Iets, over de cultuur van het Chineesch raapzaad.
Zedert eenige jaaren teelt men in Piemont, en in het Milaneesche, met veel voordeels, het Chineesch Raapzaad. Eene vierkante Roede van deeze plant heeft ongeveer zes schepels van dit zaad verschaft, uit het welk, door uitperssing, vier-en-tachtig ponden olie verkreegen zyn. Een Landbouwer, genoemd grandi, heeft, uit ruim drie ponden zaad, vyfhonderd drie-en-tachtig ponden zaad, en daaruit tweehonderd ponden olie, bekomen. De Chineezen bekomen, uit het verzameld zaad, het half gewigt aan olie. De Italiaanen, die gewoon zyn, veel olyf-olie, in het bereiden hunner spyzen, te gebruiken, en die, ten opzichte der olie, zeer lekker van smaak zyn, keuren de olie van dit Chineesch Raapzaad zeer goed om te eeten. Deeze olie heeft daarenboven het voorrecht, om zonder eenigen rook te branden, en verspreidt eens zo veel licht als de gewoone olie. In het Milaneesche zaait men deeze plant van 't begin van Maart tot op de helft van April. Men ploegt het Aardryk in den Herfst, zonder daar eenige mest onder te mengen, en herhaalt zulks nogmaals in het Voorjaar, eer het zaad in den grond komt. Na het zaajen laat men de Rol over het land gaan, zodanig dat het zaad maar eene halve duim diep onder het aardryk komt. Vervolgens verdunt men het opgekomen zaaizel, zodanig, dat de planten op een afstand, ten minsten van twee en eene halve duim, en ten meesten van vyf duimen, van elkander komen te staan: verplantende men, ten dien einde, het uitgetrokkene ter plaatze, daar het zaad te dun mogt zyn opgeschooten. De nachtvorsten doen geen nadeel aan dit gewas, en wanneer hetzelve, door den Hagel, wordt ter nedergeslagen, komen 'er nieuwe zydtakken voor den dag, die even goed en overvloedig zaad verschaffen als de hoofdstam. Men kan het zaad van deeze plaat bekomen by M. kohler, Koopman te Potsdam.
Deeze schatbaare plant wordt door linnaeus en wildenow genoemd Raphanus Chinensis annuus oliferus. Deeze beide Schryvers geven dit gewas op, als eene byzoort der gewoone Raap, die, huns erach-