| |
Alexandri Numan Dissertatio Pharmaceutico-Medica inauguralis, de Carbonatum officinalium praecipuorum praeparandi methodo, natura, ac usu. Groningae 1804. - Dat is: Artsenijmeng-Geneeskundige Inwijdings-verhandeling, over de bereiding, den aard en het gebruik der voornaamste bekende Koolenzure Zouten.
Deze Verhandeling is gesplitst in twee deelen, waarvan het eerste het scheikundig gedeelte der stoffe uitmaakt, en het tweede eenige aanmerkingen omtrent het gebruik dier Zouten in de Geneeskunde bevat.
De Schrijver spreekt in eene korte inleiding over het groot vermogen der loogzouten en aardachtige zelfstandigheden in sommige ziekten, en van de groote verandering, welke gezegde ligchamen door de vereeniging met het Koolenzuur ondergaan; zijnde hem deze vereeniging van zoo veel gewigt voorgekomen, dat hij besloot, dezelve tot een onderwerp van zijne Inwijdingsverhandeling te nemen, met goedkeuring van zijnen Vriend en Leermeester, den Hoogleeraar driessen, die hem daartoe goedgunstiglijk alle waarnemingen, welke hij van tijd tot tijd op zijne Lessen, en bijzonder in het jaar 1798 gedaan had, mededeelde.
(§ I.) De Schrijver verklaart eerst, wat men, naar de hedendaagsche taal der Scheikundigen, door het woord Carbonas te verstaan hebbe; en gaat dan (§ II.) over tot de beschouwing van den verschillenden staat der Koolenzure Zouten met betrekking tot het verzadigend Zuur.
Men is gemeenlijk in het denkbeeld, dat 'er van den staat van een bijtend of zuiver loogzout, of zoodanige aarde, tot dien van een onzijdig koolenzuur-zout, on- | |
| |
telbare trappen zijn van verzadiging; dat de deeltjes der loogzouten en aarden trapswijze met het koolenzuur worden vereenigd, tot dat eindelijk de volkomene verzadiging daar zij; van waar dan ook de naam van onvolkomene en volkomene Zouten zijnen oorsprong ontleent. Dit denkbeeld wordt hier tegengegaan, en met de duidelijkste proeven en redeneringen, gegrond op de analogie met andere Zouten, bewezen, dat 'er niet dan twee graden van verzadiging plaats hebben. De eerste is die, waarin de hoeveelheid van het verzadigend zuur minder zijnde, die zouten vele eigenschappen der loogzouten en aarden behouden: deze zijn dan Carbonates alcalini en terrestres. De tweede graad van verzadiging is die, waarin de hoeveelheid zuur zoo groot is, dat 'er een geheel onzijdig zout geboren wordt, waarin de eigenschappen van loogzout en aarde niet meer bespeurd worden: deze zijn dan Carbonates neutri, of enkel Carbonates.
De overige Koolenzure Zouten, die in smaak en andere eigenschappen van de twee genoemden verschillen, ontstaan geenszins door eene andere evenredigheid van zamenstellende beginselen, maar alleen door eene werktuigelijke vermenging: dus kan b.v. met den Carbonas alcalinus eene groote hoeveelheid bijtend loogzout vermengd zijn; zoo kan de Carbonas neuter door Carbonas alcalinus verontreinigd zijn. Deze zijn nogtans, ten opzigt van den Carbonas alcalinus en Carbonas neuter, onzekere inmengselen, die altijd in hoeveelheid verschillen; en dit geldt in 't algemeen voor alle Koolenzure Zouten. (§ III.)
Hoewel dit denkbeeld, 't welk in de Scheikundige School te Groningen tot een grondslag wordt gelegd, niet geheel nieuw is, ten minste met betrekking tot de potassa, of plantaardig loogzout, gelijk ook de Schrijver erkent; vinden wij hetzelve evenwel nergens zoo duidelijk betoogd, noch zoo algemeen over alle loogzouten en aarden uitgebreid, noch de nuttigheid van hetzelve met zulk eene kracht van scheikundige ondervinding gestaafd. Men zal, de nieuwste Werken der beroemdste Scheikundigen van onzen tijd inziende, zich ras overtuigen, dat dezelve geen duidelijk denkbeeld van dien verschillenden staat der Koolenzure Zouten schijnen te hebben; en men zal met ons den Schrijver dezer Verhandelinge dank zeggen, voor zij- | |
| |
ne aangewende vlijt, in dit zoo gewigtig stuk der Scheikunde.
Vervolgens gaat hij (§ IV.) over tot de beschouwing van den Carbonas potassae alcalinus, gewoonlijk potassa depurata genaamd, en toont aan, hoe verkeerd het zij, dit Zout den naam van incompletus of imperfectus, onvolmaakt of onvolkomen, te geven, daar dit een Zout is, dat, wel bereid zijnde, zijne eigene, bijzondere, standvastige hoedanigheden en eigenschappen bezit; dat het geenszins daarom een onvolmaakt Zout kan genaamd worden, omdat het minder koolenzuur heeft, dan de Carbonas neuter, even min, als de Cremor Tartari een onvolmaakt Zout is, ten opzigt van den Tartarus Tartarisatus, of de Borax een onvolmaakt Zout is, omdat het teekenen geeft van Soda, of de Aluin, omdat het zuur is. Hierom had men op de Scheikundige Lessen van zijnen Leermeester deze namen als ongerijmd verworpen, en die van Carbonas alcalinus en neuter in de plaats gesteld, als den aard van het Geneesmiddel beter uitdrukkende, dan eenig ander; te meer, daar men ook, volgens de nieuwe Nomenclatuur, den Cremor Tartari noemt Tartris potassae acidula; den Aluin, Sulphas aluminae acidulum; den Borax, Boras sodae alcalinum.
Hierop volgt (§ V.) de bereiding van dit Zout, en de manier, om hetzelve zuiver te verkrijgen; zijnde het voornaam kenmerk van deszelfs zuiverheid de volkomene onoplosbaarheid in Alcohol.
In dit Zout is dan het Loogzout (§ VI.) in den eersten staat van vereeniging met het Koolenzuur. Wanneer men hetzelve verder met dit Zuur verzadigt, wil de Schrijver niet, dat men denke, dat dit Zout alle trappen van verzadiging doorloope, tot dat hetzelve eindelijk kome tot den staat van een onzijdig koolenzuur Loogzout; even min, als men, door bij den Tartarus Tartarisatus nog meer Acidum Tartarosum te voegen, een Zout zou kunnen verkrijgen, dat tusschen den Tart. Tart. en den Crem. Tart. als 't ware in 't midden stond. Zoo werkt de Natuur in geenen deele: alle deeltjes van den Tartris potassae, of Tartar. Tartar., worden onmiddellijk het eene na het andere overgebragt tot den staat van Cremor Tartari, en men heeft zoo lang eene werktuigelijke vermenging van Tartar. Tartaris. en Cremor Tartari, tot dat alle deeltjes van den Tartar. Tartaris. deze scheikundige oververzadiging (men verschoone hier voor
| |
| |
een oogenblik dit woord nog) ondergaan hebben. Het zelfde heeft ook hier plaats, gelijk met vele proeven bewezen wordt.
De Natuur (§ VII.) heeft zekere wetten, waarnaar de ligchamen werken, en derzelver beginselen zich onderling aantrekken. 'Er zijn bepalingen, waardoor de Natuur deze vereeniging beperkt; en eene verzadiging eenmaal geschied zijnde, wordt 'er van het een of ander zamenstellend beginsel niets meer aangenomen in die compositie; zoo dat het woord Oververzadiging uit de Scheikunde diende te worden verbannen.
In de verklaring van den aard der ligchamen wordt hierop veeltijds niet genoeg gelet. Wij dwalen zeer, b.v., wanneer wij het zwart Kwik-oxyde onvolmaakt, en het rood oxyde volmaakt of volkomen noemen, even of het eerste minder volkomen in zijne soort ware, en bij trappen, als 't ware, tot volkomenheid zoude kunnen geraken; dit denkbeeld is valsch; 'er zijn maar twee oxyden, of halfzuren, beiden even volkomen, hebbende het een minder en het ander meer zuurstof, doch beiden in eene bepaalde evenredigheid; men leze hierover de Verhandeling van Dr. fokkema over de voornaamste Kwikbereidingen, onlangs in het Nederduitsch vertaald, door den Apoth. tieboel, te Groningen, § XVIII. Verders, om van andere Metaalkalken niet te gewagen, zien wij niet in de gewoonste onder ons oog vallende ligchamen het zelfde? Wij zien het water onder drie gedaanten, naar de verschillende vereeniging met de warmtestof; ijs, vloeibaar water, en een luchtstof of damp. Tusschensoorten kent de Natuur niet. Hoe bestendig zijn niet de vereenigingen van de Stikstof met de Zuurstof, in de vorming van Salpeterzuur, Salpeter-gas, enz.? De Schrijver eindigt dit gewigtig onderwerp met eenige aanmerkingen over deszelfs nuttigen invloed op de bereiding van vele Geneesmiddelen.
Hierop volgt de beschouwing van den Carbonas potassae neuter (§ VIII.) Hier verwijst ons de Schrijver op de onderscheidene bereidingswijzen, welke hieromtrent zijn voorgesteld, en handelt meer uitvoerig over de manier van Prof. hermbstadt, hierin bestaande, dat men gestampte potasch droog in een vlakken schotel plaatse, in een vertrek, daar veel menschen wonen, of in eenen kelder, waar altijd de lucht met Koolenzuur-gas rijkelijk vervuld is. Hij berigt ons verder, dat men in de Scheikundige School te Groningen reeds lang vóór dien tijd
| |
| |
de gewoonte had, om in Steenbakkerijen, Pottebakkerijen, Zoutkeeten, Mouterijen, enz. op die wijze loogen van potasch met koolenzuur te verzadigen; doch dat deze bewerking, sedert hermbstadt's opgaaf, volgens welke drooge potasch genomen wordt, den Hoogl. driessen veel beter gelukt, dan met de loog; en bij Ons voegt 'er de Schrijver bij, gelukt deze manier beter, dan bij eenig ander Volk, daar wij gewoonlijk in onze Fabrieken ligten turf gebruiken, die veel zuiverder Koolenzuur-gas geeft, dan de Baggerturf en Steenkoolen, welke behalve dit zuur ook veel zwaveligzuur opleveren; gevende het hout veel acidum pyro-lignicum, waardoor dus de Carb. potass. te veel zoude worden verontreinigd.
Daar evenwel de Carb. potassae, op die wijze gemaakt, wel tot sommige bewerkingen met vrucht kan worden aangewend, doch zeldzaam de noodige zuiverheid bezit, om als Geneesmiddel te worden gebruikt, beschrijft de Heer numan in § IX uitvoerig de wijze, waarop dit uitmuntend Geneesmiddel in de Apotheken te Groningen wordt vervaardigd, volgens de opgave van Prof. driessen in den Konst- en Letterbode van 1799. Hierbij is eene noot geplaatst over den Woulffschen Toestel, welken men tot deze, en andere bewerkingen van dien aard, den Apotheker oordeelt niet te kunnen aanbevelen; schoon men deszelfs uitnemend gebruik in scheikundige bewerkingen ten volle erkent.
§ X handelt over den Carbonas sodae alcalinus, natrum, of Soda-Crystallen; en worden de verschillende manieren aangehaald, waarop dit zout bij voorkeur kan verkregen worden door ontleding der zouten, die de Soda tot hunne basis hebben, bijzonder met zeezout en kalk. Meer bijzonder wordt hier gewag gemaakt van de Smyrnasche Soda, of delfbaar loogzout, waarvan wijlen Dr. ten haaff, van Rotterdam, in 't jaar 1791 eenige ponden aan Prof. driessen ten onderzoek gezonden had; een zout, 't welk zulk eene groote hoeveelheid zuivere Soda-Crystallen geeft, dat, wanneer de Vrede tot stand komt, en dus hetzelve tot minderen prijs bij ons kan worden verkregen, alle moeite, om zich dit loogzout op andere manieren te verschaffen, geheel overtollig zal zijn. Uit eene briefwisseling over dit onderwerp, ten dien tijde tusschen zijnen Leer- | |
| |
meester en Dr. ten haaff gehouden, en hem medegedeeld, is het waarschijnlijk, dat dit Smyrnaasch Natrum het zelfde zout is, 't welk voormaals na Frankrijk, en vandaar na elders, in groote hoeveelheid wierd vervoerd; doch waarvan, door een Koninklijk Edict, de invoer wierd verboden, met oogmerk, om daardoor de bereiding dier asschen aan de Fransche kusten te bevorderen - dat de Engelschen zich hiervan meesterlijk hebben bediend, en dien geheelen handel hebben na zich getrokken - dat zij het in de Glasblazerijen bezigen, welke eertijds hier zoo bloeijende waren door het gebruik van dit zout, doch welke, helaas! tot groot nadeel van ons Vaderland, na Engeland verhuisd zijn.
De beschrijving der verschillende Crystallisatie van den Carbonas sodae alcalinus en neuter heeft bijzonder onze aandacht getrokken. De op het oog aardachtige korsten bij de uitdamping der loogen van het evengemeld delfbaar loogzout, welke door bijvoeging van bijtende Soda, of door warmte alleen, tot gewone Soda-Crystallen overgingen, gaven Prof. driessen de eerste aanleiding tot deze proeven. - Een loog van gewone Crystalli Sodae, zoo veel mogelijk met koolenzuur bezwangerd, gaf Crystallen, die volkomen onzijdig waren, en, behalve in andere eigenschappen, hierin van de Soda-Crystallen bijzonder verschillen, dat zij niet in de lucht vervallen. De Hoogleeraar had dezelve den geheelen zomer van 1798 aan het zonnelicht blootgesteld, zonder dat zij iets van hunnen glans of doorschijnendheid hadden verloren. - In eene minder met koolenzuur verzadigde oplossing verschenen beide Crystallen, loogzoutige en onzijdige, door en over elkander geplaatst, 't welk een schoon en belangrijk gezigt oplevert; zijnde deze de voorname proef, welke den Hoogl. aanleiding gaf tot het denkbeeld van de twee verschillende graden van verzadiging met koolenzuur.
Wanneer 'er een tusschenstaat, gelijk numan te regt aanmerkt, tusschen loogzoutige en onzijdige koolenzure Soda mogelijk ware, zou men nimmer in dezelfde loog beide verschillende Crystallen kunnen waarnemen; en deze scheiding stelt den vasten en geregelden gang, welken de Natuur volgt in deze hare werkingen, in het helderst licht.
In § XII geeft de Schrijver eene manier op, volgens
| |
| |
welke zijn Leermeester minerale laxeer-wateren zeer gemakkelijk gewoon is te bereiden.
§ XIII en XIV handelen over den Carb. ammoniae alcalinus en neuter, waarin dezelfde twee trappen van verzadiging met koolenzuur plaats hebben; wordende uit deze beschouwing eenige gevolgen afgeleid, tot het regt verstand van de vlug-loogzoutige geneesmiddelen, in de Apotheken voorhanden.
In § XV en XVI worden die zelfde wetten van verwantschap van koolenzuur met de aarden, en bijzonder met de Magnesia, bewezen, en derzelver invloed op de bereiding van de gewone Magnesia toegepast, waarvan hier de voornaamste gronden worden opgegeven - gelijk ook van die van den Carbonas magnesiae medius; welk zout, hoewel het niet van den Apotheker nagehouden wordt, evenwel, wegens de zeer groote hoeveelheid Koolenzuur-gas, 't welk het door bijvoeging van zuren oplevert, als een middel om brakingen te stillen, met voordeel, volgens den Schrijver, zou kunnen gebruikt worden.
§ XVII behelst de ontdekking van den Carbonas Cupri en Ferri, waarvan de Schrijver, als wordende deze zouten niet als Medicamenten gebruikt, geene verdere melding maakt; besluitende hiermede het Eerste Hoofdstuk.
(Het stot hierna.) |
|