dekt houden, tot het ogenblik komen zou, waarop de ontdekking hem niet meer kon nadelig zijn. Een ander minnaar raakt daardoor in de war; het hart van Leöntina sprak voor hem en verraadde zich duidlijk, en echter het was geen geheim dat zij verbonden was met haren vroegeren vriend, die zij ook met het hartlijkst vertrouwen vereerde. Dit haar gedrag was zo wel ter beproeving van den nieuwen minnaar nodig, als ter bewaring van het geheim. Eindlijk ontwikkelt zich alles gelukkig.
2. Louis. Naar het Hoogduitsch van fried. rochlitz. Een rijk uitgeweken edelman, niet geheel en al een boos verleider der onschuld, de bederver echter van de rust en het geluk van de dochter enes eerlijken koussenwevers. Armoede, en de dood van zijne ouders in armoede, brengen hem tot inkeer, vooral een woord uit den stervenden mond van zijnen vader. Elders raakt hij eindlijk aan het zelfde eerlijk beroep, en leeft met 't hem getrouwe Hansje recht gelukkig. Komt hem nu of dan zijne voormalige heerlijkheid nog eens te binnen, dan brengt zij hem hare twee frissche knapen. ‘Daar, zie eens,’ zegt zij dan, ‘of deze twee kroeskoppen niet twee Riddergoederen waardig zijn?’ ‘En gij een Ordeband!’ roept de gelukkige louis, en al het voorledene is vergeten.
3. Het deugdzaam huisgezin. Naar het Fransch van Mevr. de gomez. Het huisgezin van den koopman kite, een zeer vermogend man, wiens fortuin echter eensklaps vernietigd werd. In den hoogsten nood kon zijne dochter hem eniglijk redden; dan hare dengdzame onders verfoeijen zo wel als zij ieder oneerlijk denkbeeld. Zo veel deugds heeft op het hart van den minnaar invloed, die alles herstelt, en in de hand van emilia zijn loon vindt.
4. De vrouw van veertig jaren. Naar het Hoogduitsch van huber. Ene beminlijke vrouw, van vele talenten, thands weduwe, verhaalt onbewimpeld de geschiedenis van haar leven, en van haar hart, aan hare behuwdkinderen, deels mondeling in de tegenwoordigheid van haren eersten getrouwen minnaar, die haar en wien zij miskend had. Ene leerzame geschiedenis. ‘O zo laat ons,’ roept de minnaar uit, ‘den misslag van het noodlot, dat in de treurige tusschenruimte ons scheidde, wederom goed maken! Eens, amalia! hoopte ik u het geluk mijner vroegere jaren te zullen mogen danken, - schenk mijnen ouderdom de zaligheid, die mij nog een leven dierbaar kan maken, het welk nog nimmer door wederliefde veraangenaamd wierd!’ Het bericht ontbreekt van den eindlijken uitslag van dit voorstel; wij hebben 'er echter nog al goede gedachten van.
Ons bestek gedoogt niet, hier breder te zijn; hetwelk te minder ook nodig is, daar men de waarde van dit werkje naar de vroegere Delen kan berekenen.