ne lichaamen zyn maager, hunne leden zwak, en hunne gestalte is slegt geëvenredigd. Zy zyn veeleer vreesagtig dan kwaadaartig, veeleer dom dan woest; de eenvoudigste denkbeelden komen in hunnen geest niet op; zy zyn even min in staat om te begrypen als om te onthouden en na te volgen, en zy hebben zelfs de bekwaamheid niet om te begrypen, dat iets ter wereld nuttig, gemaklyk of zelfs aangenaam kan weezen.
Het zou het Menschlyk geslacht verongelykt weezen, wanneer men hun beschreef als Wilden; zy hebben 'er noch de opregtheid, noch de eenvoudigheid, noch de onafhangelykheid, noch de fierheid van: de Wilden maaken den eersten schakel aan de keten van het Menschensoort; zy schynen de laatste te weezen.
De oorsprong deezer elendelingen is niet op te speuren: men geeft voor, dat zy, in vroegeren tyde, vreeslyk waren voor de Turken. Misschien zou men mogen vermoeden, dat zy jammerzalige overblyfzels zyn van de Uscoques, die, overal verfoeid, overal vervolgd door wapenen en elenden, voor altoos, onder den geessel des schriks, verlooren hebben, en het bezef hunner onheilen, en van hunne elende - verlooren hebben niet alleen de waardigheid van Mensch, maar geest, verstand en rede: zo zeer heeft de zwaarte van verdrukkingen, even als de last van knaaging en natuurlyken schrik, het vermogen, om den Mensch zelfs in zyne gedaante te vernederen.
Deeze waarneemingen van den Heer cassas stemmen goeddeels overeen met die van den Abbé fortis. Deeze Geleerde, spreekende van de Natuurlyke Historie van dit gedeelte des Graafschaps van Sebenico, en onder andere van het groot aantal van Visschen, die, in verschillende jaarsaisoenen, zamenschoolen op de hoogte van Slosella, drukt 'er zich in deezer voege over uit. Ondanks de overvloed en de verscheidenheid dier Visschen, verwaarloozen de vadzige Inwoonders van Slosella alle middelen om 'er voordeel van te trekken; zy houden zich te vrede met van de hand in de tand, den eenen dag voor, den anderen naa, te leeven; zy eeten, zonder brood, en dikwyls zonder eenige toebereiding, allen visch, dien zy vangen. In het voorjaar geneeren zich die hoogstluije Menschen meest geheel en al met Zeekatten. Zy vangen dezelve door onder het water boomtakken te leggen, waaraan die