deswegens 7 Maart 1802 bij den Kerkeraad dier Gemeente eene Memorie van bezwaaren en doleantie in. Voor en aleer echter deze aanklachte gedaan wierd, begaf zich de eerstgenoemde, op aanrading van den vredelievenden Gorinchemschen Predikant mandt, ten huize van zijnen Leeraar, met oogmerk om de zaak in verschil nog, ware 't mogelijk, in der minne te vereffenen. Dat dit van slecht gevolg geweest is, zal niemand bevreemden, die de moeite wil nemen, om de stoute taal en meesterachtige eischen, die deze verwaande Boer zich omtrent zijnen, in kundigheden zoo verre boven hem uitstekenden Leeraar, bij die gelegenheid veroorloofd heeft, in 't medegedeeld verslag | |||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||
van zekeren n. boere, die 'er bij tegenwoordig geweest is, na te lezen. Deze onderhandeling dus vruchteloos afgeloopen zijnde, had de bedreigde aanklacht voortgang. De Kerkeraad daarop 't noodige bericht van Do. barends gevraagd en ontvangen hebbende, besloot kort daarop bij meerderheid, om in de gegevene verklaring van den Predikant, als overeenkomende met de Leer der Hervormde Kerk, volkomen te berusten, alle verdenkingen aangaande de rechtzinnigheid zijner leer te verwijderen, en hiervan, bij extract, zoo wel aan den Predikant, als aan de bezwaarde Leden der Gemeente, kennis te geven, met vriendelijke vermaaning aan de laatstgenoemden, om toch, zoo veel in hun vermogen is, te zorgen, dat de rust in de Gemeente niet verder gestoord, en de liefde, die de ziel van het Kristendom is, niet verder verwijderd worde. Arij boer c.s., hierover bezwaard, wenden zich weldra met eene scherpe Memorie van doleantie en appel naar de Classis van Gorinchem; deze wijst dit stuk van de hand, en verzendt de Appellanten weder naar den Kerkeraad, als zijnde, in deze zaak, rechter ter eerster instantie, met aanmaaning derzelven, om, wanneer deze zaak op nieuw bij die vergadering mogt gebragt worden, de kerkelijke wetten behoorlijk en naauwkeurig in acht te nemen. Nu keeren zich de Appellanten andermaal tot den Kerkeraad, met verzoek, dat dezelve hunne ingebragte bezwaaren tegen Do. barends op nieuw overwegen, en daarop zoo besluiten moge, dat alle informaliteiten geweerd, en de kerkelijke wetten behoorlijk in acht genomen worden. De Kerkeraad verklaart eerstelijk, dat deze zaak geen onderwerp kon worden voor deze vergadering, ten zij alvorens, naar de kerkelijke wet, (waarover zij te voren niet schijnen gedacht te hebben) twee nabuurige Predikanten, daartoe als Consulenten door de Classis gecommitteerd, waren ontboden, om in plaats van den Predikant, tegen wien de aanklacht gericht was, het praesidium te kunnen waarnemen; en verder, dewijl dit niet zonder kosten kon geschieden, dat vooraf door arij boer behoorlijk cautie voor dezelven moest gesteld worden. Deze appelleert daartegen al weder met de zijnen, in eene tweede Memorie, aan de Classis van Gorinchem. Deze Memorie, al weder op een hoogen toon gestemd, herhaalt tevens de ingebragte beschuldigingen; en wel met des te meer heftigheid, | |||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||
naar gelange van den tegenstand, dien de heete drift van deze kettermakers van 't begin af ontmoet had, en nu meer en meer ontwaar werd. 'Er worden, om de Classis voorin te nemen, ook nog eenige Attestatien, tot bevestiging der gedaane aanklacht, waaronder een van zekeren j. goetzee, uit Gorinchem, loflijker gedachtenis! bij overgelegd, die 'er allen even armhartig uitzien, als die van den hoofdaanlegger van dit werk, en in allen gevalle, zonder eerst gediend te hebben bij den Rechter ter eerster instantie, hier niet te pas kwamen. De Classis verwijst hen, met de zaak in geschil, zoo als men moest verwachten, naar den Kerkeraad, en legt hun op, het stellen van cautie voor de onkosten, die ter voortzetting hunner zaak zouden mogen gemaakt worden, met verdiende bestraffing van deze onbeschofte verzoekers over de wijze, waarop zij zich niet ontzien hadden, hun oordeel over de vorige Classicale Resolutie te uiten. Twee maanden later (15 Dec. 1802) geeft arij boer c.s., ter voldoening aan den ontvangen last, eene acte van cautie aan den Kerkeraad over, met bijgevoegd verzoek, dat deze vergadering nu uitspraak doe over de ingebragte bezwaaren, en zij dan van deze uitspraak, uiterlijk binnen den tijd van drie weeken, mogen geinformeerd worden. En hier komt alweder vertraging, die 't ontstoken twistvuur nog al heviger doet branden. De Kerkeraad maakt zwaarigheid om eene onderhandsche acte van borgtocht aan te nemen, en vindt ook geen genoegen in de personen, als borgen daarin vermeld. Tegen dit besluit wordt geprotesteerd, en alweder geäppelleerd aan de Classis, en Do. barends, let wel, op last van arij boer c.s., door den Koster en Kerkedienaar bij insinuatie gedagvaard, om op de eerstkomende Classis, zullende vergaderen 18, 19 April 1803, te compareren. Hier komt nu de derde Memorie van appel, met verzoek van evocatie, ter tafel. Dit verzoek, om bij evocatie van de ontstaane differenten te Giesendam cognitie te nemen, wijst de Classis van de hand, en verzendt de klagers alwederom naar den Kerkeraad, om daar de zaak de novo te beginnen. Beter slagen zij in hun beklag over de aangebodene acte van cautie, die de Kerkeraad gelast wordt aan te nemen, en partijen vermaand, om zich wederzijds van alle informaliteiten en noodelooze vertraging der zaak ten principale te wachten. Nu neemt de Kerkeraad, in afwezigheid van | |||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||
hunnen Predikant vergaderd, met twee Consulenten aan 't hoofd, den aangeboden borgtocht aan, en besluit ook terstond de ingebragte stukken van bezwaar tegen Do. barends in diens handen te stellen, om daarop binnen acht dagen te berichten. Dit Bericht, op zijn tijd ingekomen zijnde, wordt nu ook gesteld in handen van de aanklagers, die echter niet goedvinden, daarop, zoo als zij verzocht of gelast waren, te berichten, alleen overgevende eene Memorie van persistit bij hunne bevorens ingeleverde doleantien en bezwaaren. Niet lang daarna valt het besluit des Kerkeraads, dat de beschuldigingen van arij boer c.s. van allen grond ontbloot zijn, en dat Do. barends in dezen volkomen wordt gerechtvaardigd; wordende de aanklagers verwezen in de kosten van deze kerkelijke procedures, die nog al iets moeten bedragen hebbenGa naar voetnoot(*). Tegen dit besluit wordt nu al weder geprotesteerd, en door eene vierde Memorie geäppelleerd aan de Classis, die zou vergaderen 13 en 14 Junij 1803. In dit stuk beklagen de Appellanten zich niet alleen over 't geslagen vonnis, met inroeping van een nader rechterlijk onderzoek van hunne zaak, maar bedienen zij zich ook bij voorraad van alle zulke wapenen, die zij meenden, dat hun, bij alle te voren ingeleverde gronden en redenen van appel, van dienst zouden kunnen zijn, om de Classis in hun belang over te haalen. Aan zichzelven ongelijk, geven zij nu reeds on- | |||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||
gevraagd het te voren aan den Kerkeraad geweigerd tegenbericht tegen het in hunne handen gesteld bericht van Do. barends, en leggen hierbij nog over, eene verklaring van den gewezen Ouderling n. boere, waarin hij opgave doet van het bovengemeld gesprek, ten huize van den Predikant, tusschen dezen en arij boer gehouden. De Classis was al spoedig gereed met hare uitspraak. 'Er wordt nog, staande dezelve, besloten, het door den Kerkeraad geslagen vonnis goed te keuren en te bekrachtigen, condemnerende arij boer c.s. in de kosten en misen dezer procedure, ook in zoo verre over deze zaak voor hare vergadering kosten zijn gevallenGa naar voetnoot(*). Partij, hierin geenzins berustende, protesteert en appelleert aan het Synodus, eerlang zullende vergaderen binnen Gorinchem. Hier wordt de zaak in commissie gesteld, en, na ontvangen Rapport van daartoe gecommitteerden, overeenkomstig hetzelve, met de meerderheid, besloten, het vonnis van den Kerkeraad, en deszelfs bevestiging door de Classis, als wel en wettig gewezen, te bekrachtigen, en den appellant c.s. te verwijzen in de kosten en misen van deze geheele kerkelijke procedure, en aan dit besluit, tot wegneming van alle verdenking omtrent de rechtzinnigheid van Do. barends, alle mogelijke publiciteit te geven. Dit besluit is met 17 (waaronder ook de 3 stemmen der geäppelleerde Classis van Gorinchem) tegen 14 stemmen genomen. Onder de laatstgenoemde hebben zich eenigen, en wel met name d.d.g. wuyster, d. tjeenk, n. schotsman, h. de heer, j.w. bussingh, en j.a. dubois, door uitdrukkelijk protest verzet, zich reserverende zoodanige nadere aanteekening, als zij zouden oordeelen te behooren. Deze nadere Aanteekening staat ook in dit boekdeel te lezen, zonder bijgevoegde melding, waar en wanneer dezelve geschied zij. Men zou uit den inhoud van dit stuk, en uit den geheelen geest der Memorie van den Advocaat hoola van nooten, die nu, bijna drie jaren na het nemen van voornoemd besluit, op aanzoek van arij boer, met eene juridieke verdediging der Appellanten ten voorschijn treedt, schier in 't vermoeden vallen, | |||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||
dat men deze zaak, die men voorgeeft geheel informeel behandeld te zijn, nog wel eens weder bij 't Synode ter tafel zou willen brengen. Wat daarvan zij, men ontvangt hierdoor nu gelegenheid, om alle stukken, die bij deze kerkelijke procedure gediend hebben, te lezen. De voorafgaande Memorie beslaat niet minder dan 164 bladzijden. De hoofdzaak komt hierop neder, dat, bij het uiterlijk gewijsde in deze zaak, het waare verschil tusschen partijen nog even ongedecideerd is gebleven, als hetzelve was, eer immer eenige procedures over hetzelve waren begonnen. Dit tracht de Advocaat hiermede voornamelijk te bewijzen, dat een tweede bericht van Do. barends, op het tegenbericht der partij gevraagd, nimmer behoorlijk tot kennis van dezelve gebragt, en zij daarop dus niet gehoord is; dat men haar geen gelegenheid heeft gegeven, om de ingebragte beschuldigingen, tegen de ontkenning of onvoldoende beantwoording van dezelve, door bewijzen te staven, en met aangebodene eeden te bevestigen; en dat geen acht geslagen is op de bijgevoegde getuigenissen van n. boere en anderen. De geheele zaak is dan informeel behandeld, en Do. barends, alleen op eenige gedaane betuigingen van verkleefdheid aan de vastgestelde Leer, vrijgesproken van hem te last gelegde onweersprekelijke faiten. In hoe verre dit alles naar waarheid beweerd wordt, kan nu deels uit ons bovenstaand verslag, doch voornamelijk uit vergelijking der authentieke stukken, beoordeeld worden. Dat 'er, in een en ander opzicht, min naauwkeurig gehandeld is, is, uit 't geen wij daarvan medegedeeld hebben, blijkbaar. Men moet dit altijd in kerkelijke procedures zoo naauw niet nemen. Door partij zijn, in allen gevalle, veel grooter misslagen begaan. Onzes inziens is door de drie kerkelijke vergaderingen, die over deze zaak uitspraak gedaan hebben, die omslachtige, en in zaken van die natuur, als 't geen hier in geschil was, zeer bedenkelijke wijze van procederen, die de partij van Do. barends gaarne gevolgd zag, om aan de zaak eene andere wending te geven, wijslijk vermijd, en liever deze algemeen erkende regel gevolgd, dat een iegelijk de verklaarder zijner eigen woorden is, en dat uit dezelven geene gevolgtrekkingen of oogmerken mogen afgeleid worden, welke met de meening en het doel van den Schrijver of Spreker strijden of | |||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||
volstrekt door hem ontkend worden, dan 't oor geleend aan hatelijke verdenkingen en beschuldigingen van onbedrevene en bevooroordeelde lieden, die eenen verstandigen en ijverigen Leeraar, omdat hij van hunne leiding van gedachten en wijze van uitdrukking afwijkt, op de ketterlijst geplaatst hadden, met 't blijkbaar oogmerk, om 's mans dienst voor zijne Gemeente geheel onnut te maken. De Adv. hoola van nooten erkent zelf, dat 'er in 't kerkelijke nog geene vaste bepalingen, omtrent de wijze van procederen, gemaakt zijn. Volgends 't richtsnoer, dat hij wil gevolgd hebben, waarmede de minderheid der leden van 't Synodus ook zoo gaarne zou ingestemd hebben, kon deze zaak geen ander gevolg gehad hebben, dan verlenging en vermeerdering van twist en oneenigheid, en allerlei wanorde, en in de gevolgen onberekenbaar nadeel voor de goede zaak des Christendoms. Men kan geene groote gedachten hebben van het doorzicht en de gematigdheid der protesterende leden, die, wanneer 't aan hun stond, door dit gegeven signaal, 't geheele Hervormde Kerkgenootschap in ons Vaderland, met het voorgeven van zucht voor orde, welhaast in de grootfte verwarring zouden brengen. Niemand, hij zij wie hij zij, moest zich immer laten gebruiken, om aan zulke, door blinden ijver vervoerde, Geestelijken eenigzins de hand te leenen. |
|