‘Wat hem (zegt onze Schrijver) tot dezen buitengewoonen en verbazenden stap, in een ouderdom als hij thans bereikte, (dien van 45 jaaren) gebragt hebbe, is moeilijk te zeggen. Veele redenen moeten hier te samen gelopen hebben, die hem eindlijk geheel overwonnen. Zijn vroeger omgang met de Joden; - de achting voor de Joodsche geleerdheid, in welke hij zo veel gedaan had en die volkomen naar zijnen smaak was; - de bijzondere eerbied voor de Mozaïsche instellingen en het geheele Oude Testament; - gebrek aan nooddrust, waarmede hij altoos kampte; - slechts zijn ondergang, na zo veele vergeefsche proeven, bij de Christenen te vinden; - eindlijk de hevige hartstogt, die hem aan eene geliefde Jodin hechtte, van welke hij bereids het jawoord bekwam, en bij wier Vader en Moeder hij reeds de toestemming tot het Huwelijk had gevraagd, die hij als onbesnedene niet verkrijgen konde; - alle deze oorzaken, te samen genomen, kunnen hem tot een der ongelukkigste besluiten vervoerd hebben.’
Anderhalf jaar vertoefde hij aldus te Amsterdam, vervoegde zich toen wederom bij de Christenen, vertrok eerlang wederom na Duitschland, onderging vervolgens, dikmaals door eigen onbedagtzaamheid, veele lotverwisselingen, en overleedt in den ouderdom van 86 jaaren. Viermaalen was hij getrouwd geweest, de laatste maal weinige maanden voor zijnen dood, met een meisje van twintig jaaren.
Brenk mogt een geleerd man heeten. Meest wel bepaalde zich zijne kunde tot de Joodsche Oudheden en Rabbijnsche Geleerdheid; doch dat hij ook in andere vakken niet onbedreven was, toont de lijst zijner schriften, agter deeze Leevensbeschrijving voorhanden, onder welke men ook Regtsgeleerde Verhandelingen aantrest, hebbende hij, in zijne jeugd, tegen den zin van zijnen Vader, op die weetenschap zich toegelegd.
Uit alles zamengenomen blijkt, dat men meer reden heeft, om het Christen- dan het Joodendom geluk te wenschen met 's Mans vreemden overgang, voor zoo verre, namelijk, zoodanige Bekeerlingen elken Godsdienst inderdaad weinig luisters kunnen bijzetten.