naam Abba, 't welk hij, als volmaakt in den geest van Paulus, bl. 22 had aangeprezen:
Geef, Jesus! dat ik niet uw A, B, C, vergete,
Voor ik het A, B, Ab, B, A, Ba, Abba wete:
voor iemand, wien hij wel kent, zoo nuttig geweest is, dat hij 'er niet alleen door tot nadenken werd gebragt, maar zich nog bij zijnen dood verblijdde, dat hij het had geleerd, en het konde uitspreken. Wij laten gaarne elk, die met zulke sprookjens gediend is, het genoegen, om zich alzoo te stichten, en willen het ons wel getroosten, dat wij die bijzondere gave des Almagtigen, om ze regt te kunnen verstaan, waarop zulke ingewijden gewoonlijk roem dragen, nog niet ontvangen hebben.
Desniettemin bevat deze Kerkrede zeer goede gedachten, gepaste wenken, en nuttige aansporingen, die ook door de Nederlandsche Gemeenten wel verdienen ter harte genomen te worden. De voorasspraak is genomen uit Ezech. XXXVII:16, 17, daar de aanstaande verëeniging van 't Joodsche volk tot één Koningrijk, onder de zinrijke voorstellingen van twee houten, die zouden zaamgevoegd worden, voorspeld wordt. Over de tekstwoorden, Hij [Christus] is onze vrede, die deze beiden één gemaakt heeft, enz. Ephez. II:14-18, is niet veel gezegd, maar, naar aanleiding derzelven, eerst gehandeld over het oogmerk van de zending en den dood van Jezus, daarna over de bekendmaking van zijne weldaden door het Euangelie, waarop dan, bij wijze van toepassing, hartelijke aanmaningen tot de naauwste verëeniging der Luthersche en Hervormde Broeders onder elkanderen volgen.
De ijvervolle Leeraar komt, in deze Leerrede, rondborstig uit voor de oude rechtzinnigheid, en verklaart zich daaromtrent ook, in de Voorrede, met welmeenenden ernst. ‘Ik wil liever,’ zegt hij, ‘een ouderwetsche geloovige, gelijk Abraham, dan een nieuwerwetsche geloovige, gelijk Kajafas, zijn.’ Een ander zou kunnen zeggen: Ik wil liever nieuwerwetsch zijn met Paulus, dan ouderwetsch met de Joden van zijnen tijd, die ijver voor God hadden, zonder verstand.