merkingen, door sommigen tegen dit geschrift geöpperd, en van de aanwijzingen, die hij daarin meende ontvangen te hebben, tot meerdere volmaking van dit werk, waaraan de Eerw. d.e. otterbein, Predikant te Emmerik, bij de overbrenging van hetzelve op den Nederlandschen grond, ook nog het zijne heeft willen toebrengen. Hij heeft niet alleen de hardheid van den Hennebergschen tongval, waardoor de stijl nu en dan stroef, de zin verwrongen en somtijds onduidelijk geworden was, getracht te verhelpen, door eene vrije vertaling, maar is ook nu en dan afgegaan van de denkbeelden van den Schrijver, wanneer hij meende 'er iets beters voor te kunnen in de plaats stellen. Hier en daar heeft hij ook eenige zwaare schriftuurplaatzen, en gebruiken of gewoonten, 't zij van Oostersche of andere volken, zoeken op te helderen, en aan 't einde van elken verhandelden plicht eenige dichtregels geplaatst, welke het verhandeide op nieuw konden te binnen brengen, en des te beter inscherpen. Deze arbeid verdient aanmoediging en lof.
'Er ontbrak, naar 't oordeel van den Schrijver, een zoodanig handboek, waarin men een leiddraad en richtsnoer, ter betrachting en beoefening der veelvuldige Christenplichten, aantreft. De tien geboden, waarvan men zich tot zoodanig einde bijna overal bediend heeft, kwamen hem, om voldoende redenen, daartoe niet geschikt voor. 'Er is een menigte van opstellen, waarin zeer vele schriftuurplaatzen, die voorschriften omtrent onze plichten behelzen, zijn bijeengebragt; maar ook dezen hadden hem even weinig genoegen gegeven, als andere zedekundige geschriften, tot opwekking en aanmoediging van Christelijke deugd ingericht. Uit alle boeken van de H. Schrift was veel stof te verzamelen, om een volledig wetboek, dat alle, zelfs de allerbijzonderste, plichten en deugden bevatten zou, te vervaardigen; maar dit zou, door al te groote uitgebreidheid, minder bruikbaar zijn naar het oogmerk, welk hij zich voorstelde. Hij heeft zich daarom liever alleen bij de gesprekken en gelijkenissen van Jesus willen bepalen, waarin naauwlijks ééne enkele voorname deugd gemist wordt, waaromtrent geen voorschrift of opwekking zou gegeven zijn. Hieruit alleen is het zamenstel van geboden van Jesus getrokken, welk de Schrijver aan zoodanige Christenen, welke een ernstigen toeleg hebben, om