Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijG. van Hasselt's Arnhemsche Oudheden. III en IVde Deel. Te Arnhem, bij J.H. Moeleman, Jun. In gr. 8vo. 264 en 245 Bladz.Van gelijken aard, als de vorigenGa naar voetnoot(*), zijn deze twee bundels met Arnhemsche Oudheden, evenwel min algemeen belangrijk, maar altijd van hooge plaatzelijke aangelegenheid voor den Oudheidminnaar. Van het een en ander algemeen belangrijks teekenen wij het volgende | |
[pagina 253]
| |
op. Harnasch beteekende oudtijds de gansche wapenrusting eenes Ridders. (D. III. art. XI.) In 1399 werden de Toonkunstenaars Meijstreels genoemd (D. III. art. XXVIII.) Pil komt omtrent het jaar 1500 als Peet voor, van waar dan pillegift moet worden afgeleid, hetgeen den Letterminnaars onzer tale zoo veel onvoldoend werk gekost heeft. (D. III. art. LXXXI.) Hel en hol zijn het zelfde, eene afdalende plaats, van waar heelen voor bedekken, verborgen houden wordt afgeleid. In den zin van Hol vindt men Hel te boek staan in de Stads-rekeningen van Arnhem van 1381 en 1587. (D. IV. art. L.) Rottenvangers in aanmerking te zien komen als mannen van een beroep, het welk men thans aan de Katten aanbeveelt, en van glazen oogen, of oogdoppen, gewag te vinden, om de koks bestand te maken tegen den rook der keukens, is al even opmerkelijk. (D. IV. art. XCIII.) |
|