| |
Eenige Berichten omtrent het Noorden en Noord-Oosten van Europa; door Mr. Johan Meerman, Heer van Dalem en Vuren. IIIde Deel. In 's Graavenhaage, bij de Erven van I. van Cleef. 1805. In gr. 8vo. 437 bl.
Indien Rusland, en de jongste zijner twee Hoofdsteden, St. Petersburg, veel beziens- en merkwaardigs opleveren, moet, egter, de kundschap van dat alles ten koste van veel vermoeijenisse, en derven van verscheiden aangenaamheden, vooral in ons Vaderland genoegzaam alomme te vinden, verzameld worden. Dit, hoewel daarover zelden, indien ooit, klaagende, ondervondt de na kennis en weetenschap, uit de eerste bronnen geschept, onleschbaar dorstende, agtenswaardige Heer meerman. Wegen, die, hoe druk bereeden, nogtans voor zoo goed als schier onbruikbaar konden beschouwd worden; hier volstrekt gebrek aan herbergen, elders die, welke dien naam draagen, bijkans van alles, wat den afgematten Reiziger verkwikking kan verschaffen, genoegzaam geheel ontbloot; eene snerpende en alles verstijven doende koude; de behoefte van Reispassen zonder tal, om te worden toegelaaten: op zoo veel en nog meer onaangenaams kwam den Heere van dalem en vuren zijne opgegaarde kennis van Rusland te staan. Van nieuws, egter, bedanken wij, in naam van het Publiek, den geleerden en naauwkeurigen Man, voor zijne uitvoerige en duidelijk uit een gezette narigten, veele waarvan ook van elders ons niet onbekend waren, doch andere van welke wij bij geenen Reisbeschrijver in die naauwkeurigheid en orde hadden aangetroffen.
In de maand November 1798 Zweden hebbende verlaaten, nam de Heer meerman zijnen weg over Frederikshamn en Wiburg, na St. Petersburg, alwaar hij eerst van die maand tot in Maart 1799, en andermaal van November diens jaars tot in Maart 1800, vertoefde; hebbende, in den genoemden tusschentijd, eenen keer gedaan na Moscou; van welken uitstap het volgende Deel zal verslag doen.
| |
| |
Weinige artikelen, de Hoofdstad van een uitgebreid Rijk betreffende, zal iemant kunnen opnoemen, aangaande welke hij in dit Reisverhaal geene berigten of opheldering kan erlangen. Verlegen, uit dien hoofde, zijn wij schier omtrent het doen van eene keuze ter mededeelinge van eene proeve of eenige uit den rijken voorraad. Van nieuws willen wij het Werk voor ons leggen, om, van 't geen, bij onze eerste lekture, onze opmerking vooral trok, hier en daar iets of wat af te schrijven.
De Stad St. Petersburg in 't algemeen betreffende, schrijft de Heer meerman aldus: ‘Haare rechte en breede straaten; de talrijkheid haarer Paleizen en andere goed gebouwde huizen; de groote tuinen, die 'er zich insgelijks in meenigte in vertoonen; haare Markten en uitwendige vercieringen van veelerlei aart; de trotsche Newa eindelijk, die midden door haare Vesten heenloopt: alles werkt mede om een' vreemdeling in opgetoogenheid te brengen over het geen zijn oog, waar hij het dan ook heen mag wenden, treffends en bevalligs ontmoet. De eenigste Poort, die zij aanbiedt, is die naar de Rigasche zijde. - Aan alle andere zijden heeft Petersburg alleen Barrieres.’ Op de bekende Statue Equestre van peter den I ontmoeten wij de volgende aanmerking. ‘Nimmer heeft mijn oog zich kunnen gewennen aan de onbeduidende Massa, die het Dier onvoorzichtig genoeg geweest is, zoo 't schijnt, om te durven bestijgen; en die nog daarenboven zoo slecht is asgebijteld, dat de Steenhouwer nooit eene Rots in de natuur moet gezien hebben. Immers, behalven dat de geheele form van den steenklomp niet voldoet, zoo is de plek, waar de pooten van het paerd naar boven willen, als een redelijk stijle lessenaar gehakt; zoo dat men, vooral in den sneeuwtijd, ieder oogenblik beschroomd is, dat het Ros, bij alle zijne onvertsaagdheid, met den Keizer tevens, dien het draagt, naar beneden zal glijden.’ In gevolge der snerpende koude des klimaats is de kunst hier ook op middelen bedagt geweest, om, zoo veel mogelijk, ten minsten koste, de woonvertrekken te verwarmen. Daartoe dient de dus genoemde Russische Kagchel, een vernustig uitgevonden stooktuig, door middel van 't welk de vertrekken, zonder benaauwd te zijn, tot eene temperatuur gebragt worden, in welke het bevriezen van inkt en water in dezelve onbekend is, en men 'er in opene bedden slaapt. Van het Russisch
klimaat gewaagende, komt Siberien, hier op eene uitgestrektheid van 126 duizend vierkante mijlen begroot, mede aan de beurt, en schrijft de Heer meerman het volgende, onder andere: ‘In de moerassen der Noordelijkste Provintiën van Siberiën dooit het ijs zelden beneden eene halve elle op; en de Petersburgsche Tuinvruchten komen reeds op den zestigsten graad in die gewesten niet meer voort; gelijk 'er ook boven deeze
| |
| |
boogte bijna geen akkerbouw meer geoeffend wordt, en naar de Oostzijde zelfs ver beneden dien graad, bij voorbeeld te Kamschatka, waar van de Zuidelijkste punt op den een-en-vijftigsten ligt; de Zomers zijn aldaar te kort, om iets van aanbelang te kunnen teelen. In Tobolsk wast een soort van bruine en witte Framboos, doch anders hoegenaamd geen vrucht. Het Kwikzilver bevriest in deeze akelige landen dikwijls in de vrije lucht. De reizen door dezelve zijn het schrikkelijkste wat men zich voorstellen kan. Des Zomers kan men bij het gemis van sneeuw niet voort. Aan herbergen is niet te denken. De postpaerden, en verder Oostelijk, naar de zijde van Kamschatka, de honden, die men voor de sleden spant, (want de paerden neemen, naar maate men Oostelijker koomt, in grootte af) stallen onder den grond, zoo dat men somtijds eene Station voorbij rijdt, zonder zelfs te vermoeden dat 'er huis of stalling is; en alle proviand bevriest.’ Ondanks deeze felle koude, die, hoewel in minderen graad, zich ook te Petersburg zeer pijnlijk doet gevoelen, weet men 'er de natuur te dwingen, en aan 's menschen praalzucht en begeerlijkheid te onderwerpen. Zoo verhaalt de Heer meerman, dat een Heer de la coste, in zijnen Tuin, bij de Rigasche poort, het zoo verre hadt gebragt in het vroeg voortteelen van vruchten, dat hij omtrent den 10 Februarij reeds rijpe kersen hadt, niettegenstaande hij eerst naa Nieuwjaar begint te stooken; welke kersen hij zich tegen tien Roebels het stuk laat betaalen; welken prijs hem op een Feest, 't welk door een aanzienlijk Edelman voor het Hof bestemd was, voor een schotel van honderd stuks, zoo hij ze leveren konde, was aangeboden. Vreemd luidende, in onze ooren, is het gebruik, waarvan de Heer meerman gewaagt, volgens 't welk zeer aanzienlijke Russen op hunne buitengoederen aan de Logeergasten geen bed gewoon zijn aan te bieden, maar verwagten dat zij
het zelve medebrengen. ‘Op eene plaats in den omtrek van Moscou te logeeren gevraagd wordende, door lieden, wier huisgezin meer op den Europaeïschen voet was ingericht, wierdt 'er wel uitdrukkelijk bijgevoegd: wij hebben bedden.’ Dat het lot der dienstboden in Rusland verre van benijdenswaardig is, heest men meermaalen opgemerkt. Een voorbeeld daarvan verhaalt de Heer meerman, door een buitenlandschen Minister, van ontwijfelbaar geloove, die lang te Petersburg vertoefd hadt, hem medegedeeld. ‘Hij bevondt zich kort na zijne komst op een' maaltijd bij eene Dame van jaaren, naast welke hij geplaatst was. Een Hofmeester, met een zwaar gegaloneerd kleed, zettede de schotels op, en beging onwillig eene fout met een weinig saus op het kleed zijner Meesteresse te storten. Op een' wenk van deeze verdween het Hoofd der dienstboden voor eenigen tijd van achter tafel, en kwam daarna tot zijne voorige werkzaamheden terug, wel wat bleeker en
| |
| |
pijnlijker van tronie dan te vooren, maar in het zelfde costume; en gedwongen om zoo goed als mogelijk het gevoel eener operatie te verbergen, die hij intusschen ondergaan had.’ Van het Russisch Bad, eene der eerste behoeften deezer Natie, inzonderheid voor den gemeenen man, ontmoet men hier dit bescheid. ‘Zij (de publique Baden) behooren aan bijzondere persoonen, wien zij geen geringe som opbrengen. Ik heb op een Zaturdag nademiddag die van Grodno (dus meen ik dat de eigenaar heet) bezocht, Op zulk een' dag rekent men, dat 'er omtrent 500 persoonen zich van dezelven hier komen bedienen, tegen vijf Kopeeken (toen omtrent tien duiten) ieder. Een Voorpoort, onder welke allerlei ververschingen voor de geenen die zich gebaad hebben, worden verkocht, brengt op eene ruime langwerpige Bassecour, door een houten beschot in de lengte in tweeën verdeeld; de Vrouwen naamentlijk gaan door eene deur naar haare Bassecour, en vervolgens naar haar Bad, aan de rechterzijde, terwijl de Mans op de plaats zelve blijven, waar de Poort op uitkoomt. De plaats en het Bad der Vrouwen is ontoegankelijk voor de Mans, schoon de deur der Voorplaats juist niet zoo digt geslooten is, dat zich de Susannaas hier altijd even veilig voor een bespiedend oog zouden mogen rekenen. In een omgekeerden zin weert men ten minsten van de afscheiding der Mans de Vrouwen niet zoo stiptelijk. Althans ik heb 'er onbeschroomd meer dan ééne Eva naast haaren Adam zien wandelen; en in het Bad zelve worden de Mans en Minnaars somwijlen door haare tegenwoordige of toekomende Huisvrouwen verzeld. Alles in der daad, behalven de sneeuw die op den bodem lag, herinnerde hier den staat der onschuld van 't Paradijs. De Bassecour was vol met of nog geheel ontkleede, en uit het Bad reeds terug gekeerde Mannen, of met zulken die bezig waren zich weder aan te kleeden; sommigen lagen op banken in de open lucht om zich af te droogen, of om uit te rusten; eenigen
hielden de takken, waarvan zij zich in het Bad tot een soort van geesseling bedienen, nog op eene wijze in de hand, die eenig gevoel van schaamte te kennen gaf: doch ver de meesten dachten hier aan niet eens.’ Onder de vermaaken van St. Petersburg gewaagt de Heer meerman van de prachtige Bals, die door de Grooten, in hunne luisterrijke paleizen, gegeeven, en op welke van de 3 tot 400, en zomtijds nog meer gasten genodigd worden. De beschrijving, hier van de inwendige inrigting dier paleizen gegeeven, doet aan al wat Parijs kostbaars en fraais bevat, gedenken. Niet zeer gunstig is het berigt, dat wij hier van de Grieksche of Russische Geestelijkheid aantreffen, en van de kleine eere, in welke zij gehouden wordt. ‘Weinigen onder haar (schrijft de Heer meerman) zijn lieden van eenige geboorte, te meer daar men tot geene hooge waar- | |
| |
digheid in deeze Kerk verheven kan worden, zonder den Monnikenstand doorworsteld te hebben; en zoo veel Bisschoppen en Abten men in de Roomsche landen in de eerste gezelschappen ontmoet, zoo vreemd een verschijnzel zoude het zijn, indien men in Rusland 'er een' van hunnen stand in aantrof. Mij althans is dit noch te Petersburg, noch te Moscou ooit ergens gebeurd. En men behoeft ook slechts de meeste van hun over straat of in de Kerken te zien gaan, en vooral op de gemeene tronie, met het lang nederhangende sluike hair, te letten, om spoedig overtuigd te zijn, dat zij 'er niet in behooren. Persoonen van aanzien, die hen bij zich laaten komen, gaan voor de allerbigotsten door.’ Van de Kerken van Petersburg spreekende, daar de Heer meekman van het Klooster van St. Alexander Newski verslag doet, vermeldt dezelve de overbrenging van het lijk van peter den III, op last van diens Zoon Keizer paul, uit dat gestigt na
de Cathedraale Kerk, de gewoone rustplaats der Russische Alleenheerschers. ‘Paul, (schrijft zijn Ed.) willende alles, 't geen volgens de Hof- en Kerkgebruiken bij zijnes Vaders dood en eerste begraafenis verzuimd was, thans op eene treffende wijs vergoeden, liet de kist nog in den kelder openen; en de gantsche Keizerlijke Familie daalde in het graf zelve, 't welk slechts door eene flaauwe doodslamp verlicht was, neder, en kuste de half vergaane hand des Vaders of des Grootvaders.’ Onze opmerkzaame Reiziger, wiens opmerking niets ontsnapte, en die, om veel op te merken, de beste gelegenheid bezat, geeft van den Russischen Doop dit verslag. ‘Den Griekschen Doop (schrijft hij) heb ik in een huis te Petersburg, in welk ik bekend was, aan een jonggeboren kind zien verrichten. Men had daartoe een aanzienlijken Pope laaten noodigen. Een groot zilveren koelvat met laauw water was in eene zaal geplaatst, en op den rand van hetzelve brandde een waschkaarsje of vier. De Priester, van zijn' Kerkenknecht verzeld, stond voor dit koelvat oneindig lange gebeden voor te leezen, eer iemand van het saamgekomene gezelschap, behalven misschien de Vader, de Peter en de Meter, zich in de zaal begaven. Toen dit voorbij was, zegende hij het water, en goot 'er wat olie in; nam ook van die olie een weinig in een penseel, en besmeerde 'er handen, voeten, aangezicht enz. van het kind mede, 't welk naakt in eenige dikke omwindselen en kussens gedraagen wierdt. De Doop geschiedde toen bij indompeling, drie reizen achter één; de derde reize althans raakte het wicht 'er geheel onder, en kwam 'er rood, gelijk een kreeft, weder uit. - Na de afdrooging heeft 'er met eene schaar een soort van Tonsuur plaats van eenige hairvlokken des jonggeborenen, die aan den Peter en Meter ter hand worden gesteld, en die deezen wederom in de Doopfont werpen. Dan wandelt de Pope met de beide getuigen
| |
| |
rondom het koelvat, ieder met een kaarsje in de hand, en alles eindigt met eene reeks van nieuwe gebeden, en de kussing van het kruis.’ Het doen van Leerredenen is in Rusland niet zeer algemeen. Hier en daar geschiedt zulks door middel van gedrukte preeken, om op het platte land te worden voorgeleezen; ‘daar het slechts aan eenige geëxamineerde Geestelijken vergund was, met eigen opstellen te voorschijn te treeden.’ Eene schikking, die ook in menig Protestantsch gewest met nut zou kunnen ingevoerd worden!
Eene schets van het karakter van Keizer paul, welke wij hier aantreffen, en eene meesterlijke hand aankondigt, wilden wij gaarne overneemen, doch moeten, uit ruimtegebrek, dit nalaaten; en om de zelfde reden ook, 't geen wij, uit echte bronnen geschept, en door eigen waarneeming opgemaakt, aangaande de talrijke klasse der Lijfeigenen, hier vinden opgeteekend. Het volgende alleen willen wij afschrijven. ‘Wanneer een Landgoed met boeren weggeschonken wordt, rekent men doorgaans de waardij van een' boer op 200 Roebels: doch door elkander kunnen zij wel op 300 geschat worden; de Mans zijn somwijlen zelfs 500 waard; de Vrouwen meestal 100; dit laatste echter moet slechts worden verstaan van die in de Steden zijn: want op het platte land gelden zij niet meer dan vijftig; somwijlen worden 'er wel Meisjes voor niet boven de vijf-en-twintig verkocht. De Rijks-beleenbank neemt bij alle verpande Landgoederen de boeren alleenlijk tegen veertig Roebels aan.’ Hoewel, zoo als het heet, de doodstraffe in Rusland is afgeschaft, is 'er, egter, de vreesselijke knoetstraffe in gebruik gebleeven, die zomtijds den dood ten gevolge heeft, wanneer de misdaadige, met eenige honderden slagen, op de strafplaats zelve afgemaakt, of, naa de strafoeffening, na den kerker wordt te rug gebragt, om hem aldaar, aan zijne onverbondene wonden, eenen dood te laaten sterven, duizendmaalen erger dan de elders gebruikelijke halsexecutie. Voor 't overige geschiedt de knoetstraffe op de volgende wijze. ‘Op eene opene plaats sluit zich een kring soldaaten om een' enkelen paal, over welken de veroordeelde, met het hoofd en den bovenrug voorover, getrokken wordt, waarop de knoetmeester, zoo heet de beul, met eene lange zweep, doch die een' korten steel heeft, dit bovenste en gebogene gedeelte des naakten rugs met den klap van deeze zweep zoo naauwkeurig weet te treffen, dat hij 'er sneede aan sneede naast elkander in de lengte op toebrengt. - Alles
eindigt bij misdaaden van eenig aanbelang met een brandmerk op wang of voorhoofd, en met de openscheuring der neusgaten, en vervolgens met de reize naar Siberiën, waar de ergsten naar de Mijnen gezonden worden.’
De Heer meerman, (en hiermede zullen wij ons verslag eindigen) aangemerkt hebbende, dat het in de Russische Ste- | |
| |
den den winkelieren, welke geene vreemdelingen zijn, niet vergund wordt, eenige leevensmiddelen uitgezonderd, hunne waaren aan huis te verkoopen, voegt 'er nevens, dat in alle plaatzen een winkelgebouw is afgezouderd. Van het Petersburgsche, 't welk, naar gelange der stad, een vreesselijken omtrek heest, geeft hij het volgende berigt. ‘Naar de hoosdfaçade, welke op de Perspectief (eene der voornaamste straaten) neêrkomt, vertoont het twee verdiepingen Loges in Arcades tusschen Dorische Pijlasters, met een klein Peristile in 't midden van dezelfde Order. In 't vierkant wandelt men onder Gallerijen dit gebouw, winkel langs winkel, om; het getal derzelven is 340; zij zijn van allerlei grootte, sommigen zelfs zeer klein; en niettegenstaande dit, betaalen de kooplieden geen' geringen prijs, om 'er zich in te mogen vestigen. Men kan schier geen soort van goederen bedenken, dat hier niet veil gebooden wordt; sommige soorten daarvan verzamelen zich in een hoope winkels bij elkander. Op deeze door 't geheele jaar voortgezette kermis, ziet de vreemdeling, die te Petersburg aanlandt, terstond den Rus, gekleed in zijne Nationaale dragt en met den baard, in zijne volle werkzaamheid, en met al dat uitlokkend vriendelijke, dat hem, wanneer hij zijne waaren aan den man wil helpen, eigen is. - Het gebouw heeft, behalven eenige zijdevleugelen, of afzonderlijke rijën winkels, nog eene Boven-gallerij, die insgelijks in 't vierkant omloopt - de Pelskraamers staan bijna allen op deeze Boven-gallerij. Eene harde Wet gebiedt, in geen der winkelen van dit geheele gevaarte te mogen stooken.’ |
|