Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReisbeschryvingen voor Jonge Lieden, door A. van Waasdyk, Leeraar by de Gemeente der Remonstranten te Delft. IIde Deels Iste Stuk. Met Kaarten en Plaaten. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn, 1803. In gr. 8vo. 279 blz.Wanneer wy den aanvang der Uitgave deezer Reisbeschryvingen aankundigdenGa naar voetnoot(*), hebben wy, met de woorden des Vervaardigers, diens Plan opgegeeven. Onder andere betuigt hy, ‘gedacht te hebben, van de reeds vroeger uitgegeevene en nog onvertaalde Reisbeschryvingen voor de Jeugd van de Heeren campe, trap en anderen zodanig gebruik te moeten maaken, als met zyn groote oogmerk, algemeene nuttigheid naamlyk, meest overeenkomt.’ Gebruik van uitlandsche gelyksoortige Schriften, als met des Verzamelaars oogmerk zamenstemmen, te maaken, staat zeker vry; mits men het Regt van eenen anderen ongeschonden laate. Van zulk eene schennis kunnen wy waasdyk niet vrykennen, daar hy zich bediend heeft van campe's Reisbeschryvingen voor de Jeugd; een Werk, van 't welk by de Wed. dóll reeds vier Deelen zyn uitgegeeven, en een vyfde op de Pers is: immers is het aangekundigde Eerste Deel uit het Hoogduitsch van campe's Negende Deel en Vierde Deel vervaardigd. Het Tweede Deels Eerste Stuk, 't geen thans voor ons ligt, bevat een gedeelte der Reize in de Bin- | |
[pagina 202]
| |
nenlanden van Africa, langs de Kaap de Goede Hoop, in de Jaaren 1780 tot 1785, gedaan door den Heer vaillant: 't zelve is ontleend uit het Tiende Deel van gemelden Hoogduitschen Schryver. De Wed. dóll heeft rechtmaatige reden om zich over zulk eene handelwyze te beklaagen; en het is haare zaak, zich, in dit geval, recht te verschaffen. Wy mogten niet nalaaten, onze Leezers des te onderrigten. Wy voegen 'er alleen nevens, dat de wyze van uitvoering deezer Reisbeschryvingen geenzins geschikt is om dezelve ten algemeenen Leesboek te maaken, als veel te wydlustig gedrukt. Met Kaarten en Plaaten, staat op den Tytel: geene Kaart, maar slegts één Portrait is in het Eerste Deel voorhanden; in het Tweede niets van dien aart, en, om niet te vergeefs te zoeken, ‘wordt ons verwittigd: de Plaat voor dit stuk zal by het volgende worden afgeleverd.’ |
|