wanneer hij afgebroken klanken en soms onzin in zijn geheugen geprent heeft.
Het is wél, dat men sommige vragen met een ([) geteekend heeft, opdat de onderwijzer die te gemakkelijker in het begin, of bij minvatbaren, kan overslaan.
Wij kunnen niet zien, waartoe de Schrijver bij sommige antwoorden eene zoo groote menigte van Teksten heeft gesteld; ten zij hij ten oogmerk mogt hebben, om in de Stukjes, welke hij bij opklimming, zoo als wij in het Voorberigt zien, hierop wil laten volgen, nadere aanwijzing omtrent dezelve te doen.
Tot eene proeve zullen wij iets afschrijven uit de XIIde Les, waaruit men tevens bemerkt, hoe de Schrijver de vragen, die over het gebed in het Kort Begrip gedaan worden, klaarder en vollediger gesteld, en in het overig deel der zedekunde voegzaam heeft ingeweven.
‘4 Vr. Hoe moeten wij god alleen aanbidden?
A. Wij moeten god aanbidden als den eenigen Opperheer, die onzienelijk en boven alles heerlijk is, zoo als Hij in zijn woord tot ons spreekt, en zoo als wij vooral door jezus Hem hebben leeren kennen. (Exod. XX:3-6. Deut. IV:12. Joh. IV:23, 24.)
5 Vr. Wat is bidden?
A. Bidden is eene Godsdienstige verrigting, waardoor wij god eerbiedig aanspreken, om Hem te loven en te danken, ons voor Hem te vernederen, en onze begeerten aan Hem voor te dragen.
[6 Vr. Mogen wij alle onze begeerten aan god voordragen, met vertrouwen dat Hij ons verhooren zal?
A. Alle goede begeerten in ons, met alle bekommeringen omtrent ons welzijn, mogen wij gode voordragen, met een vast vertrouwen, dat Hij ons altijd geven zal wat voor ons nuttig is. (Phil. IV:6. Matth. VII:7-11. 1 Pet. V:7.)
[7 Vr. Leert de Bijbel dan niet, dat wij, om verhooring bij god te vinden, bidden moeten naar zijnen wil?
A. Wij bidden naar den wil van god, wanneer wij het ootmoedig, met onderwerping en vertrouwen doen, in den naam van christus; en ook vergevensgezind zijn owtrent onzen naasten. (Luc. XVIII:13, 14. Marc. XIV:36. Jac. I:5, 6. Joh. XIV:23b. Marc. XI:25, 26, vergel. 1 Joh. V:14, 15. Ps. CXLV:18.
8 Vr. Heeft jezus ook nader geleerd, wat wij, naar