Waarnemingen omtrent de Ziekten, welke in de Jaren 1797 en 1798 in het Nosocomium Clinicum van de Hoge School van Stad en Lande van Groningen zijn behandeld. Door Ev. J. Thomassen a Thuessink, A.L.M. Med. & Phil. Dr., Med. Theor. et Pract. &c. Professor, &c. &c. Te Groningen, bij J. Oomkens J. Zoon. 1805. In gr. 8vo. 332 Bl.
Dit uitnemend Werk bevat een veertigtal zeer belangrijke praktische Waarnemingen, gedaan in het Groninger Akademie-Ziekenhuis door den Hoogleeraar thomassen a thuessink in de Jaren 1797 en 1798, te voren reeds door denzelven in het Geneeskundig Magazijn stuksgewijze van tijd tot tijd medegedeeld, maar nu, ten dienste zijner toehoorderen, in een bundel verzameld en weder uitgegeven. Vooraf gaan eenige zeer korte aanteekeningen der maandelijksche weêrsgesteldheid in het Jaar 1797 en de helft van 1798, welker invloed op ligchaams- en ziekte-gesteldheid in die Jaren insgelijks slechts kortelijk wordt aangewezen. De orde, die onze Schrijver ter rangschikking der hier voorkomende Gevallen gekozen heeft, is volgens de Nosologie van cullen: zoodat hier eerst die gene, welke onder de Pyrexiae (Koortsen), dan die onder de Neuroses (Zenuwziekten), vervolgens die onder de Cachexia (Kwaadzappigheid), en eindelijk die onder de Locales (Plaatselijke Ziekten) t'huis behooren, behandeld worden. De leer, door onzen Autheur omhelsd, en de geest, waarin dit zijn Werk geschreven is, moge uit zijne eigen woorden blijken. ‘Ik weet zeer wel, (zegt hij bl. 5.) dat men bijna deze namen (namelijk van Slijmachtige, Catarrhale en Gastrische) niet meer durft gebruiken, zonder voor een humoralist, een voorstander van reeds lang verworpene gevoelens, een Boerhaviaan, Stolliaan enz. te worden uitgekreten: dan, ik zal mij dit gaarne getroosten, en alleen, vooral tot leering zoo wel van mijne voormalige als tegenwoordige leerlingen, kort herhalen wat wij zagen, en welke het gevolg was van onze behandeling. Wij zullen eerst de meer eenvoudige Gastrische Koortsen, daarna die, welke met meer plaatselijke Catarrhale toevallen gepaard waren, nagaan, en hier en daar eenige korte ophelderende aanmerkingen over deze ziekte bijvoegen, welke ik wel
geheel niet voor nieuw opgeve,