| |
Staatkundig Nederland; een Woordenboek tot de Biographische Kaart van dien naam, door Mr. Jacobus Scheltema. Iste Deel. A-K. Te Amsterdam, bij J. ten Brink, Gerritsz. 1805. In gr. 8vo. 572 Bl.
Zints een aantal jaaren pronken, ten nuttigen sieraade, de Boekvertrekken van veele Liefhebbers der Geschiedenissen met de Biographische en Historische Kaarten van den vindingrijken priestleij, die zo veele oudere Tijdreken- en Geschiedkundige Tafelen deeden plaats ruimen. Het bevang van tijd is op die Biographische Kaart uitgestrekt, en de Landen, die de aangetekende Persoonen opleverden, waren menigvuldig. Meer bepaaling in
| |
| |
Tijdruimte en enger beperking van Plaats konden gelegenheid schenken om iets bestemders te leveren; gelijk de voor ons ontrolde Biographische Kaart onzes Landgenoots scheltema uitwijst.
Dezelve gaat vergezeld van een Boekdeel, 't welk de op de Kaart vermelde Persoonen van A tot K beschrijft. Voor een geruimen tijd zondt de Vervaardiger der Kaart en Opsteller der Leevensberigten een Plan van Intekening op deeze Kaart van het Staatkundig Nederland in 't licht. Leed deedt den Schrijver ‘het verbaazend gering getal van Intekenaaren;’ dan, des ondanks, heeft hij zijnen arbeid voort- en doorgezet, blijkens de Kaart, die voor ons ligt, en het Boekdeel. Van beide kunnen wij een volledig berigt geeven. De Voorreden stelt 'er ons toe in staat. Wij stippen 'er zo veel uit aan, als noodig is om onzen Leezeren den aanleg en de volvoering deezes zeker moeilijken werks te doen kennen.
Eene Vraag van de verdienstlijke Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen gaf den eersten spoorslag tot het vervaardigen van een oningezonden Antwoord; laatere onderrigtingen, in het vak der Vaderlandsche Geschiedenis, versterkten hem in de reeds begreepene noodzaaklijkheid eens zulken algemeenen wegwijzers, en deeden het denkbeeld gebooren worden, of het niet mogelijk ware, het gebrek van al te Gewestlijke of Plaatslijke Beschrijvingen aan te vullen, en 's Lands geheele Staat-, Krijgs- en Letterkundige Geschiedenis, behoorlijk in vakken verdeeld, door deeze of geene uitvinding voor het kunstmaatig geheugen onder één oogpunt te brengen, en alzo de beoefening voor kundigen en het onderwijs voor leerlingen aangenaamer en gemaklijker te maaken.
Onder het voortzetten deezer zaake, en het overleggen hoe het werk in te rigten, kreeg priestleij's Biographische Kaart, vereenigd met de Historische, den voorrang; wij mogen denzelven met het bijwoord welverdiend bestempelen. Het besluit kwam tot rijpheid, dat het verlangd overzigt en wegwijzer zou kunnen gegeeven worden, indien men Priestleijaansche Kaarten voor de bijzondere vakken van de Geschiedenis onzes Vaderlands vervaardigde. Hieruit werd deeze eerste Staatkundige Kaart van Nederland gebooren.
Meer onderscheidingen, dan bij priestleij, treffen wij hier aan; zo dat ons, om in de taal der Aardrijkskunde te spreeken, Lengte en Breedte beiden worden
| |
| |
opgegeeven. - Voldoende reden geeft de Vervaardiger, waarom hij niet vroeger dan met de Vijftiende Eeuw, of met het jaar 1401, begint. Ofschoon, bij naauwkeurige vergelijking, de gravure der Kaart van priestleij zuiverder en sikscher is behandeld dan die van scheltema, zo is de laatstgenoemde, onzes oordeels, gelukkig geslaagd, met, door de inrigting van de Afdeelingen aan het hoofd en den voet van deeze Kaart, het nuttige van de Historische Kaart van priestleij eenigzins met deeze Biographische te vereenigen.
Op de voor ons ontrolde Kaart, de Staatkundige Geschiedenis voorstellende, is het hoofd in Tijdvakken van Vorstlijk, Staats- of Stadhouderlijk Bewind verdeeld, en in den voet is de volgreeks van de voornaamste Staatkundige Gebeurtenissen, op elk jaar, aangestipt.
Vermaarde Mannen, behalven alle de Naamen der daadlijke Vorsten en Heeren deezer Landen, der algemeene Landvoogden, der Stadhouders van alle Gewesten, der Canzelers van Gelderland, der Raadpensionarissen van Holland, en die der Eerst Edelen en Raadpensionarissen van Zeeland, moeten op deeze rolle plaats vinden: dan de groote vraag, wat is, of wat geeft vermaardheid? viel moeilijk te beslissen. De Heer scheltema, alles gewikt en gewoogen hebbende, stelde zich deeze drie hoofdregelen ten leiddraad voor: Dat de te plaatzene Persoon eenig aanmerkelijk aandeel moest hebben gehad in eenig uitsteekend geval of Epoque in onze Geschiedenis; - Dat dezelve moest gebruikt zijn in eene buitenlandsche Bezending van gewigt, of tot het sluiten van Vrede, of van eenig ander merkwaardig Tractaat; - Dat dezelve bijzonder aanmerkelijk was wegens erkend aandeel aan binnenlandsch Bestuur, om diensten tot de Geldmiddelen, enz. - Bestondt van iemand de roem wegens uitsteekende deugd of geleerdheid, of de vermaardheid van lot om staatkundige gevoelens of daaden, dan vermeende hij eerder bij de overweeging tot plaatzing te mogen besluiten. - Berugte Persoonen, als een tichelaar en raap, heeft hij wijslijk geene plaats ingeruimd op eene Naamlijst, reeds zo vol.
Om de vermaarde Persoonen in 's Lands Geschiedenis te vinden, dienden hem de Classieke Schrijvers der Vaderlandsche Geschiedenis, algemeene en meer bijzondere, plaatslijke Geschiedboekers, Stedeboeken, Leevensbeschrijvingen, enz. De Woordenboeken werden mede van hem nageslaagen; doch deeze worden, veele om daadlijke hier
| |
| |
aangeweezene wanverdiensten, op eene laage plaats gezet. Elders vondt hij meer en beter licht; en erkent hij met gevoelige dankbaarheid de medewerking en goedkeuring van zeer veele en zeer voornaame en beroemde beoefenaars en kenners van de Vaderlandsche Geschiedenis, die, en gevraagd en ongevraagd, het hunne bijdroegen. - Spreekende bewijzen levert hiervan het Werk zelve op; en vermeldt de Schrijver twee hem verschafte geschreevene zeldzaame Werken, welker waarde voor zijn plan hij ons doet kennen.
Bezwaarlijk zeker was het, in een Werk van deezen stempel, zich van Partijgeest te onthouden. De Heer scheltema meent zulks gedaan te hebben. Hoe zeer hij ook, hier en daar, zijne eigene begrippen, bij eenige betwiste punten, niet geheel heeft verborgen, durft hij (en wij kunnen niet nalaaten hem daarin toe te stemmen) zich verzekerd houden, nimmer de regels van bescheidenheid jegens andersdenkenden te hebben voorbijgezien.
Ondanks veele bekortingen, is dit Deel tot zulk eene dikte aangegroeid, dat de Schrijver niet alleen het afgewerkt inleidend Vertoog, over het belang en nut van de Beoefening der Vaderlandsche Geschiedenis, door derzelver rijkdom in Staatkundige Gebeurtenissen, heeft opgehouden; maar ook afgezien van eene pooging, om, door het plaatzen van schoone Characterschetzen van vermaarde Persoonen door zeer beroemde Schrijvers, dit Werk, in plaats van met Pourtraiten, op te sieren. - Dit bekennen wij voluit dat ons leed doet; dewijl hij nu en dan, het niet voorbij kunnende, wel eens een uitsteekend welgetroffen Characterbeeldje laat zien. - De tijds-aanwijzingen van Geboorte en Dood, op den kant, schenken een groot gemak.
Het Tweede Deel zal, naar 's Schrijvers belofte, spoedig volgen, vergezeld van een Aanhangzel, waarin de Leevensschetzen zullen gevonden worden van de Persoonen, die, onder het afdrukken van dit Deel, op de Kaart zijn geplaatst, of die, door toevallige omstandigheden, niet op hunnen rang naar het A.B. hebben kunnen worden ingevoegd. Nadere Registers zullen wij ook daar aantreffen.
De aart des Werks brengt zo zeer als eenig mede, dat het voor aanvulling en verbetering vatbaar is. - ‘Voor jonge lieden,’ schrijft hiy, en wij neemen dit
| |
| |
gaarne over, als eene beste les, ‘kan het misschien nuttig zijn te melden, dat wij dit Woordenboek zelf niet anders aanmerken, dan als eene Letterkas, geschikt tot verdere invulling, en dat wij ten dien einde een Exemplaar met wit papier hebben doorgeschooten, om de plaats van nadere en meerdere berigten omtrent de vermelde of vergeetene Persoonen daarbij op de Letter aan te tekenen. Volgt men dit voorbeeld reeds in eenen jeugdigen leeftijd, dan zullen veelen zich schatten ter leering kunnen bezorgen, en, zo wij hoopen, bij verdere beoefening hierdoor gemak en leering ontvangen.’
Mr. scheltema's Exemplaar staat open voor alle inlichting en aanwijzing van dwaaling, waarmede elk vriend der waarheid hem zal willen vereeren. - Eerlang zal hij, naa eenige verademing, de Krijgskundige Geschiedenis op den eigen trant bewerken. Hij noodigt de Nederlanders uit, die berigten van dappere daaden of eerbelooningen van hunne voorouders of anderen onder zich hebben, die alsnog weinig bekend zijn, hem dezelve mede te deelen.
Te wagten hebben wij dus de Kaart en Leevensschetzen der Helden. Twijfelagtiger drukt zich de Schrijver uit over de volvoering van zijn genomen besluit, om de Letter- en Kunstkundige Geschiedenis van ons Vaderland op gelijke wijze te bewerken. - Landgenooten! dit hangt alleen af van het onthaal, 't welk deeze Onderneeming bij den Vaderlander zal ontmoeten. Hij hoopt, en wij met hem, van ja. Wekt dan, Landgenooten! zijnen lust op; daar hij zich verzekerd houdt, den roem van ons dierbaar Vaderland, in tegenstelling van dien van andere Volken, in een luistervol licht te zullen kunnen zetten; en laat hij geene gelegenheid voorbijgaan, om, bij voorraad, bouwstoffen hiertoe te verzamelen. - Wij wenschen met geheel ons harte, dat hij die verwerke, op den eigen trant, als dien hij in het tegenwoordig afgewerkt vak bezigde.
In de schoone en manlijk gestelde Opdragt aan zijne Excellentie, Mr. r.j. schimmelpenninck, onderrigt hij ons, waarom hij zich eene bepaaling heeft moeten stellen om van geene leevende Persoonen melding te maaken.
Rechtschape Nederlanders, dit Boekdeel raadpleegende, vinden ruime stoffe om zich te verheugen over de loflijke herinnering der Deugden van hunne eigene Voorvade- | |
| |
ren; alle Landgenooten vinden zich aangeprikkeld tot een edel gevoel van Volkswaarde, ontstaande uit de overweeging, hoe verbaazend veel groote en wijze Mannen deeze kleine Gewesten hebben opgeleverd; alles ter bevordering van waare Vaderlandsliefde.
Zo breed moesten wij, zijn om den aanleg en het oogmerk deezes nieuwen Werks te doen kennen. Geschikt tot eene doorgaande leezing is deeze Naamlijst niet; het is een Boek ter raadpleeging. In ons vak, egter, hebben wij het geheel geleezen, en eene zeldzaame voldoening gevonden. De keuze, om in die voldoening eenigermaate onze Leezers te doen deelen, is ons waarlijk te ruim. Uit den ouden tijd kiezen wij daartoe, voor ditmaal, jacoba van beijeren, Gravin van Holland, geb. 1400, gest. 1436. ‘Weinige voorbeelden levert de Geschiedenis van rampzaliger lotwisseling en doorgaand ongeluk bij aanzienlijke geboorte. In den ouderdom van 17 jaaren reeds weduwe, na een huwelijk uit dwang, ontving zij een gebied, overal zorgelijk, door tweespalt, opschuddingen, heersch- en baatzucht der grooten en verloop van alles. Haar Oom jan van beijeren, die haar beschermer en voogd had kunnen en moeten zijn, kende niets schendigs, wanneer het maar zijne eerzucht voldeed; de snoodste middelen dekte hij met het vernis van genegenheid en zorgen; overal zaaide hij onrust; door de Kabeljaauwschen als Ruwaard erkend, trok hij de beste deelen van het gebied tot zich. De Hoekschen hoopende in een huwelijk van de Vorstin met den Hertog van Braband een steun te vinden tegen hunne partij, zetten dit, door den voorigen Graaf beraamd, trouwverbond door, en alzoo werd jacoba gedrongen, andermaal haare hand aan een kind te geeven. Beiden waren zij niet bestand voor de helsche listen van den Oom. Openbaare en vinnige oorlog; eindelijk een verdrag, om niet alles te verliezen; een verdrags, slecht gehouden aan de eene zijde. Jacoba zich naderhand ontslagen houdende van een gedwongen huwelijk, het welk haar laffe Echtgenoot met der daad verbrak, wierp zich in 1421 onvoorzigtiglijk in de armen van humphrey, Hertog van Gloucester, op hoop van bescherming
van Engeland.
Ook bij dezen vond zij het geluk niet. Spoedig in 1422 door denzelven verlaaten, zag zij zich ten prooi van de woede haarer vijanden; het getal van dezen was nu openlijk vermeerderd met philips, Hertog van Bour- | |
| |
gondiën. Van haar eersten hoofdvijand werd zij vermoedelijk door vergif, buiten haare schuld aan hem toegediend, ontslagen. Philips werd toen echter zoo veel gevaarlijker, en liet zich tot Ruwaard huldigen. Hij benoemde johan van gaasbeek tot Stadhouder; nimmer had een kleine Staat meer meesters dan Holland ten dezen tijde; het had een Graaf, eene Gravin, een Ruwaard, en twee Stadhouders.
Gouda en Schoonhoven bleeven alleen aan jacoba getrouw, en werden met Privilegien begunstigd; dit voorbeeld lokte meerdere Steden; toen scheen het geluk haar eenigzins toe te lagchen; dan in vreugde kende men geene palen, en sloeg op zijn beurt tot wreedheid over. De kans keerde, en jacoba geraakte hierdoor geheel in de magt van philips; van alles, behalven van den naam en den schijn van bewind, afstand moetende doen, verloor zij zelfs de vrijheid om over haar persoon te beschikken; en wanneer zij naderhand aan frank van borselen zichzelve als het eenigste, waarmede zij dankbaarheid bewijzen konde, in weerwil van deze belofte, ten huwelijk aanbood, geraakte dezelve in het grootst gevaar; zij maakte toen geene zwaarigheid om ook den schijn en tijtel van Gravin als een Losprijs voor haaren beminden af te staan, en verwisselde deze voor den naam van Houtvesterin.
Naderhand zoude zij de stille genoegens in een bijkans vergeeten staat met haaren geliefden frank genoten hebben; doch de naweën der voorige rampspoed, of de smarten der onvrugtbaarheid, veroorzaakten een tering, die haar in het 36 jaar van haaren leeftijd wegrukte.
Haar lot is aan alle Vaderlanders zoo bekend, dat haar naam nog op aller tongen zweeft, “zoo gemeenzaam, (zegt stijl) als of zij kort voor onzen tijd geleefd had.” Veelvuldig zijn ook de berigten van 't zelve.
Haar Karakter werd het best opgegeeven in de Karakterkunde der Vaderlandsche Geschiedenis. “Verstand, bekwaamheden en een moedig hart, zoo wel als geboorte, geregtigden haar tot de Regeering. Zij zou onder de Gravinnen als eene Star van de eerste grootte hebben uitgeblonken. Doch zij was onder twee kwaade gestarnten geboren, jan van beijeren en philips van bourgondien. Wij kunnen op haaren korten doch wisselvalligen leevensloop niet te
| |
| |
rugge zien, zonder met medelijden ontwaar te worden, hoe het huwelijkslot haar nijdig was, en, 't zij ze op vaderlijken raad, uit staatsbelang, uit driftvervoering, of bij bedaarder keuze uit liefde en dankbaarheid trouwde, telkens hierdoor een stap laager daalde. Haar aandoenlijk, om een eigener woord te gebruiken, haar Manziek gestel, had een overheerschenden invloed, en deed haar op dwaalwegen de behoudenis zoeken.”
Inzonderheid is haar lot het voorwerp geweest van de kunst en zucht van veelen onzer Dichters. Hetschijnt bijna een oefenschool van dezelven te zijn, zoo als te vooren de Troijaansche Oorlog. Voortreffelijk is het deftig Treurspel van de marre. Behalven 't zelve zijn 'er nog twee Treurspelen, een van droste, een van k. zweerts. Wellekens, de cock, sara maria van der wilp en elizabeth bekker Wed. wolff hebben 'er brieven over opgesteld, in het Nederduitsch; dousa een in 't Latijn, als 't ware aan jan van beijeren geschreeven, die door de groot beantwoord is.
De Tafereelen jacoba van beijeren en frank van borssele van loosjes zijn ook kennenswaardig. Wij kunnen bij geene mogelijkheid in de beperktheid van ons bestek eene lijst geeven van alle andere Schrijvers, waarbij de weetgierige meer kan vinden.
Alle beminnaars van wetenschap en smaak zullen zich verheugen, dat de lust en aandacht van den zoo kundigen als arbeidzaamen Geschiedschrijver Mr. h. van wijn gevallen is om eene volledige Leevensbeschrijving van Vrouw jacoba aan zijne landgenooten te schenken. - Onlangs zag ik bij denzelven eene fraaije aftekening der afbeelding van de Gravin, als nog op het huis te Zuijlen voorhanden, eene afbeelding vol bevalligheid en zeker ongelijk veel beter gelijkende, dan die, welke met een Stoel, dien zij zoude gebruikt hebben, in den Haag bewaard wordt.’
Het openbaarmaaken deezer aankondiging door eenige redenen tot hiertoe vertraagd zijnde, hebben wij thans het genoegen, dit te vergoeden door de vermelding van het, voor den Heer scheltema zo vereerend, Staatsbesluit, genomen op den 10den Februarij deezes jaars. Dit besluit behelst, behalven de betuiging van genoegen voor de Vaderlandsche gevoelens, door den Schrijver aan den dag gelegd, ook de krachtige aanmoedi- | |
| |
ging om de opgevatte taak met lust af te werken, door een exemplaar, en naderhand de vervolgen, te doen toezenden aan den Staatsraad, den Algemeenen Secretaris van Staat, de Nationale Rekenkamer, het Nationaal Gerechtshof, de Hooge Militaire Vierschaar, den Raad van Judicature over de Middelen te Water en te Lande, den Raad der Asiatische Bezittingen en Etablissementen, den Raad der Amerikaansche Colonien en Bezittingen, de Commissarissen der Bataafsche Posterijen, alsmede aan de respective Departementale en Landschapsbesturen en Raden van Financien - mitsgaders aan de respective Hooge en Illustre Scholen, Vaderlandsche Geleerde Genootschappen, en Departementale Schoolbesturen; met invitatie, om, ieder in den hunnen, derzelver gebruik op alle zodanige wijze te bevorderen, als zij meest gepast zullen oordeelen; met speciale aanschrijving en last aan de Schoolbesturen, om op alle zulke Scholen, waar de stand en toekomstige bestemming der leerlingen een meer uitvoerig onderwijs in de Nederlandsche Geschiedenissen noodzaaklijk maakt, den Schoolonderwijzeren het gebruik van die Kaart en Werk bij dat onderwijs aan te beveelen; en eindelijk om zich van dezelve te bedienen tot Boekgeschenken, van 's Lands wege, aan verdienstelijke en in de kennis der Vaderlandsche Historien uitmuntende Schoolonderwijzers, uit te reiken.
Daar men wel eens te recht geklaagd heeft, dat het hier te Lande ontbrak aan soortgelijke openlijke aanmoedigingen, zo verheugen wij ons te meer, dat deeze onzen Landgenoot scheltema is ten deel gevallen, niet alleen opdat hij met denzelfden ijver voortga in de volvoering van zijne waarlijk zeer moeilijke taak, maar zich ook vooral daarop bevlijtige, om, bij het korte en volledige in de berigten, zo veel mogelijk te voegen bijzonderheden, welke men te vergeefs bij wagenaar en andere Vaderlandsche Geschiedschrijvers zou zoeken. Van deezen aart ontmoet men reeds verscheidene in dit Deel, uit particuliere, doch echte bronnen geschept; gelijk den Leezer blijken zal bij 't gebruik van dit Werk, in 't welk men anders geenzins onder deszelfs geringste verdiensten tellen mag, de aanwijzing van zulke meer bekende klassieke en geachte Geschiedschrijvers, die de hier aangeroerde zaaken breeder hebben verhaald en bevestigd. |
|