Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReis van den Abt Barthelemy door Italië. Uit het Fransch vertaald, door P.G. Witsen Geysbeek. Te Amsterdam, by G. Roos. In gr. 8vo. 402 bladz.De genegenheid, welke vry algemeen heerscht, om alles, wat ter penne eens beroemden en met algemeene goedkeuring bejegenden Schryvers uitvloeide, in druk te bezitten, strekt ter oorzaake, dat men, naa derzelver dood, zich beyvert, om het onuitgegeevene op te zoeken, byeen te zamelen, en den dag te doen zien. Geen wonder dat zulks ten deele viel aan de overgebleevene Schriften van den Abt barthelemy, by onze Landgenooten inzonderheid bekend door zyn uitmuntend Werk: Reize van den jongen Anacharsis door Griekenland. Alle die naakomende Werken strekken altoos niet om den roem eens Schryvers te vermeerderen; van hoe veele zouden zy de uitgave gewraakt hebben! daar die Schriften, hoe dienstig, hoe belangryk of hoe noodzaaklyk ook, ten dage der opstellinge, dat dienstige, dat belangryke, dat noodzaaklyke, met den tyd verliezen. Deeze aanmerking hebben wy deels moeten laaten gelden, by het doorleezen van opgemelde Reis, bestaande in XLIX Brieven, iets over de helft der jongstverloopene | |
[pagina 197]
| |
Eeuwe geschreeven door barthelemy aan den Graaf van caylus, verslag doende van zyne wedervaaringen, ten opzigte van zyne Oudheid- en Penning-kundige Reis na Italie, in het verpligtend gezelschap des Franschen Afgezants de stainville. Behalven het Reisverhaal, 't welk doorgaans kort is, treft men 'er in aan, veele Oudheid- en Penning-kundige aanmerkingen, kennisgeevingen van Italiaansche Geleerden dier dagen, mislukkingen zonder tal, en bedriegeryen in oudheden, zo de Penning- als Schilder-kunst betreffende, met aanpryzingen van Mannen tot Leden der Academie. Van deeze Reis hadt barthelemy, in de Leevensberigten, door hem zelven opgesteld, eenig verslag gegeevenGa naar voetnoot(*). Naa deeze aanmerking gemaakt te hebben, kunnen wy met geene volle ruimte onderschryven, 't geen de Fransche Uitgeever deezer Brieven zegt: ‘Hoedanig ook de verdienste zy der Reis van den jongen Anacharsis, men vindt in dezelve slechts het vernuft, den geest en den styl van barthelemy; zyn character en zyn hart konden zich niet doen kennen in het character en het hart van den Scyth, dien hy reizen liet. Om dezelve te kennen, moet men hemzelven verrassen op zyne reizen, in het midden van zyne vertrouwlykheden, zyne uitboezemingen, zyne gewaarwordingen en zyne gedachten.’ - Hy voegt 'er by: ‘De Reis van barthelemy in Italie is, eigenlyk gezegd, geen werk, dat men moet aanmerken als de vrucht van zyne studien. Ofschoon het opgevuld is met bouwstoffen en geschiedkundige ophelderingen, is hetzelve niet te min ontbloot van al dien weetenschaplyken omslag, die byna altyd het vernuft aan banden legt. Het zyn de Brieven van een Vriend aan een Vriend. De gemaklykheid, de stoutheid, de openhartigheid, en het somtyds geheimzinnige, die dezelve kenmerken, geeven daaraan een graad van belang, dien nimmer werken hebben, afgemeeten met den juisten passer der overweeging.’ Deeze aanmerking mag men laaten gelden; doch doet niets af, om de daadlyke Reis boven de Kamer-reis te verheffen. Soortlyk goed en uitmuntend kunnen beide weezen. | |
[pagina 198]
| |
De Nederduitsche Vertaaler, die over 't algemeen zyne taak wel heeft uitgevoerd, voegt 'er tot aanpryzing deezer Brieven by, ‘dat zy een nieuw licht verspreiden over verscheide voorwerpen van geleerdheid, kunst en geschiedkundige beoefening. Veele antieken, opschriften, en dergelyke, die door eenige Schryvers en Reizigers voorbygegaan, of onvolledig, verkeerd of gebrekkig beschreeven en afgebeeld zyn, worden hier opgehelderd, verbeterd, en, overeenkomstig de waarheid, tot derzelver oorspronglyke bestemming te rug gebragt.’ Dit is waarheid; schoon het tevens waarheid blyve, dat laatere Reizigers en Geleerden 'er nog veel aan hebben toegevoegd. Om het denkbeeld te voorkomen of te verbannen, dat deeze Brieven alleen voor de geleerde wereld belangryk zouden weezen, zegt de Nederlandsche Vertolker: ‘De styl alleen is uitlokkend genoeg om dezelve met vermaak te leezen; men heeft geen dorre lyst voor oogen van standbeelden, ruïnen en gedenkpenningen, maar een aantal geschiedkundige byzonderheden, ontmoetingen, puntspreuken en characters, voorgedraagen in een' styl, welke de hoedanigheden van het hart en de bekoorelykheden des gevoels doet wedyveren met de vlugheid van den geest, de kracht van het vernuft, en de uitgebreidheid van eene welbestuurde geleerdheid.’ Dit moet grootendeels toegestemd worden; en hebben wy van zulk eene ontmoeting en die schryfwyze een staal gegeeven in ons Mengelwerk, 's Abbés ontmoeting by den geleerden baïardi, uit het oorspronglyke Werk, overneemendeGa naar voetnoot(*). Belangryk is het Aanhangzel, uit XIII Afdeelingen bestaande. Hetzelve bevat de ophelderende aantekeningen van eenige uitlandsche Geleerden, welke zich tegenwoordig te Parys bevinden, wegens veele weetenswaardige zaaken, in deeze Brieven voorkomende, en over welken sedert, door de naspooringen dier Geleerden, en vooral door die van den vermaarden Abt zarillo, een geheel nieuw licht verspreid is; alles strekkende tot staaving van 't geen wy zo even bybragten, wegens de ophelderingen van laatere Reizigers en Geleerden in een Gewest, waaruit voor eene halve Eeuw deeze Brieven geschreeven zyn. | |
[pagina 199]
| |
In het Voorberigt ontmoet men een verslag van den Abt zarillo, 't welk wy eerst dagten over te neemen; doch liever verkiezen wy onze aankundiging te besluiten met de mededeeling van het laatste Aanhangzel, tot eene bylaage dienende van het reeds aangetoogene Leevensberigt. De Fransche Uitgeever ontving, toen de druk van dit Werk ten einde liep, van den Representant courtois eene Anecdote en eenige byzonderheden, den Abt barthelemy betreffende, voor zyne Vrienden en die der Geschiedenis van belang. ‘De Abt barthelemy werd in staat van arrest gesteld: Mevrouw de choiseul zendt oogenbliklyk den Heer degond, haar zaakgelastigde by den Representant courtors, en verzoekt hem, de noodige poogingen te doen, om de vryheid te verwerven van den Schryver van Anacharsis. De Representant begeeft zich daadlyk naar het Committé van algemeene veiligheid; in de eerste zaal komende, is de eerste, die hy ontmoet, Mevrouw de Ex-marquisin de l'aub..., die in een groote sleepjapon hem nadert, en zegt: “Mynheer! ik kom uit naam van Mevrouw de Hertogin de choiseul de vryheid verzoeken van Mynheer den Abt barthelemy.” Een twintigtal knevelbaarden, die zulks hoorden, glimlagchten; welk een glimlagch, en op welk een tydstip! De Representant, doordrongen van het gevaar dat deeze onvoorzigtige Vrouw door haare onbescheidenheid loopen zou, antwoordt haar tamelyk ruw, dat hy geen Hertogin kent, neemt haar by den arm en doet haar zitten. Hy gaat in het Committé, vraagt de slaaking van den Abt barthelemy Het waren chabot en bazire, die het eerst zich lieten beweegen. Hy, die de meeste tegenstand bood, was de Schryver van Agis, onder voorwendzel, dat de gevangene de Reis van Anacharsis door Griekenland geschreeven hadt; dat dit Werk Aristocratisch ware. De woordwisseling hierover duurde een goed uur: eindelyk gelukte het den Representant courtois, het ontslag van den gevangenen te verkrygen. Hy snelt na Mevrouw de l'aub... en spreekt overluid deeze vertroostende woorden: “Zeg aan Mevrouw de choiseul, dat de Abt barthelemy ontslaagen is.” De braave Akademist was niet gevoelloos voor de | |
[pagina 200]
| |
poogingen van den Representant; hy ging hem bezoeken, en hem niet aangetroffen hebbende, schreef hy hem den volgenden Brief: De Burger barthelemy, Opziender der Gedenkpenningen, doordrongen van de goedheden van den Burger courtois, is gekomen om de eer te hebben van hem daar voor te bedanken, en hem zyne erkentenis uit te drukken. Hy vergenoegt zich met hem te verzekeren, dat het aandenken van zulk eene belangryke en streelende weldaad nimmer uit zyn geheugen, en nog veel minder uit zyn hart zal gaan. - - Vrydag 7 Sept. In antwoord op deezen Brief zondt de Representant de volgende vier regels aan den Abt barthelemy:
Zo van de lyst des doods uw naam werd doorgehaald,
Mogt ge, achtbre Wysgeer! door myn zorg beveiligd blyven,
Gy leeft: ben ik daarvoor niet rykelyk betaald?
'k Deed myn bedrogen land een misdaad min' bedryven.
Deeze regels zyn (in het Fransch) gegraveerd op een klein gedenkstuk, opgericht in de Vosges, ter eere van barthelemy. Na zyn ontslag hieldt de Abt barthelemy niet op te vreezen voor zynen bevryder. Op den dag van het Feest van het Opperweezen, reciteerde courtois hem dit vaers:
Den God des hemels en der aarde
Bragt ik myn hulde t' allen tyd;
Is hy de God van robespierre,
Dan wordt myn offer hem niet langer toegewyd.
“ô Hemel!” riep barthelemy, “wat zou ik ongelukkig geweest zyn, als ik vernomen had, dat men om een onnozel vaersje u op het schavot gebragt hadt! Ik zou als dan te lang geleefd hebben.” Weinig tyd na dat de Abt barthelemy in vryheid gesteld was, hadt hy die van de beste zyner Vriendinnen te verzoeken; hy was toen agt-en-zeventig jaaren oud en zieklyk! Dezelfde Representant kwam hem te hulp. “Ik kan u alle myne gewaarwordingen niet uitdrukken,” zeide de ongelukkige Akademist tegen hem in een Brief van den 29 Messidor; “oordeel over derzelver opregt- | |
[pagina 201]
| |
heid door het belang dat gy zelf in de ongelukkige deugd stelt.” Zy waren niet meer, die tyden dat deze echtgenoote van den grooten man, die het lot van Frankryk, om niet te zeggen van geheel Europa, in zyne handen hadt, omringd leefde van een gezin gelukkigen, die zy gemaakt hadt.’ Aan den voet der bladzyden vindt men eenige Aantekeningen van den Franschen Uitgeever, en eenige weinige van den Nederduitschen Vertaaler. Engelschen en Duitschers hebben ook deeze Reis vertaald. Zy verdient, schoon, onzes oordeels, veel min gewigtig dan de Reis van Anacharsis, een plaatsje in de Bibliotheek by het gemelde Werk. |
|