heb de huid bewaard, met oogmerk om dezelve aan de Koninglyke Societeit te Londen ten geschenke te zenden.
Geduurende den winter had ik veelmaal gelegenheid om jagt op deeze Dieren te maaken, 't geen my in staat gesteld heeft 'er eenige waarneemingen op te doen, welke de Natuurkundigen in staat kunnen stellen om het Geslacht of de Soort van dit Beest te bepaalen.
De afmeetingen van het bovengemelde Mannetje, gedaan op de plaats, waar ik 't zelve schoot, (op de Wester Lengte van 150o en 30′, en de Noorder Breedte van 50o.) waren: de lengte van den neus tot den wortel van den staart 5 voeten; de lengte van den staart 4 duimen; de omtrek van het lyf 4 en een halve voet; de hoogte 3 en een halve voet; de buik voor aan 1 en een vierde voet. De hoornen, in eene rechte lyn gemeeten, zyn 3 voeten en 5 duimen lang, en van eene ronde soort, komende in eene driehoekige gedaante uit den kop, gelyk die van den Ram. Met één woord, dit Beest schynt een zamenmengzel van een Hert en een Schaap, - het lichaam en het hair van het eerste, de kop en hoorns van het laatste. Het hair is kort, ruw, grof en als verdroogd. Zyne kleuren komen overeen met die der Herten en Rheebokken, en zyne vagt is donker kastanjebruin: de billen, zyn wit, en de staart, even kort als in de gemelde Dieren, is insgelyks zwart. Het hoofd is evenwel van eene andere kleur; de wangen zyn licht kastanjebruin; de snuit en het voorhoofd volkomen wit.
De Crees of Kinstianeaux geeven aan dit Dier den naam van My-Attic, zo veel als Basterd-Rendier. De Slaaven-natien noemen het Emo-ki-ca-now, 't welk almede eene soort van Hert aanduidt; maar de Canadiaanen, die my vergezelden, gaven 'er op het eerste gezigt den naam aan van le Belier des Montagnes, of de Berg-Ram.
Men ontmoet dit Beest in de rotzige Gebergten, en het onthoudt zich doorgaans in de hoogste oorden, waar iets groeit, schoon het zomtyds afdaalt tot den voet der valeijen, waaruit het, op 't verneemen van eenig onraad, tot de ontoeganglykste steilten de wyk neemt, werwaards de Jaager het zelden kan volgen. Het voorkomen van dit Beest, aan den dikken kant naast, duidt sterkte aan, en de vaardigheid zyner be-