| |
Alexandri Numan Dissertatio Pharmaceutico-Medica inauguralis, de Carbonatum officinalium praecipuorum praeparandi methodo, natura, ac usu.
(Tweede Berigt.)
In het Tweede Hoofddeel beschouwt de Schrijver in 't kort de voordeelen van de koolenzure loogzoutige geneesmiddelen, vooral in zoo verre deze vereeniging met koolenzuur derzelver nadeelige eigenschappen verbetert.
Deze nadeelen der zuivere loogzouten, (alcaling pura, seu caustica) § XIX, zijn vooral de te groote prikkeling van de zenuwen der maag, en teffens het oplossend vermogen van den slijm (mucus), welke de inwendige rokken der maag overdekt, waardoor deze gevoeligheid wordt vermeerderd: zoo dat hierdoor kramp, braking, gebrekkige spijsvertering, koortsige hitte, vermagering enz., bij langdurig gebruik, bij vele lijders ontstaan,
| |
| |
§ XX. In de loogzoutig koolenzure loogzouten is dit schadelijk vermogen veel minder, en in de onzijdige bijkans geheel vernietigd, zoo dat men zelfs bij het langdurigst gebruik zeer zeldzaam eenig nadeel in de spijsvertering bemerkt. De Schrijver wil evenwel niet, dat men hieruit besluite, dat het oplossend vermogen van het loogzout hier geheel vernietigd zij; integendeel, de onzijdige Carbonas verliest door de warmte in de maag langzamerhand zijn koolenzuur, en wordt loogzoutige Carbonas, die krachtig slijmoplossend is; terwijl het zich langzaam ontwikkelend Koolenzuur-gas, door zijn krampstillend vermogen, de prikkeling van het loogzout matigt.
Hoe zeer het verder bewezen is, dat de loogzouten buiten ons ligchaam de rotting niet bevorderen, kan men evenwel niet ontkennen, dat de bederfwerende kracht van ons maagsap dikwijls niet in staat is, om alleen de neiging van dierlijke voedsels tot rotting te weren, wanneer het zuur, 't geen de plantaardige voedsels opleveren, bij aanhoudenheid door loogzoutige geneesmiddelen wordt verzadigd, en dus vernietigd. Het Koolenzuur-gas schijnt dus het middel te zijn, door welks bederfwerende eigenschap, bij het aanhoudend gebruik der Carbonates neutri, dat nadeel zeldzaam wordt opgemerkt.
Verders zijn de loogzouten (§ XXII), dus onzijdig gemaakt, oneindig gemakkelijker in te nemen, en de Carbonas Sodae zelfs zonder eenig bijvoegsel.
Eindelijk (§ XXIII) komt ook bijzonder in aanmerking de krampstillende eigenschap van het Koolenzuurgas, 't welk door de warmte der maag uit de onzijdige Carbonates wordt ontwikkeld; aan welke kracht de Schrijver die gemakkelijke werking van de, zoo natuurlijke, als door kunst gemaakte, met dit Gas bezwangerde, laxeer-wateren en geneesmiddelen toeschrijft, waardoor dikwijls de walging weggenomen, en eene groote menigte stoffen zonder ongemak ontlast wordt.
Zoo dat (§ XXIV) in 't algemeen de onzijdige koolenzure loogzouten, wegens de versterkende, krampstillende en bederfwerende kracht van het Koolenzuurgas, boven de gewone loogzouten de voorkeur verdienen, uitgezonderd in die gevallen, daar een taaije slijm in de maag moet worden opgelost.
| |
| |
De onzijdige koolenzure Ammonia (§ XXV) kan ook als geneesmiddel zijne nuttigheid hebben, in die gevallen, daar vlugtig loogzout van dienst konde zijn, doch daar men, wegens sterke gevoeligheid der maag, of vrees om den omloop des bloeds aan te zetten, den gewonen Spiritus, met potasch bereid, of loogzoutigen Carbonas, niet gebruiken durft.
De gewone Magnesia (§ XXVI) is ook veel van haar vermogen aan het koolenzuur verschuldigd, en moet vooral niet in 't algemeen met de magnesia usta als geneesmiddel worden gelijk gesteld; als bezittende dit laatste de eigenschap, van de Phosphorzure Ammonia, die zoo overvloedig in ons ligchaam voorhanden is, te ontleden; terwijl het teffens het zuur doorgaans veel langzamer verzadigt.
Wat het steenbrekend vermogen der Alcalia betreft, kan de Schrijver (§ XXVII) zich niet vereenigen met het gevoelen van hun, die hetzelve, volgens scheikundige wetten van verwantschap, op de plaats zelve, daar de steen huisvest, verklaren. Behalve vele andere redenen, die hiermede strijden, zegt hij, nooit eenig Alcali in de pis van Lijders ontdekt te hebben, ofschoon zij deze middelen zeer lang gebruikt hadden; ten zij somwijlen Alcali ammoniae, 't welk in Ischurien door ophouding der pis zich in de blaas van zelfs ontwikkelt; en ofschoon men al stelle, dat de Alcalia onveranderd op deze plaatsen komen, gelooft hij, dat op deze wijze eerder steenachtige zamengroeijingen ontstaan, dan opgelost zouden worden; dewijl zij het overvloedig Phosphorzuur, dat, om wijze redenen, natuurlijk altijd in de Urin aanwezig is, zouden verzadigen, en, zoo doende, de oplosbare Phosphas calcis acidulus in Phosphas calcis medius, die zeer onoplosbaar is, zouden veranderen.
Hierop volgen (§ XXVIII) eenige zeer gewigtige aanmerkingen, omtrent de werking der Alcalia in eenige bijzondere ziekten, of korte gevolgtrekkingen uit eene reeks van proeven, door den Schrijver en zijne medeleerlingen in het Scheikundig Laboratorium bijgewoond en in 't werk gesteld; welke geleerd hebben, dat, na een ruim en langdurig gebruik van Loogzouten of Kalkwater, de pis nooit loogzout bevatte, het zij in den zuiveren staat, of met koolenzuur vereenigd; dat de pis nog altijd Phosphas calcis acidulus bevatte, en dikwijls duidelijke blijken gaf van acidum uricum enz. Het zunt
| |
| |
der pis wordt dus niet door het gebruik van Loogzouten vernietigd, gelijk men gemeenlijk wil. Vooral wordt hierdoor tegengegaan die geneigdheid tot azijnzuur, die men somwijlen bemerkt in de pis van prikkelbare gestellen, bijzonder na het gebruik van veel bier of zure wijnen, wanneer de pis spoedig eene zure gisting ondergaat. De pis wordt onder het gebruik dier middelen gemeenlijk overvloediger en gezonder; schijnende de Loogzouten de prikkeling weg te nemen, waar ook dezelve mag plaats hebben, welke, door eene tegennatuurlijke gesteldheid in de werktuigen der pis-afscheiding voort te brengen, den aard der pis veranderd, en oorzaak tot ziekten had gegeven.
In Rheumatismus en Podagra (§ XXIX) schijnen de Loogzouten ook te werken, door de afscheiding der pis te bevorderen, dewijl de zuurheid der pis dikwijls onder derzelver gebruik vermeerderd wordt, die in 't begin der ziekte meermalen ontbreekt. Men moet echter daarom niet gelooven, (§ XXX) dat dit zuur, in de vochten teruggehouden, de oorzaak van deze ongemakken zij, dewijl hetzelve enkel een voortbrengsel der afscheiding is; even min als men gelooven moet, dat, bij een zuur zweet, de overige levendige vochten op dien tijd zuur zijn. De bloed-wei immers geeft altijd teekenen van Soda. Even als uit bloed, dat niet zuur is, zure pis wordt afgescheiden, zoo kan ook door de werktuigen der huid een zuur zweet worden voortgebragt.
Alles schijnt in het ligchaam mede te werken (§ XXXI) om het minst ontstane zuur aanstonds te verdelgen. Hierom is de Gal van eenen loogzoutigen aard. Want wat toch zou 'er van de vaste deelen onzes ligchaams worden, die alle hare kracht en vastigheid verschuldigd zijn aan de Phosphas calcis medius? Dit zout immers wordt door alle zuren, zelfs de zwakste plantzuren, voor een gedeelte ontleed, en tot Phosphas calcis acidulus gebragt; gelijk de Schrijver door vele proeven had bewezen gezien. Dit is dus ook eene reden, waarom de Schrijver aan de vereeniging der zuurstof met het bloed door de ademhaling twijfelt, omdat in het bloed bases acidifiabiles gevonden worden, die, tot zuren gemaakt, het ligchaam zouden kunnen verzwakken.
In de Engelsche Ziekte (§ XXXII) schijnen de aardachtige middelen te werken, doordien ze het zuur in de eerste wegen verzadigen, en dus de oorzaak wegnemen,
| |
| |
waardoor de Phosphas calcis neuter tegennatuurlijk tot Phosphas calcis acidulus gebragt wordt.
Wat betreft het gebruik van Loogzouten en opslurpende middelen in ziekten der eerste wegen (§ XXXIII) uit eene ransachtige stof, als ook vooral in koortsige uitslagziekten uit die oorzaak; hier schijnt men der bespiegeling te veel toegegeven, en ten onregte de gezegde middelen te hebben veroordeeld. Men verwarde het rancidum met het putridum, en geloofde, dat de gezegde middelen, door de rotting te bevorderen, schaden konden. Ook moet het rancidum niet met acidum verward worden; gelijk opzettelijke, in de Scheikundige Lessen van den Hoogl. driessen in 't werk gestelde, proeven sedert vele jaren geleerd hadden. Het zuur schijnt zelf een natuurlijk herstelmiddel van het rancidum te zijn. Het zijn twee verschillende soorten van bederf in een en hetzelfde vetachtig ligchaam; maar dezelve verschillen even zoo wel van elkander, als vlug loogzout en de ware stof der rotting in een rottend ligchaam. De slijmachtige deelen in een vetachtig ligchaam trekken de zuurstof uit de lucht aan, en maken zuur, daar het rancidum een bederf van het vet zelve is. In sommige gevallen nu heeft het eene, in andere het tweede de overhand. In geval van rancor, komen acida; in geval van acidum, komen absorbentia te pas; en de verschillende toevallen moeten de keus dezer verschillende geneesmiddelen bepalen.
En hiermede sluiten wij dit meer dan gewoon breedvoerig verslag dezer Verhandeling, niet twijfelende, of wij hebben daardoor aan den billijken wensch van velen onzer Scheikundige Landgenooten, en bijzonder van den Recensent in den Konst- en Letter-bode, No. 31 des voorleden jaars, voldaan. Wij behoeven hier niets ter aanmoediging van den jongen Schrijver bij te voegen, dan dat wij hartelijk en volmondig instemmen, met hetgeen door anderen daaromtrent met zoo veel reden gezegd is. Wij houden deze Verhandeling overwaardig, om, gelijk die zijner Medeleerlingen, during en fokkema, ten dienste onzer Landgenooten, in de Moedertale te worden overgebragt, en wenschten dat de Schrijver zelve de vertaling op zich wilde nemen, en, ten behoeve van min ervarenen, met eenige aanmerkingen verrijken. Wij wenschten zoo gaarne, dat dergelijke smaak, als in numan's Dissertatie heerscht, om de
| |
| |
gronden der Scheikunde op de Geneeskunde, Apothekerskunst en Fabriekkunde toe te passen, algemeener wierd bij eene Natie, als de onze, welke daarbij zulk een wezenlijk belang heeft. |
|